Streven. Jaargang 23
(1969-1970)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 118]
| |
Manipuleren met hersenen
| |
[pagina 119]
| |
Isolatie en transplantatie van de hersenenHet meest radicale hersenexperiment bestaat in hun scheiding (isolatie) van het lichaam tegelijk met de poging ze ook dan nog in leven te houden of zelfs ze op een organisme over te planten Zo hebben Russische onderzoekers koppen van kleinere honden op de hals van grotere getransplanteerd. Omdat zij er in slaagden de grote bloedvaten die naar de hersenen leiden, vlug genoeg aan te sluiten aan die van een donor, konden deze hersenen gedurende een aantal uren in een toestand worden gehouden waarin zij tot reageren in staat waren. White, Albin en Verdura (1963) isoleerden vijf breinen van rhesusapen volledig van de toevoerende zenuwen en bloedvaten, zij voedden ze echter met behulp van de bloedsomloop van een donor. De hersenen leefden, zoals vooral de elektrische hersenactiviteit aantoonde, nog honderddertig tot honderdveertig minuten, reageerden op prikkels van de gezichts- en gehoorzenuwen en gaven zenuwimpulsen doorGa naar voetnoot1. Zal het lukken ook de hersenen van een mens buiten het lichaam verder te laten leven; althans voor een beperkte tijdsduur? Dit is nauwelijks aan twijfel onderhevig, omdat de uiterst snelle vooruitgang van de biotechniek dergelijke experimenten steeds meer vergemakkelijkt. Dan doen zich echter terstond een aantal moeilijke vragen voor, b.v. naar de ‘persoonlijkheid’ en het bewustzijn van deze menselijke hersenen, waarin de inhoud van een heel mensenleven is opgeslagen, die echter nu de aansluiting aan de buitenwereld langs de weg van de zintuiglijke organen hebben verloren. Alleen nog maar door het bloed van de donor en door de elektroden die hun functie controleren of prikkels afgeven, staan zij met die buitenwereld in verbinding. Clarke (1964) beweert dat hersenen die van het lichaam gescheiden zijn maar door draadleidingen of radio met daartoe geëigende kunstmatige organen zijn verbonden, ‘aan iedere denkbare belevenis kunnen deelnemen, hetzij reëel of slechts in de verbeelding’. Hoe men ook staat tegenover zulk een soort experimenten, eens zullen ze gedaan worden, misschien zijn ze reeds in alle stilte en heimelijk verricht. Misschien zal men ook eens de poging doen de gezonde hersenen van iemand die zo juist is gestorven over te brengen op een zieke die met een onmiddellijke hersendood wordt bedreigd, zoals men dit al doet met bloed, huid, nieren, lever, hart enz., ook al zullen nog welhaast onoverkomelijke | |
[pagina 120]
| |
moeilijkheden overwonnen moeten worden, voordat zulk een transplantatie verricht kan worden. De juridische en esthetische problemen die zich dan terstond voordoen, zullen aanzienlijk zijn. | |
Hormonale behandeling van de hersenenAndere experimenten op de hersenen zijn gericht op vergroting en gelijktijdige vermeerdering van het aantal neuronen en wel door behandeling of stimulering met behulp van het groeihormoon, om zo de intelligentie op te voeren. Lederberg (1963, 1965) betreurt dat tot nu toe nog merkwaardig weinig experimenten met dieren zijn gedaan om bepaalde fundamentele problemen van de hormonale regulatie van de hersengrootte te onderzoeken. Het zal, volgens hem, niet lang meer duren tot wij de voorwaarden hebben geschapen voor het ontwikkelen van een techniek die het mogelijk maakt de grootte van de menselijke hersenen door ingrepen vóór of na de geboorte te regelen. Hij acht de vooruitzichten voor de verandering van menselijke hersenen die zich nog in een stadium van ontwikkeling bevinden, door behandeling van de foetus of de baby niet ongustig. Bepaalde veranderingen ‘zullen, tenminste bij “normale” kinderen, constructief tot stand gebracht kunnen worden, mogelijkerwijs kunnen zij de grenzen van de huidige genetische ontwikkeling doorbreken’. Ook Pontecorvo (1965) denkt aan ‘euphenische’ ingrepen, zoals de toepassing van een hormoon om de ontwikkeling van de groeiende hersenen te beïnvloeden, v. Verschuer (1966) vindt daarentegen ‘de gedachte aan een opvoering van de hersenfuncties door kunstmatige vermeerdering van de hersencellen een utopie. Elke overschrijding van onze norm heeft volgens de tot nu toe opgedane ervaringen pathologische verschijnselen ten gevolge’. Bij ratten heeft men, volgens een mededeling van Zamenhoff (1965), door toediening van groeihormoon bereikt dat de deling van de zenuwcellen van de hersenen zich langer voortzette dan het tijdstip waarop zij anders (kort voor de geboorte) de deling beëindigen. Op deze manier kregen zij grotere hersenen met 86 percent meer neuronen. ‘Toen daarna de ratten in een labyrint getest werden op hun intelligentie, vond men dat ze iets intelligenter waren’. Zij ontdekten nl. het verstopte voedsel vlugger dan de ouderdieren met normale hormonale huishouding. ‘Op grond hiervan schijnt het dat vroegtijdige toediening van groeihormoon het aantal van onze neuronen kan vergroten en onze intelligentie verbeteren’. Het is wel gewaagd uit een experiment op dieren conclusies te trekken voor de mens. Men moet nl. bedenken dat er in de menselijke hersenen naar het schijnt ‘onvervulde gebieden’ zijn, zoals de verbazingwekkende variabiliteit van 850 tot 2000 cc bij gelijke intellectieve prestaties en andere bevindingen | |
[pagina 121]
| |
doen verwachten. Inderdaad kunnen mensen bij wie de ene helft van de schors der grote hersenen of gedeelten van de hersenen langs operatieve weg verwijderd moesten worden, niet alleen verder leven, maar ook de motorische en geestelijke functies tot zekere graad verder verrichten. Functies die tot dusver b.v. door de linkerhelft werden verricht, werden na verloop van enige tijd door de rechterhelft overgenomen. Daarom heeft Rensch (1958) de hypothese van een ‘postintrogressie’ opgesteld, volgens welke ‘additionele, nieuwe gebieden die tijdens de evolutie van de hersenen ontstaan, secundair met functies worden gevuld’. Bovendien bleek ‘dat de uitwerking van beschadigingen van de menselijke frontaalkwabben de klassieke opvatting van de zeer belangrijke rol van deze structuren bij het doorgeven van hogere functies’ niet bevestigt. (Teuber 1959). | |
Stimulering van de hersenen door psychofarmacaHeden ten dage heeft zich een nieuwe tak van wetenschap buitengewoon snel ontwikkeld, de psychofarmacologie. Haar hoofddoel is weliswaar de synthese van speciale medicijnen en drugs die geschikt zijn voor de behandeling van psychiatrische verschijnselen. Maar haar produkten, de psychofarmaca, hebben inmiddels een geweldig groot aantal afnemers gevonden. Het glas water naast tabletten tegen slapeloosheid en hoofdpijn of andere kalmeringsmiddelen op talloze nachtkastjes zijn zonder meer symbolisch voor de veroveringstocht van de psychische geneesmiddelen. In buitengewoon groot aantal worden ze ingenomen. Deze sterke behoefte aan tabletten komt zeer zeker meer voort uit verlangen naar ontspanning en kalmering dan uit dat naar stimulering, maar het valt niet te ontkennen dat het heil van deze psychofarmaca tevens gepaard gaat met een overvolle maat aan gevaren en helaas ook met zenuwinstortingen en letsel voor het leven. De psychofarmaca zijn een ernstig probleem geworden. Van de doelgerichte toepassing van speciale psychofarmaca verwacht men inzicht in de met de zenuwen in verband staande grondslagen van het bewustzijn, de waarneming, de gevoelsreacties, de gedragingen enz. Ook hoopt men dat deze middelen zullen bijdragen tot verdieping van de beleving en tot variatie van de gevoelservaringen, geheel afgezien van de kalmering, ontspanning en genezing van hen die psychisch belast zijn. Anderzijds valt echter te vrezen dat de steeds toenemende mate van specialisatie en doelgerichtheid bij de toepassing van psychotherapeutische middelen wel eens tot experimenten zou kunnen leiden die ten doel hebben het menselijk gedrag onder bewuste controle te krijgen, hetgeen b.v. zou kunnen gebeuren in gemeenschappen die zich van zulke mogelijkheden bewust zijn. Volgens Hoagland (1963) is er maar weinig dat pleit voor leiding van nor- | |
[pagina 122]
| |
male mensen door toepassing van de bekende psycho-actieve preparaten. ‘Want deze stoffen, die misschien bij psychotische patiënten depressies en angst kunnen verminderen, kunnen normale mensen alleen maar in verwarring brengen en ongelukkig maken. Efedrine en zijn derivaten zetten weliswaar iemand die vermoeid is, voor korte tijd tot grotere activiteit aan, maar de erop volgende kater heft de tijdelijke winst weer op. De functies van normale, gezonde organen, met inbegrip van de hersenen, konden door deze preparaten tot dusver niet merkbaar worden verbeterd. Dit geldt ook voor het gebruik van medicamenten bij wedstrijden van sportieve en andersoortige aard. Wanneer sommige stoffen met farmacologische werking, met inbegrip van alcohol, een mens het gevoel geven dat zijn mogelijkheden worden opgevoerd, dan tonen experimenten aan dat dit in feite niet het geval is’. Als middelen ter ‘vervolmaking van de intelligentie’ kunnen misschien worden aangeduid de middelen die het leervermogen moeten verbeteren en toepassing vinden bij dierproeven en bij zieken. Zo kan b.v. magnesiumpemoline, een middel dat het centrale zenuwstelsel prikkelt, de geheugenprestatie van ratten opvoeren. Deze stof bevordert nl. de synthese van ribonucleïnezuur (RNA), zodat de dieren bij de dressuur onder invloed van dit middel niet alleen vlugger leren maar ook het geleerde beter onthouden. Men heeft het ook toegepast bij patiënten die aan ernstig, door psychose of ouderdom veroorzaakt geheugenverlies leden, met het resultaat dat na langduriger behandeling de prestaties verbeterden, vooral het leeren herkenningsvermogen. Hoagland (1963) maakt melding van de stimulerende medicamenten strychnine en picrotoxine, die men ratten vóór en na het experiment toediende. Beide stoffen verhoogden de leersnelheid. Deze ‘duidelijke verbetering in het bewaren van opgenomen informatie met behulp van medicamenten, die resulteert in een verbetering van het leervermogen, opent interessante, praktische mogelijkheden bij leerprocessen in de toekomst’Ga naar voetnoot2. Sinds enige tijd is de drug LSD 25 onderwerp van gesprek, waarvan de uitwerking in menig typisch opzicht lijkt op de mescaline-roes. De kranten schrijven erover onder opschriften als ‘LSD 25 - een gevaarlijk paradijs’, | |
[pagina 123]
| |
‘De weg naar de hallucinatie’, ‘Medicijn of narcoticum’, enz.. Deze stof werd oorspronkelijk gewonnen uit de schimmel die rogge aantast, hij kon echter inmiddels door analyse geïdentificeerd worden als lysergzuurdiaethalamide (LSD) dat gemakkelijk kan worden samengesteld. Dit narcoticum noemen zijn verdedigers ‘een vitamine voor gemoed en geest’ en een ‘sleutel tot de innerlijke wereld’, terwijl de tegenstanders het voor de ‘gevaarlijkste drug van onze eeuw’ houden, en het aanduiden als het ‘opiaat van het westen’, een middel met sterkere werking dan mescaline. De beschrijving van de effecten van dit hallucinaties bewerkende middel is zeer gevarieerd; er wordt gesproken van bewustzijnsverwijding, opening van onvermoede perspectieven, buiten zich zelf treden, ongewone helderheid, bevrijdend verdwijnen van het verantwoordelijkheidsgevoel, zich losmaken van het milieu, zweven in de eindeloze ruimte, hallucinaties in overweldigende kleuren, maar ook van oplossing van het eigen lichaam, verbrijzeling van het eigen ik, wervelen door het heelal, groeiende angstvoorstellingen, ontzettende vrees voor de verplettering van de eigen persoon enz.. In elk geval laat LSD 25, evenals andere narcotica, duidelijk zien tot welke tijdelijke prestatieverhoging de menselijke hersenen in staat zijn. Ook deze ervaring van het uiterst mogelijke maakt deel uit van het onderzoek van het menselijk brein. Volgens Miller (1966) heeft het chemisch onderzoek van de hersenen tot nu toe twee significante feiten opgeleverd. ‘Ten eerste kunnen bepaalde hersencellen door speciale chemicaliën geprikkeld worden en op de tweede plaats kan driftmatig gedrag met chemische middelen te voorschijn geroepen en in stand gehouden worden’. Zo kan b.v. door inspuiting van een zoutoplossing in een bepaalde plek van de hypothalamus bij geiten een zeer sterk dorstgevoel opgewekt worden, door injectie van het mannelijk geslachtshormoon testosteron, al naar gelang van de getroffen plaats van de hypothalamus, moederlijk gedrag of mannelijke seksuele activiteit of zelfs een eigenaardige combinatie van beide; door het inbrengen van andere stoffen met chemische werking (acetylcholine, noradrenaline) in de zijkant van de hypothalamus honger, verzadiging en dorst. Men was in staat zenuwbanen te ontdekken die betrokken zijn bij beloning en bestraffing. Al deze experimenten dienen om de neuronencircuits in de hersenen op te sporen, die de verschillende gedragspatronen beheersen, dus om de neurofysiologische grondslagen van het gedrag te onderzoeken. | |
Prikkeling van de hersenen door elektrische impulsenHet is niet precies bekend hoeveel feiten, indrukken en belevenissen onze hersenen in de loop van ons leven kunnen bewaren, omdat wij hetgeen wij | |
[pagina 124]
| |
beleefd hebben, niet ten allen tijde weer in ons bewustzijn kunnen oproepen. Het schijnt echter veel meer te zijn dan verwacht werd. Op grond van de onderzoekingen van Penfield, Roberts en medewerkers (1959) bestaat zelfs alle reden aan te nemen dat wij in de grond van de zaak niets vergeten. Zij slaagden er nl. in door prikkeling van verschillende hersendelen, in het bijzonder van de hippocampus, die nog tot het ‘limbische systeem’, het gebied van de emoties met het ‘emotionele geheugen’ wordt gerekend, reeds lang verloren gewaande, emotioneel gekleurde herinneringsbeelden weer tot leven te brengen, en wel met zulk een duidelijkheid alsof een scène uit een film voor ons geestesoog wordt afgedraaid. Zelfs details, zoals licht, kleur, geur, klank, woord en persoonlijke interpretatie werden waargenomen. Als de elektrische prikkeling het verleden terugroept, aldus beschrijven Penfield en Roberts dit proces, ‘lijkt de patiënt een vroegere periode opnieuw te beleven en die gebeurtenissen waarvan hij zich in die vorige periode bewust is geweest, weer waar te nemen. Het is alsof de bewustzijnsstroom opnieuw zo stroomt als in het verleden.... De patiënt neemt echter nog meer waar. Hij heeft een dubbel bewustzijn. Hij begeeft zich in de bewustzijnsstroom van het verleden; hij is dezelfde als in het verleden; maar wanneer hij naar de opeenvolging van de stroom kijkt, is hij zich alleszins bewust van het heden’. De patiënt weet dus dat zijn belevenissen herinneringen en niet actuele gebeurtenissen zijn. De patiënt herkent voorts de ervaringen van zijn verleden als authentiek. Ook al heeft hij de gebeurtenissen vergeten, hij twijfelt er toch niet aan dat het een gebeuren was waarbij hij een rol heeft gespeeld. ‘Van belang is ook de constatering dat de tijdfilm altijd in voorwaartse richting afloopt, nooit achterwaarts, zelfs dan wanneer hij herrijst uit het verleden.... Zolang de elektrode tegen de betreffende plek wordt gehouden, gaat het beleven van een dag uit het verleden in voorwaartse richting. Er bestaat geen tegen- of vasthouden, geen teruglopen of oversnijding met andere perioden. Wanneer de elektrode wordt verwijderd, breekt de belevenis even plotseling af als zij begon’. ‘Er bestaat een neuronaal afschrift van de bewustzijnsstroom’, aldus vatten Penfield en Roberts hun opvatting samen, ‘die alles wat een mens eenmaal waarnam, zelfs onbelangrijke gebeurtenissen, in een continue opeenvolging minuut voor minuut vasthoudt. Dit noteren van de stroom van vroegere bewustzijnstoestanden kan bij gelegenheid door middel van elektrische prikkels van het interpretatieve gebied van de hersenschors van een mens die bij bewustzijn is, gereactiveerd worden’. Geen mens zou echter in staat zijn zijn levensgeschiedenis opzettelijk te reactiveren. In hypnotische toestand, waarin een dergelijke reactivering bijwijlen kan worden waargenomen, is de gehypnotiseerde niet meer meester van zichzelf. Wanneer een opzettelijke bewustmaking van het verleden | |
[pagina 125]
| |
mogelijk zou zijn, dan zou de mens wel eens, aldus de opvatting van Penfield en Roberts, ‘hopeloos in de war kunnen raken’Ga naar voetnoot3. Als de motorische windingen geprikkeld worden, aldus Penfield en Roberts, kan de patiënt wel verbaasd zijn over de ontdekking dat hij zijn arm of been beweegt, maar hij heeft nooit de indruk dat hij zelf de wil had dit te doen. ‘Als de gehoorschors wordt gestimuleerd, dan beschrijft de patiënt de geluiden op verschillende manier als luiden, brommen, tonggeklik, bruisen, tsjilpen, zoemen, kloppen of gestommel. Hij heeft echter nooit de indruk dat hij woorden of muziek of iets wat een herinnering voorstelt, gehoord heeft. Bij prikkeling van de optische schors is wat de patiënten zien heel wat meer elementair dan de dingen die zij in het normale leven zien. Wat zij zien beschrijven zij als ‘flikkerend licht’, ‘kleuren’, ‘sterren’, ‘vuurwielen’, blauwgroene en roodgekleurde schijven’, ‘vale en blauwe lichten’, ‘gekleurde wervelende ballen’, ‘uitstralende grijze, op een stift lijkende voorwerpen’, ‘die roodachtig of blauw worden’, enz.. Al deze sensorische prikkels zijn elementair. Een elektrode die 40, 60 of 80 impulsen per seconde afgeeft aan het opnamevlak van een sensorisch schorsgebied, is niet in staat de verschillende patronen van de stroomimpulsen weer te geven die normaliter op deze plaats aankomen wanneer een mens de voorwerpen uit zijn omgeving ziet of voelt of hoort’. Met behulp van uiterst fijne elektroden is men thans in staat zeer bepaalde plekken van de hersenen te stimuleren. Zo kunnen door elektrische prikkeling van verschillende plaatsen van het limbische systeem, waar het ‘emotionele geheugen’ is gelokaliseerd, lust- en onlustgevoelens opgewekt worden. Ratten bij wie een fijne elektrode duurzaam op een bepaalde plaats was ingeplant, hadden de mogelijkheid een toets in te drukken om de stroom in te schakelen. Wanneer de elektrode in de hersenen een plek voor lustgevoelens prikkelde, dan drukten de dieren telkens weer deze toets in tot zij niet meer konden. Als ze de keuze hadden tussen deze toets en een andere die voedsel leverde, dan zagen zij liever van het voedsel af en drukten de ‘lusttoets’ in. Bevond de elektrode zich in het gebied van de gevoelens van onlust, dan meden de dieren de desbetreffende toets. Soortgelijke proeven heeft men met apen gedaan. Ook bij de mens zijn deze waarnemingen bevestigd. Zo bracht men na prikkeling van de uit het | |
[pagina 126]
| |
dierexperiment bekende punten - met instemming van de patiënt - b.v. lust- of onlustgevoelens teweeg. Ook kunnen elektroden in het lichaam worden gebracht, om een onderzoek in te stellen naar nog onbekende gewaarwordingenGa naar voetnoot4. Met deze in de hersenen ingebrachte elektroden die elektrische impulsen tot stand brengen, zet natuurlijk de toekomstmuziek met krachtige tonen in. Zo acht Ropp het mogelijk, naar Rieker (1965) meedeelt, door elektrische prikkeling ‘elke gewenste gewaarwording, hetzij zien, tasten, smaak of reuk (kunstmatig) teweeg te brengen. Wat een toekomstvooruitzichten voor de vermakelijkheidsindustrie!’ De cinema van de toekomst zou een door elektriciteit opgewekte hallucinatie zijn, waarbij scherm, projector, beelden en ogen overbodig zouden zijn: stroomstoten op de reukwindingen zouden voor overeenkomstige reukgewaarwordingen zorgen, elektrische prikkeling van de kernsystemen van de tastzin in de hersenen voor echte gewaarwordingen, andere elektrische impulsen voor geluksgevoelens of angsten, enz.. Ook de extase van een mysticus en de verrukking van een kunstenaar bij zijn scheppende arbeid zouden op zekere dag door minimale stroomstoten tegen bepaalde uiterst kleine hersencentra kunstmatig voortgebracht kunnen worden. ‘Zouden wij later kunstmatige herinneringen kunnen ‘componeren’, op een geluidsband overnemen en ze daarna met elektrische of andere middelen naar de hersenen toevoeren’, zo ‘dicht’ Clarke (1964), ‘dan zou een “surrogaat-belevenis” ontstaan die veel levendiger zou zijn (omdat het met alle zinnen zou worden opgenomen) dan elke andere die alle middelen van Hollywood bij elkaar ons zouden kunnen verschaffen. Dat zou inderdaad de meest volmaakte vorm van amusement zijn - een fictief gebeuren en toch zo echt of nog echter dan de werkelijkheid’. Clarke spreekt zelfs van een tele-leiding van hele volkeren over | |
[pagina 127]
| |
centrale zenders, waarvan de uitgezonden impulsen zich richten tot de ‘beloning- en strafcentra’ van de mens. Wanneer men de werking van de verschillende medicamenten, in het bijzonder van narcotica als LSD en mescaline, en andere psychofarmaca met speciale uitwerking voegt bij de mogelijkheden tot prikkeling langs elektrische weg, dan gaan wij, zoals Rieker (1965) zegt, ‘een tijd tegemoet waarin de mens zijn karakter, zijn verstand en zijn gemoed naar believen kan aanpassen aan de behoefte van iedere dag’. De beschreven toekomstvisioenen, die nog met vele vermeerderd zouden kunnen worden, laten wel duidelijk zien in welke richting men wenst en verwacht dat de experimenten op de menselijke hersenen worden voortgezet, en op welke resultaten men heimelijk hoopt. Maar dergelijke experimenten, hetzij van operatieve aard of met behulp van hormonen, medicijnen of elektrische impulsen, zijn steeds verbonden met een groot risico. Het hersenonderzoek zal derhalve, zoals Haldane (1963) terecht zegt, ‘even gevaarlijk zijn als de exploratie van de Antarctis of de diepten van de wereldzee, maar heel wat meer lonend’. Het onderzoek zal zich moeten beperken tot personen met hersenletsel, die medische hulp behoeven, of tot vrijwilligers. Mochten echter niet voldoende volwassen vrijwilligers beschikbaar zijn, dan zouden, naar Haldane's opvatting, in een toekomstige samenleving met andere idealen dan de onze veel ouders bereid gevonden worden ‘het leven van hun kindje te riskeren in de hoop dat het buitengewone krachten zou kunnen ontwikkelen’. Hier treedt drastisch aan het licht wat het eigenlijke doel is van de experimenten op de menselijke hersenen: vervolmaking van de intelligentie en van het beleven. Daar men dergelijke experimenten en kunstgrepen onbewogen zal voortzetten, behoeven de daardoor opduikende moeilijke en ernstige problemen van juridische, politieke, sociologische en ethische aard dringend een grondige en omvattende discussie.
Een uitvoerige uiteenzetting van het manipuleren met menselijke hersenen is te vinden in P. Overhage, Experiment Menschheit. Die Steuerung der menschlichen Evolution, Frankfurt, 19682. Hier zijn ook de werken van de in de tekst aangehaalde auteurs genoemd. |
|