Andere oorzaken van weerstanden zijn:
- De bedrijfsleiding moet studie maken van de computer en dit is moeilijk. Men moet precies weten wat men wil en dit helder en volledig kunnen formuleren. Kan men dit niet, en dat is nogal eens het geval, dan wordt het werken met de computer een teleurstelling;
- Werknemers zijn bang dat zij door de automatisering overbodig zullen worden;
- Bepaalde veranderingen zullen de arbeidsvoldoening bij een groep werknemers doen verminderen door uitholling van hun taak; hiertegenover staat bij een andere groep: verhoging van de arbeidsvoldoening;
- Bepaalde veranderingen zullen bewerkstelligen dat de kennis van de werknemers niet meer past bij de nieuwe taak. De noodzakelijkheid van bijscholing of omscholing kan vooral bij de oudere werknemer weerstanden oproepen;
- Bij de omscholing van hooggeschoolden, wier functie de inhoud verloren heeft, doen zich nog andere problemen voor: de lange duur (5 à 10 jaar) van een nieuwe scholing om hetzelfde niveau te bereiken; de omgeschoolde zal weer als beginneling moeten starten, het verlies van status en inkomen, de rivaliteit met jongeren, die dit beroep direct hebben gekozen.
Prof. Wiegersma meent dat voor deze categorie de oplossing gezocht moet worden in overbrenging van de uitvoerende sector naar organisatorische functies.
In elk geval is duidelijk dat de ontwikkeling consequenties inhoudt voor:
1. het bedrijfsleven:
Het bedrijfsleven zal de nadelige gevolgen van de technische ontwikkeling voor de werknemer zoveel mogelijk moeten opvangen door personeelsplanning op lange termijn, door voorlichting over technische veranderingen, door interne scholing en omscholing en in het algemeen door in de bedrijfsvoering technische en sociale gezichtspunten te integreren.
Wil men bereiken dat de jeugdigen die men thans aanneemt, later geschikt zullen zijn of blijven voor andere, gewijzigde en vaak meer gekwalificeerde functies, dan zal men er voor moeten zorgen dat zij niet afstompen, dat zij niet verleren te denken en te beslissen, dat zij hun ambitie niet verliezen, dat zij geen verkeerde arbeidshouding ontwikkelen, dat zij verantwoordelijkheidsbesef en gevoel voor samenwerking ontwikkelen, dat zij bereid zullen zijn zich t.z.t. bij te scholen of om te scholen.
2. het onderwijs:
De vorming van jeugdige werknemers zal gericht moeten zijn op vorming van all-round industrie-arbeiders met daarnaast een zekere scholing voor de te kiezen eerste functie.
Veel aandacht zal gegeven moeten worden aan het aanleren van methoden en vaardigheden om eigen geestelijke gaven te gebruiken.
Er zal meer accent moeten vallen op de ontwikkeling en het gebruik van capaciteiten en creativiteit dan op geheugenwerk. Deze creativiteit zal niet