Streven. Jaargang 22
(1968-1969)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 691]
| |||||||||||||
Synergische architectuur
| |||||||||||||
[pagina 692]
| |||||||||||||
gende natuur, tussen het éne object en het andere, tussen het object en de mens die het gebruikt. Behoefte aan synergie, aan concreetheid, treedt dus onder alle vormen op. Welnu, de techniek van vandaag heeft een drempel overschreden. Om het even welk technisch orgaan is tegelijk abstract en concreet, maar terwijl die van weleer vooral hun abstractie manifesteerden, zijn die van vandaag zo geëvolueerd, dat ze vaak opvallen door hun concreetheid. En ten gevolge daarvan gaat de hele omringende wereld er anders uitzien. In Le nouvel âgeGa naar voetnoot2 heb ik proberen aan te tonen hoe dat overal zichtbaar wordt: in alle kunsten, in de wetenschap, de filosofie, de architectuur. Hier zou ik stil willen staan bij deze laatste en laten zien hoe de synergie, die een schema van denken en verbeelding is geworden, de architectuur enkele kenmerken oplegt waar ze niet aan kan ontkomen (I), welke gevolgen dat heeft voor de mens in die architectuur (II) en welke politiek daarvoor nodig is (III). | |||||||||||||
De ArchitectuurDe synergische techniek omvat alles. Architectuur wordt landschapWat een orgaan buiten zich laat, creëert aan de rand franjes van abstractie en dus verlies aan informatie en energie. Het synergisch net wil daarom álles omspannen, de hele planeet, woestijnen, poolgebieden en atmosfeer inbegrepen, en zelfs de reservaten die er in uitgespaard worden zitten nog in het net. Op alles legt het beslag, niet alleen in omvang, maar ook in de diepte (de agronoom bijvoorbeeld wil gronden herstructureren tot in hun textuur). Aldus ontstaat een milieu dat niet meer beheerst wordt door de natuur, maar evenmin louter artificieel is. De synergie roept een ‘middenrealiteit’ in het leven, natuur en kunstmatigheid zijn er niet in te scheiden. | |||||||||||||
[pagina 693]
| |||||||||||||
De architectuur omvat de hele door de mens ingerichte omgeving: gebouwen, straten, auto- en spoorwegen, luchthavens, om het even welk georganiseerd gebied. Zij staat niet meer in een landschap, zij palmt het hele landschap in. Dat wil niet zeggen dat zij het vernietigt. Object en milieu worden door de synergie ineengevoegd, het milieu wordt volgens de uitdrukking van Simondon een ‘geassocieerd milieu’. En wij gaan spreken van een architectuur-landschap: een architectuur die méér is dan een compromis met het landschap, die het landschap ook niet verkracht, maar een typische middenrealiteit. Zij is geen middel meer (een middel om te beschermen, te isoleren, te spreiden), maar wordt gelijk aan de ruimte-tijd, die beweging en zijn is. Een landschap is geen middel. Daarmee verliest de architect zijn comfortabele positie van vroeger: hij kan zich niet meer laten leiden door de natuur of door zogenaamde natuurwetten, hij kan haar niet meer gebruiken als achtergrond, hij kan niet meer volstaan met het organiseren van al bestaande natuurfragmenten. Wel moet hij de natuur blijven respecteren. Respect en inventie moeten hand in hand gaan: respect met het oog op inventie, om in het artificiële universum zelf het diepste van de natuur op te halen. | |||||||||||||
De interne logica van de synergische techniek. De re-architectuurDe technische functies van de oude wereld waren abstract en weinig gedifferentieerd. De ruimten waarin ze ondergebracht werden, hoefden niet al te rigoureus vast te liggen, de architect beschikte over een grote vrijheid wat hun afmetingen en schikkingen betrof. De zeer gedifferentieerde en veelvuldig in elkaar vervlochten functies van een synergisch net daarentegen vereisen een hulsel dat ze vast inpakt. Bovendien verwijzen ze onderling naar elkaar, geven elkaar betekenis, zo rigoureus, dat ze uit zichzelf hun betekenis vorm geven. De taak van de architect is dan niet meer, triomfantelijk orde te scheppen in vlottende realiteiten, maar van meet af aan wordt hij geconfronteerd met een al vooraf architecturerend en gearchitectureerd systeem. Architectuur wordt re-architectuur. Daarin zijn de volgende etappes te onderscheiden:
| |||||||||||||
[pagina 694]
| |||||||||||||
Dat is, sedert het Bauhaus, de bedoeling van het functionalisme, dat zegt: in de architectuur gaat het niet in de eerste plaats om comfort, om rendement of kunst, maar om betekenis. Wie architectuur herleidt tot comfort, herleidt de mens tot zijn behoeften, terwijl hij vooral gedragen wordt door verlangens of, wat op hetzelfde neerkomt, door betekenissen, die vaak genoeg in strijd zijn met comfort. Wie architectuur herleidt tot rendement, vergeet dat in de hedendaagse techniek informatie belangrijker is dan energie en dat zij minder in kwantiteit (hard ware) dan in kwaliteit (soft ware) gemeten wordt, weer dus vooral door de vele, soepele betekenissen welke zij oproept en verwerkt. Architectuur waarderen als kunst kan heel nobel schijnen, maar is al even gevaarlijk. Soms inderdaad is een gebouw ook echt kunst: een stuk wereld dat op zichzelf een hele wereld vormt, een stuk ruimte-tijd waarin de oneindigheid en universaliteit van de relaties zichtbaar worden. Maar zulke glorieuze hoogtepunten zijn zeldzaam. Goed, menselijk is architectuur zodra zij onze werkzame relaties tot de omringende wereld verstaanbaar en zintuigelijk weet te organiseren. Zij is in principe niet utilitair, niet artistiek, maar semantisch. Dit zijn waarheden zo oud als de Dogondorpen (ill. 2) en de koningspaleizen. Maar zij krijgen bijzonder belang nu de taak van de architectuur gaat bestaan in de her-semantisering van een reeds gesemantiseerde technische wereld. | |||||||||||||
De synergische techniek bestaat uit wisselwerking. De open architectuurAls het waar is dat synergie niet alleen speelt tussen de verschillende organen van een technisch object, maar ook tussen het ene object en het andere, tussen de objecten en hun omgeving, dan volstaat het niet meer, autonome, ‘verzadigde’ systemen te creëren, zoals de automaten van de 18e eeuw, dan moeten we ‘open’ systemen vinden, die informatie en energie uitwisselen met zoveel mogelijk andere systemen. In de mythologie van de techniek maakt de robot plaats voor het net. En dat blijkt ook in de architectuur op vele manieren. | |||||||||||||
Voorrang van weg op woningDe weg - in de ruimste betekenis van dit woord - gaat een steeds grotere rol spelen. De wereld van gisteren bestond uit woningen die met elkaar verbonden waren door communicaties. De wereld van morgen zal bestaan uit communicaties die hier en daar knopen vormen, stabiele punten waar de mens zich kan vestigen (ill. 3). In Italië bijvoorbeeld wordt de autostrada als het ware het | |||||||||||||
[pagina 695]
| |||||||||||||
referentiesysteem van de architectuur. De wegen van de Beauce leidden naar de kathedraal van Chartres; Michelucci's Chiesa dell' Autostrada bij Florence is nog slechts een geleding van de Autostrada del Sole. | |||||||||||||
Fusie van woning en circulatieHet oude huis bestond uit een verzameling van sterk geïndividualiseerde kamers, die met elkaar slechts door deuren, gangen of trappen verbonden waren. De synergie daarentegen streeft naar schikkingen waarin men tegelijk circuleert en verblijft: bewoonde wandelplaatsen, bewandelbare woningen. Tot voor kort, zelfs nog in Le Corbusier's Villa Savoye (ill. 4) werd deze ‘functie van de schuine lijn’ uitsluitend waargenomen door de verbindingen tussen de verdiepingen; Virilio en Parent gaan nu al zo ver dat zij ze inbouwen in vloeren en muren (ill. 5). | |||||||||||||
Fusie van architectuur en meubelDe klassieke wereld werd, alles bijeen, geregeld door de volgende relaties: het juweel zat in een kistje, het kistje in een kast, de kast in een kamer, de kamer in het huis, het huis in de straat, de straat in de stad, de stad in het landschap. De goederenschaarste sacraliseerde de behoefte om alles op te bergen, ideologisch wilde men relaties tot stand brengen tussen in hun individuele zelfstandigheid gehandhaafde mensen of dingen. Zo'n maatschappij moest zich vooral bezighouden met het ineenschuiven van hulsels en inhouden. De massaproduktie en de daarmee gepaard gaande desacralisatie van de behoefte om dingen op te bergen, en vooral de ontwikkeling van een synergische mentaliteit hebben een radicale verandering teweeggebracht: niet meer de vraag, wat wat inhoudt of omvat, staat op de voorgrond, maar wat op wat inwerkt; niet meer het inhoudelijke maar het operationele verband. Zoals voor de machine is ook voor het meubel het ideaal niet meer, dat het volledig op zichzelf staat, gesloten, maar dat een wisselwerking ontstaat tussen de verschillende meubelen, vooral tussen meubelen en woning en circulatie; het meubel zit niet meer in de architectuur maar treedt ermee in dialoog. Reeds in de Villa Savoye waren meubelen verlengstukken van muren, en muren namen functies van meubelen over. In de ‘living-ground’ van Virilio en Parent zitten meubelen in de vloer: de vloer wordt zitplaats, tafel, bergplaats; stoelen, tafels, bergplaatsen vormen de vloer. | |||||||||||||
Verdringing van de isolerende decoratieEen wereld van omhulsel en inhoud sluit het object onvermijdelijk op in zichzelf. De decoratie van vroeger was niet zozeer een verfraaiing die van de realiteit abstraheerde, als een poging om de realiteit los te maken van haar achtergrond, ze te individualiseren: de lijst individualiseerde de deur, de boog het portaal, de fries het plafond, de façade het hele gebouw (ill. 6). De tegenstand van de functionalisten tegen de decoratie mag dus niet verkeerd verstaan worden. Zeker, zij wilden vooral eerlijk zijn, zij wilden de nieuwe materialen, beton of staal, niet meer wegstoppen achter bekledingen van valse schaamte, maar dat was niet eens het belangrijkste. Voor de meesters van het | |||||||||||||
[pagina 696]
| |||||||||||||
Bauhaus sloot de traditionele decoratie het object af in zichzelf en dat was in strijd met de geest van de synergie. Voor een andere decoratie is er in een synergische architectuur wel degelijk plaats: een decoratie die, in plaats van het op zichzelf af te sluiten, het object open zet op andere objecten en op de omgeving, overgangen en relaties mogelijk maakt. In Vasarely's Op Art bijvoorbeeld (ill. 8, ook 7) of in de Angelsaksische Pop is de decoratie zo ‘dwalend’ en zo weinig ‘verzelfstandigd’, dat ze niets meer accentueert, de aandacht niet bij zichzelf stil doet staan. | |||||||||||||
Verdringing van de ‘vorm’Achter de oude decoratie tast het functionalisme uiteindelijk de ‘vorm’ aan: ‘vorm’ hier verstaan als een figuur die zich losmaakt van een achtergrond, een op zichzelf gesloten figuur, en alle elementen waaruit ze bestaat zijn rigoureus ondergeschikt aan het geheel. In die zin werd de klassieke wereld beheerst door de ‘vorm’ (zoals de primitieve wereld door het ineenvoegen van vitale segmenten). De synergie daarentegen organiseert gehelen die niet vooraf één zijn in zichzelf, maar door een nooit ophoudende actie op elkaar samen een voortdurend tot stand komende eenheid vormen. De synergie werkt m.a.w. met functionele of functionerende elementen. En weer wordt dat niet alleen in de techniek zichtbaar, maar ook in kunst en wetenschap: de verschillende facetten van een kubistisch schilderij, de noten van Weberns Variations op. 27, de ledematen van het menselijke lichaam in Béjarts Sacre du Printemps (eerste versie), de woorden in La route des Flandres van Claude Simon en in de hele nouveau roman, de wiskundige realiteiten in de verzamelingenleer, de systemen van de hedendaagse fysica. De architectuur maakt daar geen uitzondering op. Zowel ruimtelijk als plastisch staat ook zij wantrouwend tegenover de vorm. Zij laat zich in grenzen en simpele figuren omschrijven en verwijst van haar onderdelen naar haar gehelen. Maar zij verwerpt alles wat haar zo festonneert of op een as vastlegt dat zij los komt van de achtergrond, een op zichzelf gesloten eenheid gaat vormen, die alle elementen waaruit zij samengesteld is, direct en dwingend aan zich onderschikt. De structuren en materialen waarmee zij werkt, oriënteren haar overigens in dezelfde richting. Die zijn namelijk ook synergisch geworden; met schaal- en tentconstructies, skeletten die in vele richtingen wijzen, is geen ‘formele’ geslotenheid meer mogelijk (ill. 9). | |||||||||||||
Verdringing van het objectMisschien moeten we nog verder gaan: achter de ‘vorm’ tast de synergie het object zelf aan. Een ob-ject is iets wat ons tegemoet komt, waartegen wij aanstoten, waar wij halt voor maken. Voor zulke ankerplaatsen is in de nieuwe wereld geen plaats meer. De huizen waarin wij wonen en werken, de instrumenten waarmee wij werken, staan niet zozeer als losse zelfstandigheden tegenover elkaar, zij vinden hun identiteit slechts door hun interactie op elkaar: geen objecten van contemplatie meer, maar ergonomische werkelijkheden. Een object raapt gebaren samen in een zelfstandige realiteit; het moderne oeuvre rafelt zelfstandige realiteiten uiteen in gebaar. | |||||||||||||
[pagina *34]
| |||||||||||||
nervi, sportstadion te rome
1 dogondorp ogol
2 y. friedman, woonbrug in tunis
3 | |||||||||||||
[pagina *35]
| |||||||||||||
le corbusier, villa savoye te poissy
4 virilio, la fonction oblique
5 | |||||||||||||
[pagina *36]
| |||||||||||||
triomfboog van septimus-severus te rome
6 mies van der rohe, lake shore drive appartementen te chicago
7 vasarely
8 | |||||||||||||
[pagina *37]
| |||||||||||||
a. shibuya, stadssyteen archigram, woontoren 12
k. tange, uitbreidingsontwerp voor tokio
13 y. friedman, spatiale stad
14 | |||||||||||||
[pagina *38]
| |||||||||||||
o. frei, duits paviljoen op de expo 67 te montreal parthenon
9 r. buckminster fuller, u.s.a. - poviljoen op de expo 67 te montreal haye sofia te constantinopel
10 a. isazaki, stadsstructuur
k. tange ontwerp voor tokio k. tange, kantoorgebouw te kofu 11 | |||||||||||||
[pagina *39]
| |||||||||||||
o. niemeyer, brasilia
5 [...] borromini, san carlino te rome bernini, st.-pietersplein
6 le corbusier, modular in wooneenheid te nantes
7 | |||||||||||||
[pagina *40]
| |||||||||||||
j. guitet biologisch huis
18 p. klee uitverkoren steden
19 | |||||||||||||
[pagina 697]
| |||||||||||||
Verdringing van het embleemZelfstandige realiteiten worden gemakkelijk emblematisch, zinnebeeldig. Onafhankelijk van hun functie, hun constructie of hun plastische expressie gaan zij iets ‘betekenen’, iets symboliseren. De Byzantijnse koepel ‘betekende’ de aanwezigheid van de hemel op aarde, het oog van God; de zuilengalerij en het fronton markeerden het onderscheid tussen publieke en privé sfeer; de toren symboliseerde de vrijheid van de stad. Met dat soort emblematiek heeft de architectuur van de toekomst niets meer vandoen. De triomfantelijke pijl van het Franse paviljoen op de Expo 58 te Brussel of Buckminster Fuller's kosmische koepel te Montreal 1967 (ill. 10) gebruikten geen andere taal dan die van hun oriëntatie, hun constructie; zij bestonden niet als emblemen, bij de gratie van een voorgegeven taal. Natuurlijk houdt dit verband met de teruggang van de mythe en met het pluralisme van de waarden, maar meer nog met de synergie. Onwillekeurig sluit het embleem het gebouw af op zichzelf, het geeft er een eigen dichtheid aan, het maakt er een geestelijk object van dat geestelijk zo op zichzelf gesloten is als het materiële object materieel gesloten is. Het kan niet anders of wij moeten het op de achtergrond dringen ten bate van de functie. | |||||||||||||
Verlichting van het materiaalHet beton van Kenzo Tange (ill. 11) laat zien dat de architectuur van morgen niet uitsluitend op licht materiaal is aangewezen: klimaat, grondstoffen, culturele preferenties spelen daar een rol in - maar toch waren zware materialen bijzonder geschikt voor een wereld van ob-jecten, ‘vormen’ (of vitale segmenten), emblemen en isolerende decoratie. De open ruimtedispositie en plastische expressie van de synergische architectuur zal gemakkelijker een beroep doen op lichte materialen (die van Candela, van Sarger, van Buckminster Fuller). Wij dromen al niet alleen meer van doorschijnende, maar van ‘immateriële’ wanden, wanden van opgeblazen lucht bijvoorbeeld. Ik zeg niet dat het daar naartoe móet, maar het ligt wel in de lijn van de ontwikkeling. | |||||||||||||
De decentralisatie van de synergische techniek. Een pluricentrische architectuurIn een wereld van synergie kan macht niet meer op dezelfde manier uitgeoefend worden als in de oude wereld: lineair, concentrisch of piramidaal. Het synergische net heeft vele centra, verschillende operatie-zones, die op vele manieren en heel dicht in elkaar zitten. Dit brengt twee dingen mee die elkaar schijnen uit te sluiten: concentratie en decentralisatie. De complexiteit van actie en informatie van de ene kant, met name de noodzaak om met het oog op onderzoek en efficiency globale keuzen vast te leggen, vereist een sterke macht; dit sluit het gesloten feodale schema uit. Van de andere kant maakt diezelfde complexiteit, dat actie en informatie niet in één centrum gecentraliseerd kunnen worden om daar uitgewerkt en dan terug naar de periferie geleid te worden: ze moeten, zonder hun onderling verband te verliezen, zoveel mogelijk ter plaatse of in direct contact met buurcentra be- | |||||||||||||
[pagina 698]
| |||||||||||||
handeld worden; en dit sluit het piramidale schema van de klassieke tijd uit. Een industrieel imperium is vandaag de dag dan ook geen imperium meer. Geen enkele besluitsinstantie troont er bovenuit. Actie en informatie worden niet naar de top toe gezogen tot profijt van de top. Het algemene beleid heeft juist tot taak de verschillende lokale centra in staat te stellen zo direct mogelijk met elkaar in wisselwerking te treden. Tastend zoeken sociologen deze gang van zaken te karakteriseren met allerlei neologismen: polyarchie, polysynodie, enz. Dit pluricentrisme wordt - ook weer - overal zichtbaar: in de schilderkunst van Degas, de muziek van Stockhausen, de literatuur van Robbe-Grillet, de choreografie van Robbins, de wiskunde van de verzamelingenleer, de systemen van de theoretische fysica. De architectuur heeft dan ook geen heil meer te verwachten van een lineair of radiocentrisch urbanisme. Noch van de inbezitneming van een hele omgeving door één hoofdgebouw: een kathedraal, een paleis. Niet van prevalente gevels (de verschillende zijden van de Villa Savoye zijn gelijkwaardig) en niet van een veilige symmetrie (in de Villa Savoye verplicht een rij pijlers om rond een centrale kern te lopen om zo bij de deur te komen, die aldus haar axiale zekerheid verliest). Dominantie van een hoofdgebouw, prevalentie van de gevel, symmetrie: prachtig werd dat allemaal uitgedrukt in de helleense en renaissancistische wereld. Een goede illustratie van de nieuwe situatie was in Montreal te zien in het Duitse paviljoen van Rolf Gutbrod en Otto Frei: zowel in de verdeling van de ruimten als in de constructieprocédés bracht het vele kernen tot gelding (ill. 9). | |||||||||||||
De globale reorganisaties van de synergische techniek. Een mobiele, gecodeerde, geplanifieerde architectuurRaak je één punt van het net, dan raak je meteen ook alle andere. Wordt op één punt een belangrijke vooruitgang geboekt, dan moet ook al de rest gereor- | |||||||||||||
[pagina 699]
| |||||||||||||
ganiseerd worden. Niet alleen krijgen we met vele verschillende centra te doen, maar die centra zijn ook voortdurend in beweging. | |||||||||||||
Mobiele architectuur en structuur in de strikte betekenis van het woordEen gebouw moet zich dus niet alleen lenen tot ontwikkeling (Neutra's gebouwen bijvoorbeeld kunnen annexen krijgen en die ook weer verliezen), maar het moet ook inwendig voortdurend anders gecentreerd, anders gestructureerd kunnen worden. Dat kan op verschillende manieren gebeuren: 1. Ofwel werkt men met vaste containers; door middel van beweeglijke wanden en vloeren kunnen deze dan aangepast worden aan verschillende functies: de klassieke doctrine van het vrije plan. 2. Ofwel worden de containers verplaatsbaar en is er niet meer echt sprake van architectuur: in het permutatie-systeem dat door Abraham Moles wordt voorgesteld, heeft alleen het geraamte nog architecturale consistentie; de woonruimten, de containers die aan het skelet opgehangen worden, fungeren als serie-objecten, die binnen het skelet of van het ene skelet naar het andere, van de ene stad naar de andere verhuisd kunnen worden. 3. Ofwel krijgen de verplaatsbare containers dezelfde architecturale consistentie als de geraamten, zoals de toren-galerijen van Kenzo Tange laten zien (ill. 11 en 12); dit veronderstelt echter dat zoal niet de vaste torens, dan in ieder geval de verplaatsbare containers eigenschappen vertonen die in elkaar passen. 4. Tenslotte kunnen geraamten en steunelementen zelf zo gemaakt worden dat ze op verschillende manieren met elkaar gecombineerd kunnen worden, zoals bij Yona Friedman (ill. 14). In dat geval spreken we van een structuur in de strikte betekenis van het woord: de elementen houden het geheel op voorhand in, de manier waarop het kan ontstaan en georganiseerd kan worden, ligt in de elementen zelf beschreven. Hoe dan ook, daarmee krijgen we een architectuur die onophoudelijk geprogrammeerd moet worden, waarvan de plannen zelf voorzien hoe ze voortdurend gewijzigd kunnen worden. Bij de openheid in ruimte, die we boven beschreven hebben, komt zich aldus een openheid in tijd voegen. Eenheid was het kenmerk van de oude wereld; in de plaats daarvan komt nu een nooit voltooid proces van unificatie, waarvan het integratievermogen in zijn ontwikkeling zelf bestaatGa naar voetnoot3. | |||||||||||||
Gecodeerde architectuur en metadesignUit het voorgaande volgt een belangrijke consequentie. Steeds heeft de architectuur zich gepresenteerd als een boodschap die steunde op een code en onderstreept werd door redundanties. Het onderscheid tussen boodschap, code en redundantie, dat voor-bewust aanwezig was in de primitieve en nog impliciet | |||||||||||||
[pagina 700]
| |||||||||||||
in de 19e eeuwse techniek, treedt in heel de techniek van vandaag op de voorgrond, dus ook in het bouwen. De nieuwe architectuur wordt er inderdaad toe genoopt een oppositie in te voeren tussen boodschap (die of die keuze, die of die orde van functies) en haar redundanties (de accenten die maken dat een deur, een kamer, een huis, een plaats en hun onderlinge relaties duidelijk als zodanig te herkennen zijn). De behoefte van de synergie om alles voortdurend te reorganiseren, te herstructureren, heeft namelijk tot gevolg dat de redundanties niet zo snel veranderen als de boodschap, en deze vertraging doet in het object zelf echte contradicties ontstaan. De architectuur staat dan voor de keuze: ofwel worden de redundanties, in de geest van het functionalisme, tot het minimum herleid, worden alleen die redundanties bewaard die onmisbaar schijnen voor de leesbaarheid van het object; ofwel krijgen zij, in de geest van de Pop Art of het surrealisme (cfr. Brasilia, ill. 15), als ‘dwalende’ boodschappen, een uiterste, bijna onirische vrijheid. Nog wezenlijker echter is het onderscheid dat op de voorgrond treedt tussen boodschap en code. 1. De technische vereisten van de industriële produktie. De synergische architectuur is een massaprodukt: haar behoefte aan voortdurende reorganisatie moet dus opgevangen worden in open codes, waarin materiaaltypes, constructieprocédés, ruimte-tijd-schema's, plastische verwantschappen verwerkt zijn, zo soepel en vruchtbaar, dat wijzigingen en ontwikkelingen van de boodschap er tot op zekere hoogte in voorzien zijn en niet ieder ogenblik, van vandaag op morgen, radicale veranderingen in het produktieproces noodzakelijk maken. Vanuit diezelfde behoefte aan voortdurende reorganisatie gaat men ook de ambachtelijk vervaardigde matrijzen waaruit de elementen in serie geproduceerd worden, vervangen door industrieel, d.w.z. cybernetisch vervaardigde matrijzen. Dat is alleen mogelijk met rechten en cirkelbogen, en de speciale programma's die daarvoor nodig zijn, dreigen opnieuw, op een ander niveau, de kosten en de produktiesystemen mee te brengen van het handwerk. Ook voor die normalisatie zijn open codes nodig. 2. De culturele vereisten van de architecturale lectuur. Normalisatie is voor de architectuur bovendien de enige mogelijkheid om haar boodschap nog over te dragen. Een werk is niet te vatten als je niet voldoende op de hoogte bent van zijn code om er de boodschap in te onderscheiden. In dit opzicht had de oude architectuur grote voordelen. Zij beschikte over codes die vastlagen en bekend waren. Wie bijvoorbeeld een kerk van Bernini of Borromini (ill. 16) binnenkwam, had reeds een nauwkeurig beeld van de barok in het hoofd en direct kon hij aanvoelen hoe deze architecten, ieder op zijn manier, dat beeld aantastten, welke m.a.w. hun heel eigen boodschap was. Zulke vastigheden hebben wij niet meer. De behoefte aan voortdurende reorganisatie maakt steeds nieuwe codes nodig, codes waarmee wij dus niet vertrouwd zijn. Nooit is de mens zo weinig bekwaam geweest zijn objecten te herkennen. Het ontcijferen van de codes van de ons omringende wereld zou dan ook een wezenlijk programmapunt moeten zijn in het onderwijs: er is geen humanisme | |||||||||||||
[pagina 701]
| |||||||||||||
zonder lectuur van onze tuigen. Vooral echter moeten wij codes ontwerpen die - zoals de mobiele architectuur van een Friedman - open genoeg zijn om de boodschappen te laten variëren zonder ze voortdurend te vernietigen. Een coherente mutabiliteit is de enige fond waarop onze architecturale metamorfosen nog reliëf kunnen krijgen. Dat alles vereist nieuwe disciplines. De oude, vaste codes bleven latent; de nieuwe, open codes vergen een systematische reflexie. Naast de design, die de objecten, d.i. de boodschappen, vorm geeftGa naar voetnoot4, spreken sommige theoretici - zoals Van Onck - al van een metadesign, die de codes moet expliciteren en axiomatiseren. Twee cahiers van Yona Friedman, uitgegeven door het ‘Centre d'Etudes Architecturales’ te Brussel, La théorie des systèmes compréhensibles en La théorie des mécanismes urbains, bieden een begin van zo'n bezinning. | |||||||||||||
Geplanifieerde architectuur en operationele researchExplicitatie van de codes volstaat overigens niet, zij moet gepaard gaan met planning en vooruitzicht. De synergische projecten zijn echter zo omvangrijk - denk bijvoorbeeld aan de architectuur - landschap - dat daarvoor een beroep gedaan moet worden op de immense middelen van de operationele research: niet om een statisch beeld te geven van een situatie, maar om er alle virtualiteiten van open te leggen. Operationele research ontslaat de mens niet van beslissingen, maar zij maakt die beslissingen wat minder blind. | |||||||||||||
De bewonerIn het bovenstaande is de mens die in de architectuur woont, op de achtergrond gebleven. Het wordt tijd dat we ook over hem enkele vragen stellen. Komt hij in de synergische architectuur aan zijn trekken? Haar onverbiddelijke logica echt wijzigen, zal hij nooit kunnen, maar hij zou ze kunnen afremmen of tenminste afleiden. | |||||||||||||
Vraag 1: Vindt de mens in de synergische architectuur de warme omhulling waar hij behoefte aan heeft?De mens wordt ontvangen in een veilige schoot, een matrix, en de psychoanalyse leert ons dat hij daar zijn leven lang een onvergetelijke herinnering aan bewaart. Ruimte en tijd dijen in zijn verder leven alsmaar uit, maar altijd wil hij die totale geborgenheid bewaren. Architectuur zal in de eerste plaats een grote schoot, een vergrote matrix moeten zijn (ill. 18). Welnu, het open, gedecentraliseerde, steeds weer evoluerende milieu van de synergische architectuur schijnt die veiligheid niet meer te bieden. Drie reacties zijn dan mogelijk: 1. Zonder de fatale noodzakelijkheid van de synergie in de technische wereld te negeren, tracht men de architectuur erbuiten te houden: als alles onvast wordt, is alleen in de architectuur nog evenwicht te vinden. Maar dat is een | |||||||||||||
[pagina 702]
| |||||||||||||
illusie. Niets immers valt buiten het synergische net; de architectuur doet niets anders dan het net re-architectureren. 2. Een tussenoplossing bestaat erin, in een architectuur in beweging eilandjes van permanentie te vormen: de kamer in het huis, het huis in de wijk, de wijk in de stad, de stad in de streek. Het is inderdaad niet onmogelijk, in het net reservaten uit te sparen: natuurreservaten als compensatie voor de kunstmatigheid van het net, reservaten van naïeve wanorde als compensatie voor zijn rationaliteit. De behoefte aan humus, dwaze wortels, wanorde, is in de mens onverwoestbaar. Maar dan moeten wij er wel voor oppassen dat we geen twee vreemde architecturen naast elkaar zetten: zij zouden de mens uiteenscheuren. 3. Persoonlijk vraag ik me af of ook het synergisch net de mens geen echte geborgenheid biedt, zij het van een andere soort. Omdat het open, mobiel, discontinu moet zijn (want gecodeerd en dus herleidbaar tot pure elementen), denkt men gemakkelijk dat de mens er voortdurend in opgejaagd en blootgesteld wordt. Maar wanneer openheid, beweeglijkheid, discontinuïteit volop aanvaard en dus tot hun coherentie worden geleid, ontstaat er misschien een heel eigen soort van geborgenheid. Er ontstaat een soort van actieve transparantie in ruimte en tijd: alle fenomenen verwijzen eindeloos naar elkaar, het ‘hier’ naar het ‘daar’, het ‘daar’ naar het ‘hier’. Juist in de uiterste discontinuïteit vinden wij zo misschien het gevoel terug, dat wij overal verwacht worden en thuis zijn, overal antwoord krijgen, dezelfde geborgenheid als vroeger in de gesloten, stabiele, continue matrix van het huis of de stad. | |||||||||||||
Vraag 2: Vindt de mens in de synergische architectuur de ingekeerdheid waaraan hij behoefte heeft?Het westerse mensbeeld is dat van een substantiële interioriteit die haar consistentie en inwendigheid slechts vindt in confrontatie met een buitenwereld van objecten, met een ‘objectale’ architectuur. De synergie, die het object ‘oplost’, bedreigt dat beeld. Hier weer is de vraag: moeten wij ons tegen het onvermijdelijke teweerstellen, of is er een nieuw mensbeeld aan het ontstaan? De klassieke wereld bestond uit substanties die met elkaar in relatie traden; de wereld van de hedendaagse wetenschap, techniek en kunst bestaat uit relaties die hier en daar, van tijd tot tijd knopen van substanties vormen. De mens is niet zozeer meer een voorgegeven eenheid als een steeds in ontwikkeling zijnde unificatie; geen veilig voor de wereld beschermde ‘ziel’ meer, geen leibniziaanse monade, een wereld op zichzelf; hij is een relatie van wereld en taal. Hij vindt zichzelf niet tegen de dingen in, maar in de omgang ermee. Hij houdt zich niet meer zelfheerlijk op in een privé domein, maar vindt zich in een gedeelde, semi-publieke intimiteit. Lévi-Strauss, Levinas, Lacan, Foucault, Derrida, de vaandeldragers van het structuralisme, de fenomenologie, de psychoanalyse, de historische dialectiek, de linguistiek, allen ontwerpen zij een beeld van de mens dat meer relationeel is, meer disponibel, meer vervangbaar; het concrete ‘ik’ (voortdurende contestatie van het abstracte ik-concept) zoekt zijn interioriteit in de beweging van dingen en tekens. Wordt de mens, zoals de onheilsprofeten zeggen, daarmee definitief afgeschre- | |||||||||||||
[pagina 703]
| |||||||||||||
ven? Hij heeft alleen enige vertraging ten opzichte van de dingen die jonger zijn dan hij, en van het nieuwe beeld dat zijn wereld en actie hem van hemzelf voorhouden en dat zich al begon af te tekenen op de dag dat het portret verdrongen werd door de fotografie. | |||||||||||||
Architectuur als politiekEr is in de wereld die komt geen plaats meer voor individuele constructies. De open woonruimte voegt zich in een architectuur die het hele landschap omvat. Een gecodeerde architectuur veronderstelt verder een normalisatie, die alle collectieve belangen in het veld brengt, en de operationele research die daarvoor nodig is, is ondenkbaar zonder staatsgelden. Bovendien wordt ook de mens zelf gesocialiseerd, tot in zijn persoonlijkheid toe wordt hij geweven uit het relationele net. Er is dus geen architectuur meer mogelijk zonder een politiek van ruimtelijke ordening. | |||||||||||||
Architectuur op zoek naar een politiekMaar welke politiek? Het gaat hier om beslissingen op lange termijn: anarchie is dus uit den boze, globale keuzen vergen een heel sterke besluitvorming. Van de andere kant is het synergisch net heel erg terreingebonden en het veronderstelt snelle horizontale verbindingen: alles wat niet onder de algemene besluitvorming valt, moet dus gedecentraliseerd worden. Het meest geschikt lijkt dan misschien het boven al even genoemde regime van de moderne industriële onderneming, maar er is één groot verschil. In de commerciële onderneming is rendement de beslissende norm, in de architectuur kan de besluitvorming niet geëvalueerd worden in termen van winst, van brute efficiency - bijvoorbeeld het aantal kubieke meters per inwoner - of van informationele circulatie. De laatste norm is hier de door de wonende mens beleefde ruimte-tijd. En deze is alleen te meten aan het actuele of het komende wereldbeeld. Wil zij ‘efficiënt’ zijn, dan moet de architectuur rekening houden met de existentiële keuzen van individuen en groepen. Zowel de centrale besluitvorming als de lokale centra moeten dus niet alleen rekening houden met feiten, maar ook met voortdurend evoluerende keuzen; deze zijn niet alleen niet te voorzien, maar kunnen vaak slechts moeilijk geformuleerd worden. Een architectuurpolitiek veronderstelt daarom organen die een voortdurende consultatie mogelijk maken en de behoeften en verlangens kunnen structureren. Voor de politieke verbeelding in de jaren die komen, zijn zulke organen van wezenlijk belang. Hoe ze er uit zullen zien, is niet te voorspellen. Een voorbeeld van een nogal overtuigend experiment kan ons misschien helpen. Toen Zoltan de opdracht kreeg een metrostation te bouwen in Warschau, stelde hij een representatief staal van metrogebruikers samen; de groep kwam regelmatig bijeen en gaf advies over plannen en uitvoering. Op die manier werden drie instanties bijeengebracht die gewoonlijk geen contact met elkaar hebben: de | |||||||||||||
[pagina 704]
| |||||||||||||
overheid, die via de financiering het algemene programma bepaalt; de technici, die oplossingen moeten zoeken en concreet realiseren; het publiek, dat zich bewust moet worden van zijn existentiële keuzen. En naarmate de langzaam rijpende ervaring van het consultatieproces vorderde, gingen deze drie instanties dialectisch op elkaar reageren. Een ander voorbeeld. Om de mensen te laten zien hoe de streek van Offenburg-Kehl bedreigd wordt door de demografische en industriële expansie, heeft Elmar Wertz een filmpje gemaakt. Hij stelt daar geen oplossingen in voor, op de paternalistische manier van het urbanisme van Le Corbusier, maar wil de bewoners, de overheid, de technici slechts gevoelig maken voor het probleem en ze doen reageren. Om het onderzoek zo objectief mogelijk te houden, worden de reacties verzameld door sociologen. Men hoopt dat er een voldoende duidelijke oriëntatie uit te voorschijn komt om een nieuwe film mogelijk te maken die dan concretere problemen kan stellen, waarop dan weer nieuwe reacties kunnen komen, een nieuwe film, enzovoort. Zulke technieken van directe democratie moeten aangepast worden aan de belangen en de competentie van de verschillende groepen. Maar overal moeten ze er komen, of het nu gaat om een huis, een school, een kerk, een fabriek, een stuwdam of een verkeersknooppunt; vooral echter, want dat beheerst al de rest, waar het gaat om de keuze van de codes in hun algemeenheid. | |||||||||||||
De politiek op zoek naar de architectuurWanneer echter gaan politici zich interesseren voor architectuur? Misschien wordt zij wel eens hun laatste redplank. De ideologische vlaggen van de 19e eeuw (‘rijkdom en armoede’, ‘klerikalisme en antiklerikalisme’, enz.) zijn in de rijke landen tot op de draad versleten. Een nieuw politiek programma is te vinden in de synergische architectuur. Vele van haar kenmerken maken haar daarvoor geschikt:
De twee elektroden van architectuur en politiek liggen nog ver van elkaar. Maar de aantrekking zou in de nabije toekomst wel eens zo groot kunnen worden, dat er een vonk aan ontspringt. |
|