die hij kwijt hoopt te zijn in de vakantie, 's avonds voor het scherm of gepensioneerd in zijn huisje?
De machteloosheid die schuilgaat achter onze politiek-maatschappelijke superstructuur is onderhand van dien aard, dat men niet mag verwachten dat met het timmeren van een culturele verdieping op een gebouw waar in allerlei gangen en kamers de culturele ontplooiing wordt onthalsd, iets kan worden bereikt. In de publieke opinie zouden eerst de volgende desiderata als markante vraagstukken moeten worden onderkend:
1. Mag je eigenlijk wel verwachten dat mensen tot een authentieke levensstijl komen, wanneer ze tot een land behoren dat in zijn buitenlandse politiek pregnant adhesie geeft aan vormen van machtspolitiek die alleen begrijpelijk zijn voor grote staten? En wanneer men daar zijn kritische functie opgeeft, hoe moet dan de mythe werken dat men in de ontwikkelingsstrategie vooroploopt?
2. Wat mag men van culturele betrokkenheid verwachten in de pluriforme samenleving van nu, wanneer het gros der verantwoordelijken op onderwijsgebied verklaart dat, wanneer men opnieuw zou beginnen, men nimmer die mate van opsplitsing zou willen die er nu bestaat, en die men desondanks blijft continueren?
3. Hoeveel hoop moet men hebben op de genezing van psychisch en maatschappelijk gestoorden zolang de deskundige op deze gebieden voortdurend in de clinch ligt met caritatieve neigingen en confessionele veiligheidsmechanismen?
4. Hoeveel menselijke en maatschappelijke voortgang mag je verwachten, wanneer moderne progressieve mensen bij voorkeur negatief denken over eigenbelang, eigendom en particuliere investeringen en zonder meer soelaas verwachten wanneer de overheid de hiermee samenhangende taken op zich neemt?
5. Hoeveel kansen moet je een samenleving schenken op een vrijmakende levensstijl, wanneer dag- en weekbladen, radio en televisie-programma's groeps-idealen bevestigen, zodat de consument tot een hond van Pavlov wordt, die begint te kwijlen als de informatieve boodschap in zijn brievenbus verschijnt dan wel over het scherm paradeert?
6. Wat geef je voor de leidinggevende capaciteiten van intellectuelen, wanneer ze niet in staat blijken aan hun universiteiten kritische media in stand te houden? Niet in staat blijken landelijk tot samenwerking en specialisatie te komen? Meer liggen te harrewarren over de onderlinge competenties dan over het inhalen van notoire achterstand op het gebied waar ze iets moeten doen: wetenschappelijk onderzoek?
7. Hoe kun je de vervreemding tussen overheidsorganen en de mensen in de maatschappij verkleinen, wanneer je niet bereid bent departementale indelingen, opbouw der staven op landelijk, provinciaal en plaatselijk niveau, en het conglomeraat van raden die elkaar bij elkaar vertegenwoordigen, te herzien?
Hoewel Nederland een heel interessant land zou worden op het moment dat dit soort vragen in de hoofden en op de bureaus voorrang zouden hebben, is het