Laat ze uit het Koninkrijk ophoepelen als ze ruzie willen maken!
Dit laatste geldt voor Suriname in het bijzonder.
In de jaren toen het hun nog goed ging, speelden de Nederlandse Antillen zo'n beetje de rol van de lachende lastposten in het Koninkrijk. Sedertdien echter is het lachen hun min of meer vergaan; zij voelen zich in sterker mate op het Koninkrijk aangewezen en zij hebben bovendien een onmiskenbaar talent om hun spel listig te spelen, ondoorzichtig voor het gewone Nederlandse publiek. De dagen van verkiezingshetze tegen de Nederlanders en van grove pogingen tot beïnvloeding van de stembusresultaten zijn daar voorbij. Zij houden zich koest.
In Suriname echter liggen de zaken anders. Veel grover. Vooral sedert de heer Pengel daar aan het bewind is gekomen.
Grover liggen de zaken daar namelijk in zoverre, dat dwars door de bevolking heen een duidelijke en scherpe raciale tegenstelling loopt en 's heren Pengels optreden wekt maar al te zeer de indruk, dat hij er niet op uit is die tegenstelling te verzachten.
Niet, dat de gemiddelde Nederlander daar nu enig idee van heeft. Wat hij in de kranten leest, heeft vrijwel uitsluitend betrekking op incidentele moeilijkheden die door het bewind Pengel worden opgeroepen. Maar al die moeilijkheden houden verband met het éne punt waar het in Suriname politiek om gaat: de strijd om de macht....
De incidentele moeilijkheid die zich gedurende de maand februari in Suriname heeft geopenbaard, ligt op het terrein van de arbeidsverhoudingen in het onderwijs. In januari zijn eensklaps de leraren van het middelbaar onderwijs in staking gegaan, in februari prompt gevolgd door alle leerkrachten op de lagere scholen. Hun salarispositie was onhoudbaar geworden, meenden zij; zij werden zwaar bij andere overheidsdienaren achtergesteld en van alle mooie beloften die de Regering Pengel hun in de loop van de laatste jaren had gedaan, werd er niet één ingelost.
Op zichzelf is dit een nare zaak. Vooral in een ontwikkelingsland. Men is het er nu langzamerhand wel algemeen over eens, dat ontwikkelingshulp niet in de eerste plaats een kwestie is van industrieën naar zulke landen aandragen, maar van het versterken der economische weerstandskracht. En een der belangrijkste, zo niet hét belangrijkste middel om die weerstandskracht te versterken is het onderwijs. Goed onderwijs moet de grondslag vormen niet alleen voor de vorming van een behoorlijke voorraad eigen geschoolde arbeidskrachten, maar ook van alle andere ontwikkelingshulp. Wat helpen hygiënische verzorging en verbetering van de woningbouw als de bevolking niet voldoende ontwikkeld is om te beseffen wanneer zij medische hulp moet inroepen, hoe zij een behoorlijke woning moet gebruiken, hoe zij machines moet hanteren en gebruik kan maken van moderne landbouwmethoden? Hoe moet men haar dit bijbrengen als zij de kunst van het lezen niet machtig is? Het onderwijs is de hoeksteen van de ontwikkelingshulp.
Dit geldt ook voor Suriname. Wie eenmaal heeft gezien hoeveel persoonlijke