Hoe reageert de mijnwerkersbevolking in het algemeen op de veranderingen?
U moet tijdens dit gesprek voortdurend beseffen dat mijn ervaringen, hoe talrijk ook, steeds partieel blijven. Het is moeilijk ‘in het algemeen’ te spreken of conclusies te trekken, er bestaan van gezin tot gezin enorme verschillen en de gebeurtenissen komen overal anders aan.
Velen maken zich over de gebeurtenissen geen al te grote zorgen, althans zo lijkt het. Men moet niet vergeten dat een dertig jaar geleden de Mijnstreek nog ‘het tuintje van O.-L.-Heer’ heette. Daarin lag trots: op de priesters, die de streek ‘katholiek gehouden hadden’, op de ondernemingen, die sociaal geavanceerd waren, op de Nederlandse Katholieke Mijnwerkersbond, die niet alleen fel voor primaire maar ook voor secundaire arbeidsvoorwaarden opkwam, op de solidariteit, vooral van de ondergrondse mijnwerkers, die zich verbonden voelden in hun gevaarlijke arbeid, op het karakter van de Zuid-Limburger, die gemakkelijk ja zegt.... Nu de priesters geen sociale voormannen meer zijn, de PBO in andere ondernemingen minder spontaan blijkt te verlopen, de andere vakbonden minder persoonlijk werken dan de streekgebonden Mijnwerkersbond, en het nieuwe werk meer gespecialiseerd is, wordt het zo vertrouwde kader doorbroken en ziet men zich gedwongen belangrijke beslissingen persoonlijk te nemen. Daarop was men te weinig voorbereid. Typerend was onlangs de uitlating van een vrouw: ‘Mijn man wordt omgeschoold, maar als hij klaar is moet hij wel zélf zorgen voor een nieuwe baan’.
Daarbij kwam sinds de laatste oorlog een hoge waardering, ja misschien een overschatting van de mijnarbeid. Vanwege de zwaarte en de hoge risico's van zijn arbeid, niet vanwege de technische specialisatie verdiende de mijnwerker een zeer goed loon. Zijn opleiding was betrekkelijk simpel en meer gericht op verantwoordelijkheidszin dan op vakkennis.
Overigens blijkt dit laatste thans een pluspunt. Er heerst in Zuid-Limburg, ondanks de misschien agrarisch gebleven mentaliteit, een zeer goed arbeidsklimaat. De nieuw gevestigde industrieën hebben dit al ervaren.
Ik vrees dat de negatieve kanten van het probleem ook een gevolg zijn van het feit dat de streek homogeen katholiek was. Men accepteerde alles, de zaken werden van bovenaf geregeld, de normen werden verstrekt. Priesters, vakbondsleiders en mijndirecties hebben het bedje altijd met zorg gespreid. Het lijkt thans een eerste taak de mensen zelf te activeren.
De tijdsomstandigheden helpen hierbij. De vroeger eendimensionale mentaliteit wordt door de toenemende communicatie kritischer gemaakt, wordt geprikkeld, ontdekt nieuwe afmetingen. De veranderingen in maatschappij en kerk verdragen niet meer dat men zich inzake moraal op de pastoor verlaat. Maar zo komt het ook dat juist in streken als de onze sommigen geen raad meer weten en met ‘alles’ in de knoop raken.