| |
| |
| |
Politiek overzicht
Internationaal
Midden-Oosten
Reeds twintig jaar bestaat er in dit deel van de wereld een permanente oorlogstoestand. De onverzoenlijke haat der Arabische volken tegen de staat Israël heeft in deze periode reeds driemaal tot een gewapend conflict geleid, maar het militaire overwicht van Israël, dat bij deze gelegenheden bleek, heeft een oplossing niet naderbij gebracht. Integendeel, terwijl de regeringen het na een geleden nederlaag een tijdlang bij grote woorden lieten, werd het vuile werk gedaan door terreur-organisaties, wier leden vooral gerecruteerd worden uit Palestijnse vluchtelingen die na '48 in uiterste armoede in kampen verblijven en met opzet door de diverse Arabische regeringen in die toestand worden gelaten om hun ontevredenheid en haat uit te buiten. Een van deze terreur-organisaties is de nu vijf jaren bestaande El Fatah. Min of meer gesteund door de verschillende regeringen pleegt zij allerlei aanvallen op Israëlisch gebied en lokt zodoende een Israëlisch antwoord uit.
Lang heeft Israël geprobeerd haar directe tegenstanders te treffen, maar meestal bleken deze ongrijpbaar te zijn en dit kan de reden zijn van een wijziging in de tactiek van Tel Aviv; de Israëlische regering stelde de regeringen van de omliggende landen verantwoordelijk voor de soms laffe aanslagen, daar zij in elk geval toestonden dat hun gebied als basis voor de opererende organisaties werd gebruikt; zij richt haar strafexpedities nu tegen de bevolking van de streken vanwaaruit de aanvallen op Israël plaats hebben, in de hoop zo de regeringen tot andere gedachten te brengen. Dit leidde tot een perfect uitgevoerde Israëlische raid op het vliegveld van Beiroet op 29 december ll., waarbij gedurende korte tijd het vliegveld werd bezet en een groot aantal Libanese passagiersvliegtuigen werd vernietigd zonder dat er een slachtoffer viel. Dit heette een represaille voor de beschieting van een Israëlisch vliegtuig op het vliegveld van Athene door twee leden van het Arabisch bevrijdingsfront, afkomstig uit Libanon.
Het staat echter te bezien of Israël hiermee het beoogde doel zal bereiken. Algemeen acht men de represaille-maatregel niet in verhouding tot de aanslag die de aanleiding vormde, waarbij men echter vergeet dat bij de laatste een mensenleven verloren ging; ook merkt men op, dat bij de aanslag op het vliegveld de gevolgen niet neerkomen op de bevolking maar gedragen worden
| |
| |
door de verschillende verzekeringsmaatschappijen. De regering van Libanon was bovendien de meest gematigde van de buren van Israël en de druk van extreme elementen, die haar willen pressen tot een harder optreden, is door de Israëlische actie vergroot. Tengevolge van dit alles is de kans op een nieuw gewapend conflict in het Midden-Oosten de laatste tijd sterk toegenomen.
Reeds eerder waren de vredespogingen, die even oud zijn als het conflict, geïntensiveerd. Ruim een jaar probeert de speciale vertegenwoordiger der V.N., Gunnar Jarring, contacten te leggen om een einde aan het conflict te maken, maar tot nu toe strandde hij op de Israëlische opvatting dat de geschillen slechts uit de weg kunnen worden geruimd in rechtstreekse onderhandelingen tussen de betrokken partijen en op ontwijkende antwoorden van de Arabische regeringen; diverse pogingen, o.a. kort geleden van Italië, om hem te steunen haalden niets uit. Ook Scranton, de speciale vertegenwoordiger van de president-elect Nixon, onderzocht de situatie, maar zijn optimisme t.a.v. de vredeskansen in het Midden-Oosten is door de laatste gebeurtenissen ongegrond gebleken.
Belangrijk leek een plotselinge reis van de Russische minister van buitenlandse zaken, Gromyko, naar Caïro, voorafgegaan door een aanvankelijk geheim gehouden bespreking tussen de Russische onderminister Semjonov en de Israëlische vertegenwoordiger bij de V.N. te New York. Men vermoedt dat Gromyko voorgesteld heeft, dat Israël zich zou terugtrekken uit de in '67 bezette gebieden in ruil waarvoor de staat van oorlog zou worden beëindigd en Israël vrije doorvaart door het Suezkanaal zou verkrijgen. Tevens zou Gromyko in Caïro gepleit hebben voor een herstel van de diplomatieke betrekkingen tussen Egypte en de Verenigde Staten, die in '67 werden verbroken, hetgeen wel zou passen in het streven van Moskou om de onderlinge verstandhouding tussen de grote mogendheden, die na de Tsjechische inval verslechterd is, weer te verbeteren. Hoe dan ook, noch Israël noch de Verenigde Staten en Engeland voelden veel voor de Russische oplossing in het Midden-Oosten en het verscherpte Israëlische optreden deed ook Gromyko's poging de mist ingaan.
Alleen Frankrijk voelde wel iets voor het Russische optreden; de Gaulle had al eerder gepropageerd, dat de vier grote mogendheden zich moesten inspannen om tot een regeling voor het Midden-Oosten te komen, en alhoewel hij zich niet openlijk eens verklaarde met de Russische voorstellen, greep hij graag de gelegenheid aan om opnieuw op een gezamelijk optreden der grote vier aan te dringen. Voor Frankrijk zou dit een prestigevoordeel opleveren; niet alleen zou de na de gebeurtenissen in Tsjecho-Slowakije minder amicale Frans-Russische verhouding weer verbeterd kunnen worden, maar ook zou voor het eerst Frankrijk weer als gelijke van de anderen optreden in de grote vier.
De vlieger schijnt niet op te gaan. De Verenigde Staten en Engeland blijven vast houden aan een optreden van de grote vier binnen het kader van de Veiligheidsraad. De door deze raad uitgesproken veroordeling van het Israëlische optreden tegen Libanon is echter niet geschikt om Israël er toe over te halen zijn belangen aan dit college toe te vertrouwen. Deze veroordeling is wel op zijn plaats maar viel wat eenzijdig uit; men mist een dergelijke uitspraak over
| |
| |
de voortdurende aanslagen van Arabische zijde op Israëlisch grondgebied. Als dit laatste politiek niet haalbaar was in de Veiligheidsraad, is het dan niet verklaarbaar dat Tel Aviv zich afvraagt of dit college in staat is om een werkelijke vrede tot stand te brengen en te waarborgen? Intussen gaat de escalatie verder.
| |
Verenigde Staten
President-elect Nixon heeft in afwijking van de gewone gang van zaken ineens zijn gehele kabinet bekend gemaakt. Zijn pogingen om democraten in zijn regering op te nemen hebben geen noemenswaard succes gehad; dit is voor hem te betreuren, daar de democraten in het Congres een stevige meerderheid bezitten. Hij zal nu gebruik moeten maken van de bestaande verdeeldheid tussen de conservatieve en de progressieve vleugel binnen deze partij; verwacht wordt dat hij de laatste, waarin naast McCarthy de jongste der drie broers Kennedy, Edward, een steeds belangrijker rol gaat spelen, zal kiezen.
Belangrijk tot op zekere hoogte is de benoeming van William Rogers tot secretary of state; Rogers heeft goede relaties met het Congres, maar is buiten de Verenigde Staten weinig bekend. Men leidt uit deze benoeming af, dat Nixon persoonlijk zich intensief met de buitenlandse politiek zal gaan bemoeien.
Misschien is nog belangrijker dan de benoeming van de verschillende leden van het kabinet die van Nixons persoonlijke adviseur voor kwesties van de nationale veiligheid. Als zodanig is benoemd de hoogleraar aan de universiteit van Harvard, H. Kissinger, schrijver o.a. van: ‘Agenda voor de Natie’, waarin hij een politiek program voor de Verenigde Staten ontwikkelde. Hierin pleit hij voor een voorzichtig beleid t.a.v. de Sovjet-Unie, maar ook voor het behoud van het strategisch-militair overwicht van de Verenigde Staten. Eveneens wenst hij versterking van de banden met Europa, maar dan moet dit ook grotere verantwoordelijkheid op zich nemen voor de NATO-defensie; dat Europa na de de-kolonisatie, tengevolge waarvan de wereldbelangen der Europese mogendheden verminderden, geringere aandacht voor de wereldproblemen heeft, acht hij verklaarbaar; de Verenigde Staten moeten daarom de samenwerking met Europa toespitsen op de Europese problemen. Kissinger, die reeds in 1962 pleitte voor steun van de Verenigde Staten aan de opbouw van een Franse kernmacht, is het eens met de opvatting van Nixon dat de verstandhouding met de Gaulle verbeterd moet worden; in een meer zelfstandig Europa zal Frankrijk een belangrijke rol spelen.
De verbetering in de verstandhouding tussen de Verenigde Staten en Frankrijk werd trouwens al eerder voorbereid door de gezant der Verenigde Staten in Parijs, Sargent Shriver. Ook de Franse president was na de ontwikkelingen in Praag wel gedwongen zijn Russophiele politiek te wijzigen en zich meer op Washington te oriënteren. Een nauwere samenwerking met de NATO moest ook tot stand komen als gevolg van de groeiende macht van de Sovjet-Unie in de Middellandse Zee - waar Moskou overigens plotseling weer een deel van zijn vloot heeft teruggetrokken. Deze toenadering werd vergemakkelijkt door
| |
| |
de beslissing van Johnson om de bombardementen op Noord-Vietnam te staken en vredesonderhandelingen te openen, waarop de Gaulle reeds lang had aangedrongen; dat de besprekingen in Parijs werden gehouden - waar men het nu zelfs nog niet eens is over de vorm van de onderhandelingstafel - was voor de Gaulle een erkenning van de Franse positie. Ook de riante steun van de Verenigde Staten toen de Franse franc in gevaar was - en dat ondanks het feit dat Parijs eerder hevige aanvallen op de dollar had gedaan - deed de lucht opklaren. Men verwacht dat in de naaste toekomst de banden tussen Washington en Parijs weer nauwer worden aangehaald, hetgeen echter niet uitsluit, dat de Gaulle zijn Russische ijzers ook in het vuur houdt, gezien zijn meer tot Moskou overhellende politiek in het Midden-Oosten.
| |
Tsjecho-Slowakije
Met ingang van 1 januari 1969 is de eenheidsstaat gewijzigd in een federatie, waarin Tsjechië en Slowakije ieder een eigen parlement en een eigen regering hebben, die overkoepeld worden door een federale regering, een Huis van het volk, dat als volksvertegenwoordiging fungeert, en een Huis der Natie, waarin beide delen op gelijke wijze vertegenwoordigd zijn. De in verband hiermee noodzakelijke regeringswijzigingen leidden er toe, dat premier Cernik in december het ontslag van zijn regering aanbood aan president Svoboda, maar tegelijk belast werd met de vorming van een nieuwe regering. De vrees bestond dat dit aanleiding zou geven tot drastische veranderingen, waarbij progressieve elementen uit de omgeving van Dubcek op Russisch aandringen op een zijspoor zouden worden gezet.
Deze angst concentreerde zich rond de figuur van parlementsvoorzitter Smrkovsky, fel voorstander van de van januari tot augustus gevolgde politieke lijn en dus persona non grata in Moskou; men vond dat de pariteit in de top-regering moest worden doorgevoerd en, daar zowel de president als de premier Tsjechen waren, Smrkovsky als Tsjech onaanvaardbaar was als parlementsvoorzitter. Deze redenering kwam vooral van de zijde van Husak, Slowaaks partijchef en meer geneigd tot samenwerking met Moskou, die daarbij gemakshalve vergat, dat de drie genoemde functies samen nog niet opwegen tegen de door de Slowaak Dubcek bezette post van partijsecretaris. Tsjechische arbeiders- en studenten-kringen - aanvankelijk ook wel gesteund vanuit Slowakije - drongen aan op handhaving van de huidige parlementsvoorzitter en dreigden met een algemene staking als men hem zou uitrangeren; Smrkovsky voorkwam een diplomatieke ziekte door te verklaren dat na een medisch onderzoek gebleken was, dat hij volkomen in staat was zijn werkzaamheden voort te zetten. Husak haastte zich te verklaren dat de eis niet is gericht tegen de persoon van Smrkovsky en dat er geen enkel bezwaar is dat hij elders op een vooraanstaande post wordt geplaatst, maar door zijn actie wakkerde hij de tegenstelling tussen beide naties aan en probeert hij bovendien bij Rusland in het gevlei te komen. Hij speelt een gevaarlijk spel; het eerste kan leiden tot het uiteenvallen van de federatie en wat het tweede betreft moet hij oppassen voor
| |
| |
de mening dat hij de Russische steun tot eigen meerdere eer en glorie kan gebruiken.
Smrkovsky heeft zich nu bij de situatie neergelegd; hij blijft lid van het partijpresidium en wordt genoemd als vice-voorzitter. Mogelijk heeft de ten zijnen gunste gevoerde actie alleen bereikt, dat hij niet nu al wordt uitgeschakeld.
| |
Venezuela
Op 1 december hadden er in deze Zuid-Amerikaanse republiek presidentsverkiezingen plaats. Tegenover elkaar stonden de Partij voor democratische actie met Barrios en de Christen-democratische partij met Rafaël Caldera als kandidaat. Volgens geruchten had de laatste een kleine voorsprong, maar toen de uitslag op 4 december nog niet bekend gemaakt - kon? - worden, vreesde men dat Barrios met militaire hulp een poging zou doen om de macht in handen te houden. Tenslotte werd de overwinning van Caldera echter erkend. Deze is niet groot, hij moet werken zonder meerderheid in het Congres en het zal niet gemakkelijk zijn zijn programma van een ‘diepgaande revolutie zonder geweld’, omvattend verbetering van het onderwijs en van de landbouw, gepaard met een verregaande landhervorming en verdere politieke democratisering, door te zetten. Misschien kan hij inspiratie en steun krijgen bij zijn geestverwant Frei, president van Chili. Een gezonde ontwikkeling in de Latijns-Amerikaanse landen zoals deze voorlopers trachten te verwezenlijken is, gezien het belang van deze gebieden, van betekenis voor de gehele wereld.
10-1-'69
J. Oomes
| |
België
Constitutionele rekenkunde
Het leven van de regering Eyskens leek in december en januari hoofdzakelijk beheerst door de grondwetshervorming. Men kan alle politieke en parlementaire moeilijkheden hierrond herleiden tot één kernachtige vraag: ‘Hoe kan een twee-partijenregering zoals de huidige, die geen twee-derdenmeerderheid in het parlement heeft, toch die twee-derdenmeerderheid vinden voor haar constitutionele nieuwbouw?’ - In de traditionalistische politieke kringen antwoordt men hierop: ‘Door de P.V.V. te betrekken bij de grondwetsherziening’. Dat zulks eventueel slechts kan gebeuren door de twee-ledige regering in een drieledige om te vormen, schrikt die conservatieve milieus niet af. Integendeel, die transformatie streven ze reeds lang na, hoe onwaarschijnlijk ze ook zijn mag. In andere kringen denkt men dat de P.V.V. eventueel bereid is de nieuwe grondwet te helpen opbouwen, en tegelijkertijd in de oppositie wil blijven. In dat geval zal men aan de P.V.V. op verschillende niveaus van de binnenlandse politiek concessies op lange termijn moeten doen.
Tot nog toe ziet de oplossing zowel van het ene als van het andere probleem
| |
| |
er totaal onmogelijk uit. Het heroptreden van dhr. Vanaudenhove als voorzitter van de P.V.V. tijdens de eerste week van januari, en zijn contact met premier Eyskens over de bovengeschetste vraagstukken moeten in dit licht gezien worden. De P.V.V. wenst zich als derde partner in het constitutionele werk in te schakelen, eerst buiten het parlement, in een drie-partijen rondetafel, een procedure waarin alle traditionele Belgische politieke elementen elkaar terug moeten vinden op de grondslag van het aloude unitarisme, dat in hoge mate gevoelig is voor de agitatie van de Brusselse pressiegroepen. Voor Vlaanderen is dit de slechtst mogelijke politieke formule.
In hetzelfde hoofdstuk van de constitutionele rekenkunde hoort het debat thuis dat sedert enkele weken woedt over de manier waarop onthoudingen bij parlementaire stemmingen meegerekend of niet meegerekend moeten worden voor het bepalen van de meerderheid. Als voor het berekenen van die meerderheid alleen de ja- en de neen-stemmen én hun totaal in aanmerking komen (zonder de onthoudingen), dan zou de tweeledige regering eventueel toch een fictieve twee-derdenmeerderheid kunnen construeren. Dat zou een weinig elegant en alles behalve overtuigend en democratisch procédé zijn - en dát in een land waarvan de ‘patres patriae’, de vaderen van het vaderland, vóór 1830, in de tijd van de Verenigde Nederlanden, zo smalend hebben gesproken van ‘Hollandse rekenkunde’, toen koning Willem eens bij het berekenen van een parlementaire meerderheid eveneens zijn persoonlijke normen aanlegde!
| |
Oude partijen willen zich handhaven
Zo begon het nieuwe jaar in het teken van een fors offensief om de fictie te herstellen dat héél de politieke wils- en besluitvorming en héél het politieke actievermogen van België geconcentreerd is binnen de drie partijen die zichzelf met een moeilijk te volgen eigenliefde ‘de traditionele partijen’ blijven noemen. Reeds in de eerste week van het politieke jaar zag men de aloude topstructuren van de drie traditionele partijen in actie: bij de C.V.P. de hh. Houben en Servais, bij de B.S.P. de hh. Collard en Van Eynde, bij de P.V.V. (na de mislukking van een tijdelijke drieledige leiding,) dhr. Vanaudenhove. Op een nieuwjaarsreceptie deed dhr. Houben wel een poging om in het unitaire schema een plaats over te laten aan tweee ‘autonome’ vleugels, maar het accent lag op het unitaire karakter van de partij. Ook de andere twee traditionele partijen, zonder onderscheid gespleten door de nationale tegenstellingen in het land, besloten het jaar met politieke ‘window-dressing’, om het te zeggen met een aan de beurstaal ontleende term: men tracht de gevel bij het jaarultimo zo mooi mogelijk op te smukken. Als binnen enkele maanden blijkt dat deze tactiek de centralistische en unitaire leiders alleen nog meer vervreemd heeft van ‘le pays réel’, dan zal er ongetwijfeld weer geween en geknars van tanden zijn. Dan zal de theoretische autonomie der vleugels in ijltempo een schijn van werkelijkheid moeten krijgen. Dan zal geschreven worden dat de afzonderlijke bijeenkomsten van Waalse mandatarissen van álle in Wallonië vertegenwoordigde partijen, die in december plaatshad, een Vlaamse tegenzet verdiend had.
| |
| |
Of de gewone politiek-bewuste Vlaming zich dan door die laattijdige helderziendheid zal laten beïnvloeden, lijkt echter twijfelachtig in deze tijd van grote en snelle omkeer in heel het maatschappelijk lichaam. Terwijl het gemeenschapsleven zelfs in zijn oudste cellen - de kerkelijke - revolutionair geschokt wordt, doet in België een groep traditionele politici alsof het hele maatschappelijke leven uitmondt in, vertegenwoordigd is door en zichzelf herkent in een drietal unitaire partijbesturen, die echter in het dagelijkse politieke leven zelf uiteengescheurd worden door de nationale tegenstellingen en door uiteenlopende sociale en geestelijke krachtlijnen.
| |
Onmogelijk vestigingsbeleid
Hoe ver het uiteenvallen van de unitaire politieke wilsvorming in België gevorderd is, bleek in de voorbije weken nogmaals op een terrein waarop nochtans enkele concrete referentiepunten te vinden zijn: de vestiging of de uitbreiding van bedrijven in Vlaanderen of in Wallonië.
Tegen de bouw van een elektrische smeltoven in het Allegheney-Longdoz-bedrijf te Genk kwam bijna heel het Luikse politieke en syndicale milieu in opstand. Indien de oven er komt, zal het te danken zijn aan de rationaliteits-overwegingen van de Amerikaanse aandeelhouder en aan de dwangpositie waarin de C.V.P. zich in Limburg bevindt, zodat ze niet anders meer kan dan de nieuwe oven verdedigen.
De gedeeltelijke splitsing van het kernbedrijf van Mol en van de petrochemische nijverheid van Antwerpen en de kunstmatige creatie van Waalse centra in die sectoren, is een ander bewijs van de teloorgang van objectieve economische criteria in de Belgische economische politiek en van de onwil waarmee Wallonië de (laattijdige en nog zeer onvolledige) industriële aanpassing van Vlaanderen bejegent.
Voor het voortbestaan van België is een nieuwe algemene context vereist, die blijkbaar grondig moet verschillen van de unitaire en door de Franstaligen beheerste machtsstructuur, die aan dit land in 1830 zijn afzonderlijk bestaan geschonken heeft. In het huidige geharrewar rond de grondwetsherziening is de aanloop naar die nieuwe opbouw nog niet te bespeuren.
| |
Spaaks gedenkschriften
Er was verder nog nieuws op een totaal ander vlak. P.H. Spaak gaf via de T.V. een voorsmaakje van wat zijn eerstdaags te verschijnen gedenkschriften zullen bevatten: herinneringen die o.m. een nieuw licht kunnen werpen op de zwaarste crisis die België sedert zijn ontstaan te verduren had: de tweede wereld-oorlog en de daarop volgende ‘koningscrisis’.
In die na-oorlogse jaren was het koningschap de val nabij en de Vlaams-Waalse tegenstellingen bereikten de marge van wat nog draaglijk was. Tevens greep de Belgische Staat in tegen het Vlaamsnationalisme, door middel van een repressie die als onderdrukkingsmechanisme alles overtrof wat hij ooit tegen
| |
| |
om het even welk politiek of geestelijk streven in dit land ondernomen had. De onderdrukking van socialistische woelingen in de 19e eeuw was een zachtaardig intermezzo vergeleken met wat na 1944 in België tegen een aanzienlijk deel van de Vlaamse Beweging ondernomen is. Maar dié kant van de zaak zal Spaak allicht onvermeld laten.
De oude staatsman schijnt daarentegen wel bereid kritisch te oordelen over twee problemen die tot nog toe door een vaderlands taboe beschermd waren. Het eerste daarvan is de ontbinding van de regering Pierlot in 1940 en haar geleidelijke verrijzenis en herleving te Londen. Daar begon ze opnieuw als een met rechtsmacht en politiek gezag beklede instantie op te treden; na september 1944 bleek met welke gevolgen. Daarnaast schijnt Spaak ook geneigd, zijn kritische zin te volgen bij het beoordelen van de koningscrisis. In wat hij tot nog toe hierover losliet, bleek een in België zeldzame bereidheid om ook het eigen optreden te relativeren en te ontdoen van een aureool dat de noodwendigheden van de machtsstrijd en van de politieke zelfverdediging errond geweven hadden.
Indien Spaak in de laatste periode van zijn leven het signaal gaf tot deze terugkeer tot de objectiviteit tegenover het recente verleden, zou hij aan zijn talrijke politieke verdiensten nog een opmerkelijke geste toevoegen. Hij zou dan een eerste poging doen tot valorisatie van een verleden dat rijk was aan soms onmenselijke tegenstellingen, maar waarin ondanks alles toch ook, in álle kampen zonder onderscheid, naast zwakheid en laagheid, ook moed en eerlijkheid nooit helemaal ontbroken hebben. Voor de beoordeling van deze gedenkschriften dient men de integrale verschijning ervan af te wachten. Zelfs nu reeds heeft Spaak een paar politieke hypotheken gedeeltelijk gelicht.
10-1-'69
Hektor de Bruyne
|
|