| |
| |
| |
Reflecties op het Russell-tribunaal
J.W. Schneider S.J.
De verontwaardiging en verontrusting over oorlog neemt in onze tijd haar eigen vormen aan, maar het zou toch onjuist zijn vorige tijden geen duidelijke verafschuwing van dit verschijnsel toe te vertrouwen. Evenwel is er dit nieuwe ontstaan, dat men oorlog niet meer zo vanzelfsprekend als een onafwendbaar gegeven aanvaardt en men meent middelen te hebben gevonden om althans het oorlogvoeren wat moeilijker te maken. Reeds de Volkenbondidee ging uit van de veronderstelling, dat regeerders oorlog maken, dat de volken vredelievend zijn en wanneer men nu de druk van de menigte op de regeerders vergroot, dan kan oorlog worden uitgebannen. Deze veronderstelling bevat veel waars, maar blijkt eenzijdig. Juist in de Vietnam-crisis ligt de schuld, aldus het Russell-tribunaal, bij de Verenigde Staten, die men toch moeilijk alle kwaliteiten van een democratie kan ontzeggen, integendeel. Het is waarschijnlijk juister om te zeggen, dat de volksmassa makkelijker een oorlog begint, maar als de prijs gevoeld wordt - en deze prijs wordt betaald door het volk - het eerst in opstand komt. Dan krijgt men die splijting tussen volk en regeerders, die het onderscheid van haviken en duiven oproept.
Een ander punt dat men voor ogen moet houden is het ook meer recente verschijnsel van het pacifisme, het eerst door Lenin scherp geformuleerd. Als een partij met vechten ophoudt, dan houdt de oorlog vanzelf op. Gekoppeld met ideeën over geweldloosheid leidt zo'n beweging tot een oproep tot eenzijdige ontwapening en verder dienstweigering en andere zgn. geweldloze acties, die over het algemeen tot een dubbel toekomstperspectief leiden: beter rood dan dood, of anders, als het zover zou komen, zich laten overweldigen als een mindere prijs dan de oorlog, ofwel men schrijft één partij goede bedoelingen toe en poogt dus de kwade partij tot eenzijdige stopzetting te bewegen, waarop dan automatisch vrede volgt. Als men er vanuit gaat, dat de Amerikanen begonnen zijn en de kwade partij zijn, dan moet men proberen om juist deze partij tot stopzetting van de vijandelijkheden te dwingen of te brengen en natuurlijk zal de andere partij, die krijgt wat zij hebben wil, de wapens neerleggen en haar gerechtvaardigde aspiraties vreedzaam tot verwezenlijking brengen. Het lijkt ons, dat zulke redeneringen wel een wat simplistische voorstelling van zaken geven en daarom nogal enthousiast van de deugdelijkheid van eigen acties ter beëindiging van oorlog uitgaan.
| |
| |
De filosoof Bertrand Russell heeft zich op hogere leeftijd sterk ingezet voor vredesacties. Zo heeft hij acties ontketend bekend als ‘ban-the-bomb’ marsen, die bijv. in India een weergaloos enthousiasme opriepen. Toen deze zelfde Russell in het conflict India - China aanbood om neutraal als bemiddelaar op te treden, was de Indische opinie zwaar verontwaardigd, omdat een dergelijke neutrale houding de Chinese agressie scheen te vergeven. Pas als China alles zou opgeven, was India bereid om neutraal te laten bemiddelen, maar men vraagt zich af wat er dan nog te bemiddelen zou zijn. Ten aanzien van Vietnam heeft Russell de idee opgevat om een tribunaal op te zetten, Amerika te veroordelen - dat was immers duidelijk, nietwaar - en zo de publieke opinie te stimuleren en te pogen om Amerika te doen uittreden uit de strijd, waarna alles geregeld zou zijn.
Nadat president de Gaulle geweigerd had, het tribunaal op Franse bodem te laten opereren, vond men Zweden bereid het op zijn grondgebied te laten doorgaan en zo zetelde het tribunaal te Stockholm - Roskilde in mei 1967. Het tribunaal kwam tot de conclusie, dat de regering van de Verenigde Staten agressie gepleegd had, er civiele doelen systematisch waren gebombardeerd, dat Cambodja's grondgebied was geschonden en dat de regeringen van Australië, Nieuw-Zeeland en Zuid-Korea medeplichtig waren aan de agressie. Dit zijn nogal zware beschuldigingen, vooral ook omdat onvermijdelijk het woord genocide of volkerenmoord valt. Wat valt over dit tribunaal te zeggen?
Een eerste vraag is of het waar is wat gezegd wordt. Wat men ook verder mag denken over het gewicht aan zo'n tribunaal te hechten, een eerste vereiste is toch dat men de waarheid geen geweld aan moet doen. Men kan immers geen einde aan een oorlog maken door de druk van de publieke opinie, door slecht gefundeerde beschuldigingen. Dat kan een weldenkend mens niet aanvaarden. De feiten die het tribunaal aanhaalt, zijn in het algemeen wel waar. Er is een uitvoerige beschrijving van de soorten wapenen, er zijn vele getuigenissen over het raken van burgelijke doelen, er worden telegrammen aangehaald die Amerikaanse regeringsleiders toch wel duidelijk de mening in de mond leggen, dat de burger eerste krijgsobject is geworden, er worden een aantal martelingen en nog ergere zaken over de behandeling van krijgsgevangenen naar voren gebracht, meestal door mensen die zeggen deze zelf bedreven te hebben. Aan deze feiten zal men wel niet voorbij kunnen gaan.
In de oproep van Russell kan men lezen: ‘We beogen een zo volledig mogelijk beeld te geven van wat er met de mensen in Vietnam gebeurd is’. Welnu, aan deze volledigheid ontbreekt het ten enenmale en dat is opzet. Men is bijeengekomen om Amerika te veroordelen en Noord-Vietnam staat daarbuiten. Verder is er een dubbel soort generalisatie: uit een aantal feiten wordt dé oorlogsvoering als in die zin misdadig gekarakteriseerd en de regering van de Verenigde Staten wordt er van beschuldigd, blijkbaar in haar geheel. Er is geen enkele poging gedaan om de aangehaalde feiten in perspectief te plaatsen. Er zijn handelingen in een oorlog die alle normen in een oorlog overtreden en andere die, hoe erg ook, wellicht niet helemaal vergeven kunnen worden, maar toch
| |
| |
niet zo zwaar aangerekend dienen te worden. Met name het feit dat er een guerilla-oorlog woedt, schijnt geen enkel gevolg te hebben voor de beoordeling, tenzij deze dat men het Amerika kwalijk neemt met moderne wapenen tegen de eenvoudige voor zijn land vechtende boer op te treden. Men moet echter dit tribunaal nageven de aandacht op de intrinsieke walgelijkheid van de oorlog gevestigd te hebben, maar het tribunaal doet er verder niets aan, tenzij dat het Amerika, omdat het de aanvaller is, deze zaken des te erger kwalijk neemt.
Een tweede vraag is of het hanteren van de vorm van een tribunaal juist is of een stuk boerenbedrog. Deze vraag heeft twee kanten: heeft men de juridische vorm, waarin de leek zich makkelijk verliest, op adequate wijze gevolgd en vervolgens: had men de vorm van een tribunaal mogen kiezen? Nemen wij de tweede vraag, de meest essentiële, het eerst, om daarna nog enige dingen over de eerste vraag te zeggen.
In zijn openingsrede voor het tribunaal heeft Sartre de vraag naar de machtiging bekeken. Er is eenvoudig een nood om het tribunaal van Neurenberg voort te zetten. Geen der bestaande machten echter waagt het een tribunaal op te richten, of is daartoe in staat. Juist die onmacht rechtigt de wettigheid. Dit lijkt toch op een spelen met het begrip ‘wettigheid’. Wettig is wat de wet voorschrijft, in overeenstemming met de wet geschiedt en dus uit een rechtssysteem voortkomt. Nu plegen op gezette tijden degenen die ontevreden zijn met de bestaande rechtssystemen, zich te beroepen op een wettigheid die tegen de wet ingaat maar voortkomt uit het Recht tout court. Uit de onrechtmatigheid van het bestaande recht ontzeggen zij dit recht zijn geldigheid of beroepen zich althans op zijn onvoldoendheid. Een dergelijke redenering kan juist zijn, maar is uiteraard slechts geschikt voor extreme gevallen en er is meer nodig dan heilige verontwaardiging om zich van een dergelijk recht boven het recht te verzekeren. Daarmee wordt niet beweerd, dat er geen tekorten zijn in het bestaande recht, maar alleen dat men met de nodige voorzichtigheid dit recht moet evolueren.
Verder beroept Sartre zich op de algemeen-geldigheid van het tribunaal. Het is niet precies duidelijk wat daarmee bedoeld is. Moet het betekenen, dat de getrokken conclusies onomstotelijk vaststaan of dat de overgrote meerderheid van de mensen ongetwijfeld vertegenwoordigd is door de mensen die het tribunaal vormen? Of moet men zeggen, dat iedereen bij gebrek aan bestaande tribunalen zich tot tribunaal kan verklaren? Er is geen enkel bezwaar om de kwestie Vietnam te onderzoeken, gezamenlijk, en de bevindingen vast te leggen. Amerikaanse juristen zijn in dit opzicht voorop gegaan en niemand zal hun dit recht ontzeggen. Maar waarom dan een tribunaal? Dat kan toch moeilijk iets anders betekenen dan dat juist deze groep van mensen bijzonder gekwalificeerd is om een dergelijke mening te formuleren en dat dus anderen die mening hebben te volgen. Dat volgen zou dan, aldus Sartre, de wettigheid achteraf bewijzen of constitueren.
Men kan moeilijk aan de indruk ontkomen, dat de vorm van het tribunaal, met rechters, getuigen, advocaten, documenten en wat juristen gekozen is om
| |
| |
de indruk te vestigen, dat men zeer serieus te werk is gegaan en zo zijn mening te tooien met wat hij niet is: een opdracht die door de legitieme macht is verstrekt. Als men een tribunaalvorm neemt, dan veronderstelt men een opdracht en waarin kan deze bestaan? Moet men aannemen, dat een van de partijen veroordeeld moet worden? In dat geval is een tribunaal puur bedrog. Het tribunaal zegt althans zich niet van te voren te binden. Of is het omdat, nu er in Vietnam een oorlog is, er dus een schuldige gezocht moet worden? Maar kan men in die zin van schuldigen spreken? En waarom nu precies voor het geval Vietnam? Dat een tribunaal als dat van Neurenberg politieke kanten heeft, volgt uit het feit dat er door de politieke machten naar een vorm van rechtsoplossing gezocht is. Als men evenwel op eigen houtje een mening gaat geven die men toch als een rechtsoplossing bedoelt, dan doet men aan politiek en is de onpartijdigheid, die men zo hoog roemt in dit tribunaal, essentiëel zoek. Op het eind van zijn betoog merkt Sartre op, dat het tribunaal begonnen is om het Amerikaanse volk te helpen. Immers overal zijn er rechters, het zijn de volkeren en dus ook het Amerikaanse. Maar komt men dan niet tot een opwekking tot subversie, indien men uitkomt bij een veroordeling van de Amerikaanse regering? Plaatst men zich niet nillens willens in het kamp van degenen die de Amerikaanse zaak en met name zijn regering bestrijden, maar het Amerikaanse volk een misleide menigte noemen? Op titel van onpartijdigheid wenst men partij te kiezen.
Iedereen kan en mag denken over anderen wat hij wil, mits hij zijn verantwoordelijkheid voor de wet en volgens het recht uitoefent. Tot het bestand van het bestaande recht begint te horen het geheel van regels, internationaal ook uitgewerkt. Daaronder vallen zulke regels als: niemand mag veroordeeld worden zonder vorm van proces, ieder heeft recht op zijn goede naam. Nu kan het tribunaal zeggen dat zij niemand zonder vorm van proces veroordelen en bovendien alleen vagelijk over de regeringen spreken, dat zij verder ook niemand veroordelen omdat zij het oordeel niet kunnen uitvoeren. Dit lijken kunstgrepen, te meer daar een veroordeling die een regering aan de kaak stelt, het normale internationale sanctie-middel is dat het internationale recht kent. Welnu men hanteert die sanctie zonder de machtiging die sanctie te mogen gebruiken. Nu kan men opmerken, dat het met de procedures van internationale lichamen ook niet alles is, maar men vergelijke eens de lange en laborieuze weg die inzake mensenrechten gebruikt wordt in de Raad van Europa, bv. inzake Griekenland. De zaak Vietnam, zoveel ernstiger en zoveel gecompliceerder, wordt heel wat sneller afgedaan en op de rechterstoel treffen wij van de zestien mensen zes juristen aan en verder mensen als Stokeley Carmichael, Dave Dellinger, organisator van grote marsen tegen Vietnam in Amerika, Sartre etc., allemaal mensen die om hun duidelijk linkse en anti-Amerikaanse sympathieën bekend staan. Nu is een rechter ook maar een mens, maar wanneer hij om zijn anti-Vietnamhouding toegang heeft tot ‘the bench’ wordt het toch bedenkelijker.
Vervolgens, en wij zijn hiermee al geraakt in de procedurele kwesties, was er
| |
| |
geen officiële Amerikaanse vertegenwoordiger. Zo iemand was wel uitgenodigd, maar men kon op zijn vingers uittellen, dat Amerika niemand zenden zou. Dit gebrek is een ernstige aantasting van het algemeen geldende procesrecht. De kunstgreep om enige Amerikanen, bekend om hun anti-Amerikaanse houding, uit te nodigen gaat toch niet goed op.
In de beoordeling van de feiten liggen ook zwakke punten. Om te beginnen is Noord-Vietnam niet ter tafel gekomen als oorlogsvoerende partij. Vietnam is volgens de Akkoorden van Genève één land: de Vietnamezen uit het noorden kunnen dus geen invallers in eigen land zijn, zo luidt het. De regering van Zuid-Vietnam is een stelletje marionetten, Zuid-Vietnam is een staat die zich alleen met Amerikaanse steun kan staande houden. Deze en dergelijke beweringen komen vlot uit de pen en toch zijn dit beweringen die als bewezen worden aanvaard, terwijl juist dergelijke punten allerminst vaststaan. De American Society of International Law heeft een fors boek het licht doen zien over de Vietnamese oorlog en het internationale recht, een meer imponerende poging om enige klaarheid te brengen, die overigens niet komt. Zo schrijft een der medewerkers, Daniel G. Partan, dat er voor het ogenblik geen competent orgaan is om de tegenstrijdige claims, wie wat is en wat doet, uit te maken en dat men hoogstens het gewicht kan nagaan dat aan internationaal-rechtelijke argumenten in deze claims vervat toekomt. Dit is een evenwichtiger en juister beschouwing dan de methode van het tribunaal om alle Noordvietnamese stellingen met huid en haar te slikken en als basis voor zijn beslissingen te nemen.
Voor een juridische beoordeling - en in een tribunaal gaat het daar toch om, nietwaar - moet men de bestaande regels nagaan. Nu is de grote moeilijkheid, dat de regels van internationaal recht niet zo bijzonder duidelijk zijn en waar ze duidelijk zijn is het nogal lastig om de bestaande feiten er onder te brengen. Het tribunaal heeft daar minder moeite mee, omdat het de extensieve interpretatie volgt. Agressie is een begrip waarover nu onderhand ruim dertig jaar in het internationale leven gevochten is en men is er niet uit gekomen. De enige gevallen van agressie die duidelijk zijn geworden zijn die, waar een internationale instantie een desbetreffend oordeel heeft uitgesproken. De moeilijkheid is, dat agressie een zeer zware beschuldiging met ernstige gevolgen is en in feite beide partijen meestal schuld hebben, zij het een ongelijke. Het tribunaal merkt op, dat de definitie van agressie in Neurenberg gebruikt te beperkt is - betekent dat: men kan dan de Amerikanen niet veroordelen?! - en men pakt even een wat uitgebreidere en zie, de Amerikanen hebben agressie gepleegd. Bij het gebruik van wapens en het treffen van civiele doelen worden alle relevante internationale regels naar voren gehaald, alle beperkingen in hun uitleg ter zijde gezet en het is duidelijk, dat Amerika schuldig is.
Dat het tribunaal een poging is - nu afgezien van de vorm - die de stroom van TV-documentaires etc. eens op een andere wijze samenvat, kan men beschouwen als een nuttige poging om walging voor oorlog op te wekken en zo te helpen een vredesklimaat op te bouwen. Dat men echter in zo'n ernstige
| |
| |
zaak een propagandastunt uithaalt is minder te bewonderen. Diepe verontwaardiging en persoonlijke overtuiging zijn niet voldoende om dermate ernstige beschuldigingen te uiten. De bewuste eenzijdigheid, gemotiveerd door het feit dat men de activiteiten van een groep arme, onderdrukte boeren, die door de situatie genoodzaakt zijn een ijzeren discipline in hun strijdorganisatie te handhaven, niet op één lijn kan stellen met daden van een leger uit een hoog-geïndustrialiseerd en ontwikkeld land, lijkt ons geen voldoend argument. Dit argument komt neer op een soort ‘non-alignment against the West’, dat berust op de overtuiging dat men op Amerika wel druk en effectieve druk kan uitoefenen maar niet op de andere partij. Als dit uitloopt op een aanvaarden van alles wat een partij doet met de verontschuldiging dat zij onontwikkeld zijn, dat Rusland wel moet helpen en mag helpen, maar dat de Amerikanen omdat zij hoog-ontwikkeld zijn, dit moeten kunnen begrijpen, dan komt men toch wel erg dicht bij het meten met twee maten. In feite komt het neer op de overigens onbewezen vooronderstelling, dat in niet-ontwikkelde gebieden lieden die het niet zo nauw nemen maar een ijzeren discipline hebben, vergeven moeten worden en dat andere niet-ontwikkelde gebieden daar niets tegenover mogen stellen. Wanneer men dit princiep verheerlijkt, is men bij de aanvaarding van de zgn. nationale bevrijdingsoorlogen, waarbij de bevrijders hun mogelijke identificatie met het communistisch kamp niet wordt aangewreven, maar de anderen automatisch in het imperialistisch kamp gedrukt worden. Dit soort politieke overtuigingen met een kwastje legaliteit opfrissen lijkt ons tegen de essentie van het recht. Het is een procedure die Rusland in Tsechoslowakije toepaste: invallen, dan een verdrag ondertekenen en zeggen:
wij zijn er toch legaal. Het Russell-tribunaal lijkt ons van die rechtsopvatting uit te gaan, en het moet gezegd, het is een rechtsopvatting die velen aanhangen.
|
|