| |
| |
| |
Politiek overzicht
Internationaal
Nato
De bezetting van Tsjecho-Slowakije in augustus van dit jaar door Rusland en vier andere landen van het Warschaupact heeft gevolgen gehad voor deze bijna 20 jaren bestaande organisatie. Er was al in augustus sprake van tekortkomingen in het inlichtingensysteem van de NATO, daar vrijwel niemand een dergelijk Russisch optreden had verwacht en men er dan ook niet op was voorbereid. Dit optreden was wel uitsluitend tegen Tsjecho-Slowakije gericht en was niet bedoeld als een directe bedreiging van de NATO, maar feit was, dat het toch al labiele evenwicht in Midden Europa nu ten voordele van Rusland was gewijzigd, dat zijn troepen naar het Westen verplaatste, terwijl het bovendien bleek te beschikken over een grote en snel te gebruiken legermacht.
Het is al vaker gezegd, dat wij leven in een crisis van het vertrouwen en wij zullen de laatsten zijn om te zeggen, dat Moskou nooit redenen heeft gehad om het Westen te wantrouwen, maar ook de handelingen van Moskou kunnen - hoe goed bedoeld ook - een wantrouwen veroorzaken. Het is jammer maar toch ook te verklaren, dat men in de z.g. Westerse wereld er aan twijfelde of de plannen van Moskou wel zo vreedzaam waren; men werd onzeker en vroeg zich af of het defensieve beleid van Moskou - of moeten wij zeggen: van het establishment in de Russische hoofdstad? - ook zou overgaan tot optreden tegen Roemenië, Joego-Slavië en Albanië. Het eerstgenoemde is lid van het Warschaupact, maar loopt niet in de pas met Rusland; in hoeverre de geruchten over een Russisch optreden tegen dit land waarheid bevatten is onbekend, maar dat Moskou probeert zijn greep weer te versterken blijkt uit de geplande manoeuvres van de troepen van de Warschaupactlanden in Roemenië, waartegen Ceausescu zich niet kan verzetten, maar waarmee hij ook niet erg ingenomen zal zijn en tegen de gevolgen waarvan hij zich probeert zeker te stellen door van tevoren de datum van terugtrekken der troepen te laten vastleggen. De beide andere landen zijn geen leden van het Warschaupact. Moet de groeiende Russische Middellandse-Zeevloot gezien worden in verband met het uitoefenen van druk op deze twee? In elk geval zou zij belangrijke diensten kunnen bewijzen bij een eventuele actie, zowel in de Adriatische Zee als in de buurt van Israël. Natuurlijk moet Tito, zoals hij onlangs deed, verklaren niet te geloven in een Russische aanval en geen hulp van de Verenigde Staten of van de NATO nodig te hebben, maar enkele maanden geleden onderhandelde hij
| |
| |
druk met zijn buurland, Roemenië, over gezamenlijk optreden tegen agressie en toen en nu verklaarde hij uitdrukkelijk in staat te zijn zijn land tegen elke agressor te kunnen en te zullen verdedigen.
Van verschillende kanten, o.a. door West-Duitsland, werd dan ook reeds kort na het Russische optreden in Tsjecho-Slowakije aangedrongen op NATO-overleg om zowel de politiek als de defensie nader te bezien. Daarom werd de normaal in december gehouden vergadering van de ministers van de aangesloten landen verplaatst naar 15 en 16 november in Brussel; deze viel nu gedeeltelijk samen met de Noord-Atlantische Assemblée, bestaande uit een aantal parlementsleden van de NATO-landen. In deze laatste vergadering, die van 11-15 november eveneens te Brussel plaats had, werd niet alleen gesproken over versterking van het militaire apparaat, om beter op eventuele gebeurtenissen voorbereid te zijn, maar werd er eveneens op gewezen, dat voortdurend moest worden geprobeerd een terugkeer naar ontspanning en begrip tussen Oost en West te bewerkstelligen, terwijl er bij de Verenigde Staten op werd aangedrongen te blijven proberen met de Sovjet Unie een akkoord over beperking van bewapening te sluiten.
De bijeenkomst van ministers van defensie besloot inderdaad tot een verhoging van de militaire inspanning, maar verklaarde dat dit beschouwd moest worden als het inlopen van een achterstand en niet als een stap op weg naar escalatie. Daar Frankrijk enkele jaren geleden uit de geïntegreerde militaire structuur van de NATO is getreden, was dit land niet op de vergadering vertegenwoordigd.
Dit was wel het geval op de bijeenkomst van de Noord-Atlantische Raad, die op 15 november begon. Hier bleek men eensgezind te zijn ten aanzien van de noodzaak de Sovjet Unie duidelijk te waarschuwen voor verdere militaire interventies, waarbij Frankrijk de bewoordingen minder krachtig wilde doen zijn dan de overige landen. Rusk, minister van buitenlandse zaken der Verenigde Staten, verklaarde, dat de NATO veiligheidsbelangen had in Oostenrijk en Joego-Slavië; Engeland wenste de Sovjet Unie een zeer duidelijk teken te geven niet verder op te treden tegen haar bondgenoten of tegen niet-gebonden landen, terwijl Debré namens Frankrijk verklaarde, dat ondanks meningsverschillen tussen zijn land en de andere aangesloten landen over de manier waarop de veiligheid moest worden gewaarborgd en waarop naar ontspanning moet worden gestreefd, de Franse regering zich niet zal onttrekken aan de verplichtingen, die zij door haar lidmaatschap op zich heeft genomen. Deze verklaring is belangrijk, omdat hiermee een einde is gekomen aan de onzekerheid of de Gaulle het volgend jaar van de gelegenheid zal gebruik maken om volledig uit de NATO te treden. Het Russische optreden heeft tenminste bewerkt, dat Frankrijk weer iets dichter bij de Verenigde Staten c.s. is komen te staan.
Dat men in NATO-kringen gezien de situatie overgaat tot verbetering - dus versterking - van het militaire apparaat, kunnen wij begrijpen. Wij vinden het echter jammer, dat men alleen maar praat over de noodzaak te blijven streven naar ontspanning. Zoals men een daad stelt om eventueel de veiligheid van het Westen te kunnen verdedigen, zou men ook een daad moeten stellen om het
| |
| |
wantrouwen in Oostelijke kringen tenminste te verminderen. Een openlijke erkenning van de Oder-Neisse-grens, vooral door de Bondsrepubliek, zou een voorname stap in de goede richting zijn. Ook een erkenning van de DDR zou leiden tot een duidelijker beeld en het wantrouwen gedeeltelijk kunnen wegnemen. En - al zal Moskou dit op dit ogenblik misschien minder waarderen - een erkenning van Peking-China met toelating tot de Verenigde Naties zou blijk geven van een beter zicht op de werkelijkheid. Of meent men dit alles uit prestige-overwegingen te moeten nalaten?
Als gevolg van deze NATO-besluiten heeft Nederland zijn defensiebegroting voor de volgende drie jaren met in totaal 225 miljoen gulden verhoogd. Dit voorstel is reeds door de Tweede Kamer goedgekeurd en moet de Eerste Kamer nog passeren. Er is rondom dit voorstel nogal deining ontstaan, maar wij dachten, dat degenen die het met deze verhoging niet eens zijn, zich eerder moesten richten tegen het lidmaatschap van Nederland van de NATO. Intussen gaf minister-president de Jong voor radio en televisie een eenvoudige en duidelijke uiteenzetting van het hoe en waarom van de verhoogde bijdrage. Dit bracht onmiddellijk een andere kwestie in ons landje aan de orde; het is namelijk voor het eerst in de geschiedenis, dat de regering gebruik maakt van de bevoegdheid die haar in art. 12 van het radio- en televisie-besluit 1965 is verleend, om zendtijd voor de regering te vorderen. Er volgden prompt een aantal schriftelijke vragen in de Kamer hierover, waarin ongeoorloofd gebruik van genoemde bevoegdheid werd gesuggereerd. Is dit bij voorbaat al een afleidingsmanoeuvre? Het is toch zeker niet de bedoeling om iedereen behalve de regering gelegenheid te geven zijn mening via deze media onder de massa te brengen.
| |
Monetaire crisis
Frankrijk ondervond het laatste half jaar de economische gevolgen van de moeilijkheden in mei-juni van dit jaar. De onlusten aan de universiteiten en de gelijktijdige stakingen in talrijke fabrieken, de daarna genomen maatregelen ter verbetering van de lonen en de sociale voorzieningen kwamen het land niet alleen te staan op het verlies van een ontzaglijk aantal man-uren in de produktie, maar bemoeilijkten ook door de noodzakelijke prijsverhogingen de concurrentie-positie van Frankrijk tegenover het buitenland. Het vertrouwen in de franc daalde met als gevolg een grote kapitaalvlucht, die de Gaulle niet afremde door zijn verklaring dat de regering er niet over dacht tot devaluatie over te gaan; integendeel de vlucht nam catastrofale afmetingen aan. Velen vluchtten in de Duitse mark. Hier steeg de export sterk en daalde de import, steeg ook de binnenlandse consumptie en er was vraag naar zo'n 600.000 arbeidskrachten, zodat men hier een revaluatie van de geldeenheid verwachtte. De onrust rondom deze munteenheid dreigde over te slaan naar anderen met alle schadelijke gevolgen van dien. Bonn besloot echter de mark niet te revalueren maar door verlaging van de invoerrechten en zwaardere belasting op de export de handelsbalans van de Bondsrepubliek minder gunstig te maken, waarmee zij tevens beoogde een grotere prijsstabiliteit in het binnenland te waarborgen. Deze
| |
| |
maatregel zou Frankrijk als grootste handelspartner zowel wat de in- als de uitvoer betreft in beangrijke mate helpen.
Monetaire experts uit de tien ‘rijke’ landen voerden drukke besprekingen om de valuta-crisis te bestrijden, terwijl ook de zes ministers uit de EEG-landen maatregelen bespraken om steun te verlenen aan de Franse franc en het pond sterling. Beide landen bleven aandringen op een revaluatie van de mark, maar Bonn bleef weigeren en de onderhandelingen dreigden in een impasse te geraken. Daar deze situatie onmogelijk was, kwam er tenslotte naast de Duitse in- en uitvoerbepalingen de verstrekking van een crediet aan Frankrijk van bijna drie miljard dollar uit de bus, waarvan alle landen - ook Engeland - een deel voor hun rekening zouden nemen en waaraan geen verdere voorwaarden werden verbonden. Algemeen werd toen gewacht op het besluit van de Franse regering om tot devaluatie over te gaan; men twijfelde slechts over het percentage en hoopte, dat dit niet hoger dan 15% zou zijn, daar anders niet alleen het pond maar ook de dollar in gevaar zou komen. De Gaulle bleef echter bij zijn vroegere opvatting, dat devaluatie van de munt de grootst mogelijke absurditeit zou zijn - vorig jaar prees hij het besluit van Wilson om te devalueren als wijs - en handhaafde de sedert 1958 bestaande pariteit van de franc.
Frankrijk zal andere maatregelen nemen om zijn munteenheid weer gezond te maken, zoals bevordering van de exportcapaciteit, strenge deviezencontrole, strak toezicht op loon- en prijs-ontwikkeling en sterke besnoeiing van de overheidsuitgaven, waarbij zelfs het lievelingsobject van de generaal - het atoomwapen - een stevige veer moet laten. In een radiorede - de Gaulle kwam niet voor de televisie! - kondigde hij tevens strenge maatregelen aan om de openbare orde te handhaven, want de ordeverstoringen en stakingen van dit jaar waren zijns inziens de oorzaak van de Franse crisis.
De financiële wereld was verrast en bewonderde de moed van de Franse president om deze mogelijkheid tot herstel te kiezen. Of hij succes zal hebben, moet worden afgewacht, maar dat zou ook bij een devaluatie niet verzekerd zijn. In Engeland is in elk geval gebleken, dat succes problematisch is; de verwachte gunstige gevolgen lieten langer op zich wachten dan men had gehoopt en blijken nu nog nauwelijks waarneembaar. Veel zal afhangen van de reactie van de Fransen. Nemen zij de bevriezing van de lonen gepaard met zwaardere belastingen en - zij het dan in de hand gehouden - prijsstijgingen? De in alles vooroplopende werknemers in de genationaliseerde Renaultfabrieken gingen al over tot een proteststaking, maar hun voorbeeld schijnt deze keer niet te worden gevolgd.
Blijft de vraag of deze ingreep voldoende is. Bonn voelde niets voor revaluatie, maar er gaan nu al stemmen in de Bondsrepubliek op, dat de regering om blijvende overspanning te voorkomen de mark alsnog hoger zal moeten gaan waarderen. Elke oplossing brengt een risico mee maar het zijn niet alleen redenen van ‘grandeur’ die de Franse president tot deze totaal onverwachte oplossing hebben gebracht.
7-12-'68
J. Oomes
| |
| |
| |
België
T.N.J.-voorstellen
In de maand november werd het politieke leven grotendeels beheerst door de vraagstukken in verband met de zogenaamde T.N.T.-voorstellen: de (voorlopige) voorstellen van de regering Eyskens die in een eerste versie zijn voorgelegd door de ministers voor communautaire betrekkingen Tindemans en Terwagne. De betekenis van deze teksten ligt hierin, dat zij in grote lijnen door de twee regeringspartijen aanvaard kunnen worden als algemene basis voor de grondwetsherziening, meer bepaald wat de invoering van de culturele autonomie en van de economische decentralisatie betreft. Het is de eerste keer dat de twee grootste partijen van het land het over een document van die draagwijdte (in algemene zin) eens zijn geworden.
Dat betekent echter nog niet dat deze teksten ook door Kamer en Senaat aanvaard zullen worden. In zoverre ze een wijziging van de grondwet vergen - envoor de culturele autonomie is dat het geval - is er een tweederdenmeerderheid vereist en daarvoor zijn de twee regeringspartijen niet talrijk genoeg in het parlement vertegenwoordigd. Ze moeten dus kunnen rekenen op stemmen van de oppositie, hetzij van de P.V.V., hetzij van de Volksunie of van de Waalsnationale oppositie M.P.W.-F.D.F. Hoe de pogingen van de regering en de regeringspartijen zich van dag tot dag ontwikkeld hebben om een raaklijn te vinden met de P.V.V., is een zo lang en genuanceerd verhaal, dat het in een kroniek als deze niet verwerkt kan worden. Voor de P.V.V. kan het een gelegenheid worden om haar plaats in te nemen in een nieuwe, driepartijenregering. Maar dan moeten de T.N.T.-voorstellen vooraf gewijzigd worden in een voor de P.V.V. aanvaardbare zin, zonder afbreuk te doen aan het akkoord dat C.V.P. en B.S.P., vaak ten koste van delicate besprekingen, bereikt hebben. Theoretisch is het ook mogelijk dat de tweederden-meerderheid bereikt wordt met medewerking van de Volksunie of de M.P.W.-F.D.F. Maar dàn moeten de voorstellen zo gewijzigd worden, dat ze nog nauwelijks aanvaardbaar zijn voor die vleugel in de twee meerderheidspartijen die niet verder van het unitair beginsel af wil wijken dan hij nu al gedaan heeft.
Samenvattend kan men zeggen dat de culturele autonomie - in de thans voorliggende versie van de T.N.T.-voorstellen - als draagvlak zou hebben een Vlaamse, respectievelijk Waalse Raad van Senatoren, met bevoegdheden die op wetgevend gebied nog niet volwaardig en op het niveau van de uitvoerende macht onbestaande zijn. Wel heeft de regering zich bereid verklaard eventuele amendementen te onderzoeken, ook die van de oppositiepartijen. Er blijft dus nog een zekere speelruimte open, al zal het moeilijk zijn er gebruik van te maken zonder de eendracht tussen de twee regeringspartijen te verbreken. Op het gebied van de economische decentralisatie bevatten de regeringsvoorstellen van de ene kant het principe van de economische planning, van de andere kant de inschakeling van gedecentraliseerde instellingen, in hoofdzaak een economische raad voor Vlaanderen en een voor Wallonië (met uitsluitend adviserende bevoegdheid), en van ontwikkelingsmaatschappijen. Tevens zou de
| |
| |
reeds bestaande Nationale Investeringsmaatschappij aangevuld worden door gewestelijke verlengstukken.
De B.S.P. heeft inzake deze economische decentralisatie aanzienlijke concessies gedaan en wil er verder niet meer aan laten tornen. Maar men kan zich moeilijk indenken dat de P.V.V. daar vrede mee zal nemen. De Volksunie van haar kant is slechts tot medewerking bereid indien de culturele autonomie ruim opgevat wordt: o.m. een eigen budget en de instelling van twee parlementaire vergaderingen, die institutioneel de twee landsgedeelten vertegenwoordigen voor alles wat de culturele autonomie betreft, een materie die overigens zonder grondwetsherziening voor uitbreiding vatbaar moet zijn. Bovendien wenst de Volksunie dat de ‘grendelprocedure’ uit de regeringstekst verdwijnt, waardoor aan afzonderlijke relatieve Waalse meerderheden een bevoegdheid verleend wordt die in sommige gevallen groter zou zijn dan die van de Vlaamse meerderheid.
Alsof dit alles nog niet ingewikkeld genoeg was, wordt heel de politieke tactiek beheerst door de plaats die in een gedecentraliseerd beleid ingeruimd moet worden aan de Brusselse agglomeratie, zowel op cultureel als op economisch gebied. Dit heeft geleid tot subtiele afbakeningen van bevoegdheden, en tot een Brabantse en een Brusselse economische raad, waarvan de grenzen niet samenvallen en die bovendien het gevaar inhouden dat ze de bevoegdheden van de Vlaamse en Waalse economische raden zullen overlappen.
Over het verdere verloop van deze politieke vraagstukken valt voorlopig niets met zekerheid te zeggen, vooral niet omdat de Brusselse gemeenteraadsverkiezingen in 1970 nu reeds aanleiding geven tot politieke groepsvormingen in het teken van gemeentelijke belangen, die vaak onverenigbaar zijn met de standpunten van de partijen waartoe de Brusselse mandatarissen behoren.
| |
Nieuwe studentenrellen
De eerste week van december werd weer beheerst door onrust in de universiteiten. De Brusselse universiteit werd geconfronteerd met een nieuwe, andermaal tamelijk gewelddadige studentenrel, die leidde tot de bezetting of beschadiging van universitaire gebouwen en hun inboedel en tot een krachtig ingrijpen van de gewapende macht, zulks op verzoek van de heren Jaumotte en Simonet, respectievelijk rector en voorzitter van de raad van beheer van de Vrije Universiteit.
Rond dezelfde tijd hield een gedeelte van de Vlaamse studenten te Leuven een staking van twee dagen. Formeel was de aanleiding de weigering van de universitaire overheid om in te gaan op een ultimatum van sommige studentenorganisaties, die een confrontatie eisten van de academische overheid met de studentenvertegenwoordigers over het probleem van de ‘communicatie’. In werkelijkheid betrof het geschil een reeks studenteneisen inzake actieve informatie en inspraak, eisen die veel verder gingen en op een ander vlak lagen dan de gebruikelijke programma's terzake.
Analyseert men de crisissen te Brussel en te Leuven scherper, dan kan men twee reeksen vraagstukken onderscheiden. Er zijn studenten-desiderata inzake
| |
| |
informatie en vormen van medebeheer die door de academische overheid niet afgewezen worden. Tevens ageert echter een (niet talrijke) groep links-extremistische studenten die niet alleen de universiteit maar de hele maatschappij willen hervormen. De studentenrevolte is voor die groepen een aanleiding om heel de maatschappelijke ordening op de helling te zetten. Tot op zekere hoogte vertoont de nieuwe rebellie in België aanknopingspunten met de revolutionaire spanningen aan universiteiten in het buitenland. Maar er zijn ook allerlei andere, specifiek binnenlandse problemen mee gemoeid, die alle samen geleid hebben tot een onrust waaraan bijna geen enkele instelling van universitair of hoger onderwijs ontsnapt. De acties zijn van de andere kant zo heterogeen, dat ze moeilijk op één noemer zijn te brengen. In België stelt zich bijvoorbeeld tegelijkertijd een probleem inzake het wettelijk statuut van de technische ingenieurs, dat nog altijd steunt op een wankele en onvolledige wetgeving van de jaren dertig.
| |
Zieltogend Euratom
Zo begon de laatste maand van 1968 in het teken van de ‘contestatie’ en het geweld, met op de achtergrond allerlei nieuwe spanningen van monetaire, internationaal-politieke en militaire aard: het zoeken naar een krachtiger NATO-beleid na de invasie van Tsjechoslowakije, de bijeenkomst van de Club der Tien en de daar getroffen maatregelen tot ondersteuning van de Franse franc, de internationale speculatie tegen bepaalde valuta's en de versnelde omloop van ‘hot money’ via wettelijke en geheime kanalen van de internationale financie. Daarenboven kreeg de Europese Economische Gemeenschap het zwaar te verduren. Ze bleek niet bij machte om in te grijpen in de monetaire crisis en in de nieuwe manifestaties van eigen nationaal en met-geïntegreerd economisch beleid van de Zes. Euratom - zonder begroting en zonder actie-programma - stond deze dagen aan de rand van de totale ondergang. Dat bleek overduidelijk op een bijeenkomst van EEG-ministers te Brussel in de laatste dagen van november. De Belgische minister van wetenschapsbeleid, Theo Lefèvre, verliet de vergadering, een symbolisch gebaar dat ook aan de ‘man in de straat’ duidelijk maakte dat Euratom lag te zieltogen.
5-12-'68
Hektor de Bruyne
|
|