Streven. Jaargang 22
(1968-1969)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 378]
| |
Mao tegen de jeugd
| |
[pagina 379]
| |
Het feit dat Mao de jeugd verworpen heeft, is het meest directe antwoord aan hen die de Chinese toejuichingen willen zien als een bewijs voor de populariteit van het regime. Maar we gaan hier geen polemiek voeren; wel willen we de Chinese jeugd verdedigen. Onze bedoeling is, op grond van directe bronnenGa naar voetnoot3 enkele karakteristieke punten aan het licht te brengen inzake de revolutie der Chinese jongeren en inzake het hardhandig neerslaan ervan, waarbij vergeleken de ontruiming van het Quartier Latin kinderspel was. | |
Heropvoeding‘Heropvoeding hebben de studenten nodig die opgevoed zijn in de oude scholen. Wel hebben sommigen van hen inventieve en creatieve begaafdheden; maar de arbeiders, de boeren en de soldaten moeten hen leiden op de juiste weg, opdat ze hun denkwijze radicaal zullen wijzigen. De arbeiders-boeren-soldaten nemen alleen dít soort ontwikkelde mensen graag op’. Dat is de order van Mao, op 11 september 1968 afgekondigd voor radio PekingGa naar voetnoot4. ‘Opgevoed als ze zijn onder de rode banier hebben zij de klassefrustraties niet aan den lijve ervaren en zijn ze een gemakkelijke prooi voor bourgeois en individualistische tendensen’. ‘Met enthousiasme hebben ze zich in de culturele revolutie gestort, maar in hun hart zijn het kleine bourgeoismensjes en kijken ze op de arbeiders neer’. Ze herhalen de oude gezegden: ‘Alle beroepen zijn maar alledaags, alleen de studie is van werkelijke waarde’. ‘Kennis opdoen en uitmunten: dat is pas echt mens-zijn’. Ze willen ‘naam maken’, ‘iets worden’. Velen van hen denken er alleen maar aan, hoe ze hun eigen situatie kunnen verbeteren. Of het nu studenten zijn of jonge arbeiders, ze zeggen tegen zichzelf dat ze het beter zullen hebben naarmate ze beter onderlegd zijn’Ga naar voetnoot5. ‘De enige uitweg’, zo wordt hun nu gezegd, ‘is: boer, arbeider, soldaat worden; in China is geen plaats voor andere mensen’Ga naar voetnoot6. Aan de heropvoeding - het woord alleen is al een belediging - zullen allen worden onderworpen die opgegroeid zijn in de ‘oude scholen’; en dat betekent, zoals men met zorg nader gepreciseerd heeft, niet slechts de school uit de periode vóór 1949, maar ook die uit de eerste 17 jaar van het regime, die al even ‘bourgeois’ geweest zou zijn, omdat de bonzen van de Chinese communistische partij alles gedaan hebben om de pedagogische beginselen van Mao te boycottenGa naar voetnoot7. Maar het mikpunt van de heropvoeding zijn op de eerste plaats de jonge studenten. In de stortvloed van artikelen die deze directieven becommentariëren en illustreren, is van hen alleen sprake. | |
[pagina 380]
| |
Of ze de studie kunnen voortzetten of niet, of ze het specialisme dat ze geleerd hebben, kunnen uitoefenen, zal van de willekeur van het regime afhangen. Zij die op school mogen blijven, zullen heropgevoed worden door de schoolhervorming die eind juli 1968 is afgekondigd. Van nu af aan zullen alle scholen bestuurd worden door arbeiders- en boereneomité's, ‘bijgestaan en geleid’ door militairenGa naar voetnoot8. De puur theoretische cursussen zullen afgeschaft en de duur van de studie zal bekort worden. Naar de universiteit zullen alleen diegenen worden gezonden die de partij zal uitkiezen uit de meest efficiënte arbeiders. De universiteiten zelf, beperkt tot studie van techniek en ingenieursopleiding, en de instituten voor wetenschappelijke research zullen slechts een verlengstuk worden van de fabrieken en de agrarische bedrijven: er zullen geen beroepsdocenten zijn, maar alle cursussen zullen geleid worden door arbeiders en boeren, die slechts tijdelijk hun eigen post in het arbeidsproces zullen verlaten. Op die manier zal de arbeidersklasse de kans hebben de jeugd te vormen naar haar eigen beeld en zal het dualisme tussen arbeiders en onderlegde mensen niet meer bestaanGa naar voetnoot9. Voor diegenen die zojuist hun studies voor een bepaalde graad hebben beëindigd en voor degenen die niet waardig gekeurd worden om hun studie weer op te nemen, zal de heropvoeding bestaan in het gezonden worden naar ‘de dorpen en de fabrieken, waar men het meeste mankracht nodig heeft, waar zich de meeste moeilijkheden voordoen’Ga naar voetnoot10. En dat niet alleen voor een proeftijd, maar voor hun hele leven. Het gaat erom, de ontwikkelde mensen om te vormen tot arbeiders, hen definitief als aparte klasse te elimineren.
Hierbij vraagt men zich af, wat Mao heeft doen besluiten zijn handtekening te plaatsen onder deze veroordeling van het best voorbereide deel der jongere generatie. Zeker is dat niet geweest de indolentie, de apathie of de ongeïnteresseerdheid voor het politieke leven, waarvan de jeugd vóór de culturele revolutie beschuldigd werd. Peking heeft heel wat ophef gemaakt van het enthousiasme waarmee de jongeren zich in de strijd geworpen hebben. In 1966 bleek Peking, ondanks zijn vaak tegenstrijdige directieven, te wensen dat juist de studenten de gedachten van Mao overal in het land zouden uitdragen, en gelastte het dat de arbeiders-boeren-soldaten de rode gardisten zouden steunen en dat ‘de soldaten zouden leren van de jeugd’. Het verdedigde zelfs de excessen van sommige heethoofden, die door de ‘vijanden’ in binnen- en buitenland voor ‘een horde krankzinnigen’ werden uitgekreten en voor ‘een smet op de menselijke samenleving’. Zelfs nú gaat de officiële stem nog door met herhalen dat ‘de jeugd zich vol moed en geestdrift heeft getoond’Ga naar voetnoot11. De diepste grond voor de recente veroordeling ligt niet op de eerste plaats bij de ‘burgerlijke tendensen’ en de ‘zelfvoldane houding’ van pretentieuze intellec- | |
[pagina 381]
| |
tuelen die niet geschikt zijn om een socialistische staat vooruit te brengen. De schoolhervorming ademt een sfeer van bitterheid die echt niet aanwezig was in vroeger gedane uitspraken; en het sturen van miljoenen gestudeerde jonge mensen naar de mijnen, de fabrieken en het platteland - een gangbaar beleid reeds vanaf 1955 - was nooit eerder voorgesteld als een straf en een ultimatum. De reden tot het afwijzen van de jeugd door Mao moet ergens anders gezocht worden: het deel van de communistische partij dat op het punt staat uit de politieke strijd van de culturele revolutie als overwinnaar te voorschijn te komen, wil daarbij niets weten van de jongeren die zichzelf een weg willen banen, die verder wensen te komen dan de communistische logica verdraagt; zij kunnen niet toestaan dat de jongeren zelf-gekozen leiders hebben die in staat zijn de bevelen van de overheid te braveren. Om het nieuwe elan van de jeugd te dempen, probeert men systematisch haar tekorten zo breed mogelijk uit te meten en tegelijkertijd de arbeidersklasse alsmaar op te hemelenGa naar voetnoot12. Klaarblijkelijk zoeken Mao - en de mannen achter hem - naar bondgenoten om de jeugd te kunnen afstraffen en trachten ze daartoe de hartstochten van het volk in beweging te brengen: maar het politieke middel is niet hetzelfde als het motief waarom het gehanteerd wordt. De sleutel tot de oplossing levert ten deze de campagne die in augustus j.l. gelanceerd werd tegen de voorstanders van het politiek ‘pluricentrisme’. In verhouding tot het kapitale belang van de politieke opvatting waartegen zij gericht was, is deze campagne erg kort van duur geweest. Blijkbaar was er al té veel uitgelekt. En om dat weer te doen vergeten, hamert men nu vooral op de fouten van de jeugd. | |
Het spook van het pluricentrisme en van de jongerenafdelingenOp 5 augustus en de dagen daarna begon radio Peking opeens een toon aan te slaan die sinds de eerste dagen van de massabijeenkomsten der rode gardisten niet meer vernomen was: er zijn in ons land een aantal personen die een ontoelaatbare politieke opvatting verdedigen, n.l. de theorie van de ‘vele centra’. Dit is een reactionaire theorie die in de kiem gesmoord moet worden. Want in China bestaat slechts één centrum, één enkel hoofdkwartier, onder leiding van president Mao en vicepresident Lin Piao. Maar er zijn er, die elders in het land een eigen zelfstandig centrum wensen dat op zijn manier de richtlijnen van president Mao uitlegt en aldus aan anderen doorgeeft. Een leiding-gevend politiek centrum kan men echter niet zo maar zelf kiezen: het is de natuurlijke vrucht van de klassestrijd en zijn gezag wordt bevestigd in de volledige en spontane aanvaarding door de massa van het volk, die daarin haar eigen meest wezenlijke belangen gewaarborgd ziet. Wie meer dan één centrum wil, wil er in feite géénGa naar voetnoot13. Twee dagen na de eerste uitvallen tegen het pluricentrisme werd bekend dat al | |
[pagina 382]
| |
sinds 27 juli een gemengde commissie van arbeiders-boeren-soldaten de leiding van de polytechnische school te Peking in handen had genomen en bezig was de opstandige jongelui eruit te werken. Deze commissie bleek het prototype van verdere commissies die op gezag van de plaatselijke revolutionaire comité's reeds functioneerden of voor en na aan het hoofd gesteld werden van verschillende scholenGa naar voetnoot14. Wat de taak van deze commissies betreft, gebruiken de provinciale radiostations een nog veel feller taal dan radio Peking en de landelijke pers, die zich tot algemeenheden trachten te beperken. Op 7 september kon men over radio Hoenan horen: ‘Deze stinkers van intellectuelen beschouwen zichzelf als een soort messias en zouden graag de massa der werkers op hun hand krijgen. Als hun dit niet lukt, gaan ze onder de arbeiders verdeeldheid zaaien, splitsingen teweegbrengen, de onderlinge twisten aanwakkeren: dit alles in een dwaze poging om te beletten dat de arbeidersklasse over de gehele lijn het commando blijft voeren. We moeten daarom hun misdadige opzet duidelijk aan het licht brengen en hen zwaar laten boeten voor de verdeeldheid die zij onder de arbeiders hebben veroorzaakt; en we moeten zorgen dat in elke sector van de bovenstructuurGa naar voetnoot15 het gezag van de arbeidersklasse blijft gelden gedurende heel het proces van strijd-kritiek-hervorming. Om zich van de macht meester te kunnen maken, hebben deze dubbelhartige contrarevolutionairen, deze eerzuchtige intriganten, de theorie van het “pluricentrisme” of liever “a-centrisme” bedacht, die als een vergif zich vooral in de provincies verspreidt. Ze denken dat bij hen het Centrum ligt...’Ga naar voetnoot16. Hoe duidelijk deze uitspraak - een van de vele die men hier zou kunnen aanhalen - op zichzelf al is, zij onthult nog méér, als men ze iets nader ontleedt. De term ‘strijd-kritiek-hervorming’ blijkt in het bargoens van Peking de liquidatie van de politieke tegenstander aan te duiden. Het is dezelfde uitdrukking die in augustus 1966 gebruikt werd toen men besloten had tot de liquidatie van Lioe-sjao-tsji en zijn aanhangers in de toporganen van de partij. Nu zijn de intellectuele jongeren tot hetzelfde lot gedoemd, en de politieke onderdrukking die hen te wachten staatGa naar voetnoot17 heeft maar één reden, n.l. de invloed die hun rusteloze houding heeft op de ‘massa van de werkende bevolking’. Van deze massa onderscheidt men de eigenlijke arbeidersklasse oftewel de gekozen vertegenwoordigers der dictatuur van het proletariaat, hetgeen in feite betekent: dát deel van de partij dat aan de macht is. Niet de arbeiders zijn het die de zuivering van de jongeren moeten doorvoeren, maar de cellen van de partij. Het toezicht op de scholen en de heropvoeding in werkkampen worden door de revolutionaire comité's geregeld. En aangezien deze laatste in handen blijken | |
[pagina 383]
| |
van de militairenGa naar voetnoot18, komt de taak om de jeugd tot de orde te roepen in laatste instantie neer op de partijafdelingen binnen de gewapende macht en op die burgelijke instellingen waaraan het leger zijn steun geeft. Zodra de propaganda-commissies op verzet stuiten, zijn het de soldaten die de weerstand moeten breken. En de jongelui worden bij voorkeur naar staatsfabrieken of werkplaatsen van het leger gestuurd en naar de grensstreken die onder directe militaire controle staanGa naar voetnoot19 Wat het regime vooral van de jongeren ducht, is hun organisatorische activiteit, die al een verscheidenheid van politieke structuren ingeluid heeft, en voorts hun geneigdheid tot hervormingen: twee ontwikkelingen die bij de culturele revolutie niet voorzien en zeker niet bedoeld waren en die Mao heeft moeten tolereren totdat hij tenslotte sterk genoeg stond - of meende te staan - om ze te kunnen onderdrukken. Het is algemeen bekend dat de culturele revolutie door interne ruzies gekenmerkt wordt. Maar daarbij gaat het om twee soorten van conflicten: de eerste soort - welke de zegen heeft van Peking - omvat de gewelddadige aanvallen op de vijanden van MaoGa naar voetnoot20; de tweede soort, niet gewenst maar van grote betekenis, betreft onenigheden tussen verschillende organisaties onderling die zich alle vóór Mao verklaren. Dat deze geschillen, ontsproten uit belangentegenstellingen, zijn ontaard in heftige twisten en complete veldslagen - hetgeen Peking de ‘burgeroorlog’ noemt -, is te wijten aan het door de culturele revolutie geschapen algemeen klimaat van opwinding en verwarring, van onzekerheid en politiek arrivisme. In de grond bewijzen al deze tegenstellingen, dat het nog wel even zal duren vooraleer het regime, door een spontane beweging van onder op, zijn ideaal verwerkelijkt ziet van ‘één wil, één marstempo één actie’Ga naar voetnoot21. De ‘burgeroorlog’ heeft niet alleen tussen jongeren gewoed, ook al worden dezen bij de huidige voorlichtingstactiek als de enige schuldigen aangewezen, wel met de bedoeling om aldus de eenheid van arbeiders-boeren-soldaten tegenover een gemeenschappelijke vijand te verstevigen. Maar zeker hebben, óók bij die onderlinge strijd, de rode gardisten zich onderscheiden. Méér en méér is duidelijk geworden dat met de culturele revolutie vooral beoogd werd, de heersende klasse weer tot een strikte gehoorzaamheid aan Mao terug te brengen. Maar de jongeren hadden, vooral in het begin, vaak geen idee welke complotten door de partijbonzen achter de schermen gesmeed werden. Ze kwamen er gemakkelijk toe, hun eigen doelwitten uit te zoeken op grond van persoon- | |
[pagina 384]
| |
lijke of groepsressentimenten. En doorgaans realiseerden ze zich al evenmin, dat iemand van boven af met onzichtbare draden hun spel leiddeGa naar voetnoot22. Zo raakten ze bij hun acties al gauw onderling verdeeld, waarbij ze elkaar om beurten de beschuldiging naar het hoofd slingerden van burgerlijk-behoudzuchtige verdedigers te zijn van de kroon, d.w.z. van de inmiddels uitgeschakelde Centrale Directie der Partij. Latere maatregelen van Peking verscherpten de tegenstellingen nog en schiepen een verbitterde verhouding tussen de jeugd en de nieuwe, door het Centrum bevestigde plaatselijke machthebbers. Op alle scholen, evenals in de fabrieken en op de kantoren, begon een campagne van politieke pressie, die erop gericht was de verschillende plaatselijke organisaties samen te bundelen. Dit stond praktisch gelijk met de eis dat elke groep zijn eigen identiteit zou prijsgeven; en het opende tevens de weg tot nieuwe geschillen. Want iedereen probeerde z'n eigen groep gekozen te krijgen tot de ‘kern’ van de nieuwe eenheid. En zodra enige groep ten deze het pleit gewonnen had, gingen de overige groepen daartegen in oppositieGa naar voetnoot23. Bovendien hadden sommige jongeren het land, dat ze naar school terug moesten terwijl je juist smaak in de politieke strijd begonnen te krijgen. Anderen daarentegen waren het beu, steeds maar weer eindeloze politieke bijeenkomsten te moeten bijwonen zonder nog kans te zien tot serieuze studieGa naar voetnoot24. De militairen die nu de controle over de scholen hadden, probeerden daar al te haastig eenheid te scheppen en stonden onmiddellijk klaar om iedereen voor contrarevolutionair uit te maken die niet gehoorzaamde. De jongeren begonnen weldra ook wrok te koesteren tegen de revolutionaire comité's: een ontwikkeling die werd aangeduid als een golf van anarchie maar die in werkelijkheid niets anders was dan een uiting van onbehagen omdat men zich misleid voelde, en van afkeer tegen de door het regime geëiste kleurloze uniformiteitGa naar voetnoot25. | |
De vrije federaties en het socialistisch radicalismeStelselmatig wil de regering elk individu ingelijfd zien in een bepaalde, gemakkelijk controleerbare groepering. Vóór de culturele revolutie waren alleen zulke | |
[pagina 385]
| |
verenigingen toegestaan die, in het leven geroepen en geleid door de Partij, dienstbaar waren aan de opvoeding en aan de ‘dictatuur van het proletariaat’. Daarentegen hadden zich sinds 1966 spontaan en vrijwillig en vaak in onderlinge rivaliteit interprofessionele verbanden gevormd waarbinnen de verschillende klassen verenigd waren. Voor de conflicten tussen deze vrije federaties stelde men nu de studenten verantwoordelijk; en hiermee erkent men in feite de invloed welke dezen bij de totstandkoming van zulke federaties hebben gehad: de jongeren hadden hun eigen methode gevonden om zich met de werkende bevolking te verbindenGa naar voetnoot26. De federaties, tijdens de culturele revolutie ontstaan, lijken op kleine politieke partijen. Vaak bestrijken zij 'n hele provincie en hebben ze in andere provincies zusterorganisaties, zodat ze zelfs op landelijk niveau opereren. De ruime mogelijkheid tot reizen en tot ‘revolutionaire contacten’, die in de eerste maanden na augustus 1966 aan allen geboden werd, had weliswaar het ontstaan bevorderd van deze veel-omvattende verbanden; maar zeker vinden deze hun diepste oorzaak in de sluimerende maar niet uitgedoofde aspiraties van het volk als geheelGa naar voetnoot27. Peking heeft op alle mogelijke manieren getracht dit verschijnsel, dat zo volkomen met zijn systeem in strijd is, ongedaan te maken. Vanaf december 1966 probeerde het de ‘revolutionaire contacten’ te reguleren en te beperken. Op 23 augustus 1967 verwees het Volksdagblad naar een voordien uitgevaardigde order die verbood met deze ‘contacten’ door te gaan. Dit verbod werd keer op keer hernieuwd.... en overtreden. Peking bepaalde daarom, dat ‘politieke massa-organisaties’ bij haar strijd tegen een rivale voortaan geen bevriende organisatie meer mochten te hulp roepen; maar er zijn bewijzen dat ook dit verbod zelfs in de stad Peking werd geschonden en dat het zeer onlangs - in augustus 1968 - nog in Kanton werd genegeerd. Bovendien heeft de regering, vooral sinds augustus 1967, telkens weer benadrukt dat alleen zúlke verenigingen wettig waren die beperkt bleven tot de eenheid in kwestie: school, kantoor, fabriek, enz. Doch een sanctionerende maatregel op landelijk niveau werd ten deze nimmer uitgevaardigdGa naar voetnoot28. De enige organisaties die op het platteland wettelijk worden toegestaan, zijn die van de arme boeren, welke organisaties immers, evenals het enige en algemene arbeiderssyndicaat, geen combinaties zijn ter bescherming van groepsbelangen, doch de plaatselijke instellingen vormen ter behartiging van het ene ware | |
[pagina 386]
| |
werkersbelang: de klassenstrijdGa naar voetnoot29. ‘De toekomst is aan ons’, zegt Mao tot de jeugd. Als dit waar is, willen we wel eens zien hoe de huidige drastische maatregelen een einde zouden kunnen maken aan het streven van de jongeren om zich op hun manier te organiseren. De ideeën, eenmaal in hun geest ontbloeid, zal men er moeilijk nog uit kunnen roeien. Ze zijn geen anti-communisten en zelfs geen anti-maoïsten in eigenlijke zin. Hun ontwikkeling betekent veeleer het consequent doortrekken van de ‘lijn van de massa's’ en van de ‘grote democratie’, welke beide begrippen toch gelden als de kern van het maoïsme. De ‘lijn van de massa’ betekent niet dat deze de beslissingsmacht hebben; maar dat haar, binnen de door het regime gestelde grenzen, de vrijheid van handelen moet worden gelaten om actief door hun initiatief mee te werken aan de politiek van de partij. De ‘grote democratie’, waarin deze samenwerking tot uitdrukking komt, is bovenal een middel om, door de oplettendheid van de massa's, de vijanden van het volk te ontmaskerenGa naar voetnoot30. Tijdens de culturele revolutie heeft men uitentreuren de stelling verkondigd dat Lioe-sjao-tsji, de Chinese Chroestsjow, tegen dit fundamentele punt gezondigd heeft door van de Communistische Partij een klasse van onaantastbare bevoorrechten te maken en de massa's tot een louter uitvoerende rol te veroordelen. Tevens wordt zijn werken met een geheime politie afgekeurd als onverenigbaar met de bedoelingen van Mao, die ook de bestrijding van de bourgeoisie en andere vijanden aan het volk zou willen overlaten. De ‘lijn van de massa’ zal dan ook pas ten volle verwezenlijkt worden wanneer de ambtenaren onder toezicht staan van het volk, daarvan kritiek aanvaarden en daaraan rekenschap van hun optreden afleggenGa naar voetnoot31. Sommige jeugdige denkers zijn, met het oog op de feitelijke situatie, tot de conclusie gekomen dat deze beginselen niet realiseerbaar zijn zolang men toestaat dat een bepaalde groep mensen voor onbeperkte tijd de macht in handen heeft, zij het ook in naam van het volk. De leidende functies - zo menen zij - moeten achtereenvolgens bekleed worden door verschillende groepen die één zijn in hun trouw aan Mao. Alleen dit afwisselen van gezagsdragers kan China voor het revisionisme behoeden en voor het ontstaan van een rode aristocratie. Ze trokken daaruit verder de conclusie dat ‘de bourgeois door de strijdkrachten dienden te worden ingesloten’ en dat men, om zeker te zijn dat de militairen niet met willekeur optreden, ook het leger onder de controle van het volk moest brengen. Daarenboven moest men schoon schip maken onder alle oude machthebbers, daaronder begrepen eerste minister Tsjoe-en-Lai; want deze oude wolven begonnen weer als voorheen de baas te spelen, vooral binnen de revolutionaire comité's, waar zij met de militairen en de gerehabiliteerde ambtenaren samenspanden om de derde partner, de revolutionaire organisaties, onder druk te zetten. Zo waren de revolutionaire comité's niets anders meer | |
[pagina 387]
| |
dan voorlopers van een herhaald revisionisme: de oude structuren met alleen maar een nieuwe naamGa naar voetnoot32. Met andere woorden: men eiste de verwerkelijking van het ideaal der Commune naar het Parijse model, dat in de eerste dagen der culturele revolutie van hoger hand als een lichtend voorbeeld was voorgehouden en als een belofte tegelijk. Mao zelf had dit idee persoonlijk ondersteund; maar toen het erom ging de eerste Commune goed te keuren, die door de ‘revolutionaire massa's’ te Sjanghai was opgericht, slikte men de belofte weer inGa naar voetnoot33. De theoretische argumenten die Peking ter verdediging van deze inconsequentie hanteerde, zijn uiterst zwak, zelfs als men zich verplaatst in een mentaliteit die door de eisen van een dictatoriaal systeem verengd is. De bevrijdingsvolkslegers - zo werd aangevoerd - vormen nu eenmaal de steunpilaren voor de dictatuur van het proletariaat en de beschermers van de culturele revolutie: wie hen aanvalt, is daarom contrarevolutionair. En de ambtenaren zijn overwegend goed of tamelijk goed en vormen het kapitaal van de partij: als hun manier van optreden maar verandert en zij bereid zijn zich bij de massa's aan te sluiten, is dat genoeg om hun het vertrouwen te schenkenGa naar voetnoot34. Deze wijze van zelfverdediging betekende zonder meer een ontkenning van het probleem zelf dat door het eigenmachtig ingrijpen van de generaals en door het revanchisme van de ambtenaren geschapen was. De hele zaak is, dat deze beide categorieën sterk genoeg bleken te staan om zich aan ‘de lijn van de massa's’ te onttrekken. Het waren zeker niet weinigen die deze verwijten tot de regering richtten; want maandenlang werd telkens weer melding gemaakt van een extremistische stroming, van verbitterde jongelui die geen verschil meer zagen tussen rood en zwart en die elke vorm van gezag hadden willen omverwerpen, van een overdreven voorstelling van de vergissingen der leiders, van telkens weer herhaalde pogingen om de revolutionaire comité's te ondermijnen, van complotten tot een nieuwe machtsovername, van geschrijf en gepraat tegen Mao en Lin Piao, van een sfeer van twijfel en wantrouwen tegen het leger dat ‘het slachtoffer van paleisintriges’ zou zijn, van een défaitisme dat de successen van de culturele revolutie nihil achtteGa naar voetnoot35. De jongelui merkten sarcastisch op, dat nu ‘hun handen en voeten met nieuwe | |
[pagina 388]
| |
ketens geboeid waren’ en dat ‘de culturele revolutie tot het bittere einde werd doorgevoerd’. Men begon hen te beschuldigen van dubbel spel, er ontstond een grote scheuring in hun gelederen en voor de rode garde vond men de niet-proletarische naam uit van ‘kleine bourgeoisie’Ga naar voetnoot36. Sommigen staakten de strijd en gingen zich overgeven aan vermaak, aan lectuur, aan romantische avontuurtjes of ook aan misdadigheid. Anderen bleven vechten, samen met ontevreden jonge arbeiders die op hun werk boycotacties ondernamenGa naar voetnoot37. Maar het was een verloren strijd. Begin april viel het besluit, dat de revolutionaire comité's voortaan als blijvende instellingen zouden gelden. Daarop begon een golf van zuiveringen onder de leiders der rode garden. Dan volgde een serie aanvallen op het oude opvoedingssysteem en een campagne ter bevordering van de ‘ruralisatie der studenten’Ga naar voetnoot38. En dit was de inleiding tot het vonnis der ‘heropvoeding’ dat nu sedert eind juli ten uitvoer gelegd wordt, maar niettemin nog op ernstige tegenstand stuit. | |
Een gevaarlijke wind vanuit de overdekte loopgravenDe ‘kleine generaals’ nemen stelling tegen de arbeiderscommissies die naar de scholen gezonden zijn. Een krant uit Kanton beschreef drie soorten van reacties. Onder de studenten zijn enkele ‘activisten’ die medewerking verlenen. Anderen houden zich op een afstand, bezien de arbeiders met verachting en verontwaardiging, bieden lijdelijk verzet en schijnen verder maar af te wachten hoe het afloopt. Nog anderen tenslotte houden desperaat en hardnekkig vol, proberen medestanders te werven voor hun verzet en stellen alles in het werk om de commissies, die ze hardgrondig verfoeien, in een isolement te drijven. Welke de relatieve omvang der drie onderscheiden groepen is, valt te gissen uit een bekentenis van radio Honan: ‘overal waait een gevaarlijke wind vanuit de overdekte loopgraven’Ga naar voetnoot39. Overigens zijn ook de arbeiders zelf allerminst enthousiast dat ze zich met de scholen moeten bemoeien. De jongelui lachen de ‘propagandisten’ uit, schelden hen voor rectoren-op-werkmansschoenen, onbeschofte gasten die naar hun gastheer schoppen, dommeriken die van het hele onderwijs een janboel maken; en ze eisen voor zich het recht tot vrije zelfontwikkeling op, een recht dat Mao aan de massa's wél toekentGa naar voetnoot40. | |
[pagina 389]
| |
Dit verzet blijkt de autoriteiten razend te maken. ‘Ofschoon gering in aantal, zijn deze buitengewoon actieve contrarevolutionairen als tijdbommen, geplaatst onder ons regime. Als het uur slaat, zouden onze hoofden eraf kunnen vliegen. Een ramp ware onvermijdelijk, als we deze misdadige elementen niet zouden elimineren’. Ter onderdrukking wordt ook hier de gebruikelijke methode gevolgd, dat men aan de jongeren hun natuurlijke leiders ontneemt, namelijk diegenen onder hen die het meest de aandacht trekken van de volksrechters, met wie de collaborateurs onder de studenten samenwerken. Maar bovendien worden allen zonder uitzondering onderworpen aan een rigoureuze schifting om uit te maken wie op school blijft en wie ter verbetering naar een werkkamp zal gestuurd wordenGa naar voetnoot41, een schrikbeeld dat de jongelui juist tot hun desperate acties schijnt te brengen. De provincie Sinkiang in het land van de Turken, de steppen van Mongolië, de verlaten oorden van Tibet, de door niet-Chinese minderheden bewoonde grensstreken: dit zijn de gebieden die door Peking bij voorkeur zijn aangewezen voor de tot heropvoeding veroordeelde jeugd. En wát is er voor de zo sterk in zijn familie gewortelde Chinees erger dan een verbanning! Verder zijn voor die heropvoeding de meest desolate en bergachtige gebieden uitgekozen binnen de door Chinese rassen bewoonde provincies. Slechts een klein percentage van deze jongelui mag erop rekenen terecht te zullen komen in enig dorp in het directe achterland van een stad; en slechts een zeer beperkt aantal van hen zal de kans krijgen industriearbeider te worden: daarvoor is de economie nog te weinig ontwikkeldGa naar voetnoot42. Sedert 1955 zijn in totaal 40 miljoen studenten naar het platteland gestuurd: sommigen tijdelijk, anderen voorgoed. Door de culturele revolutie kregen velen van hen de kans om naar huis terug te keren. Herhaalde malen werd hun al gelast, zich weer naar de dorpen te begeven, maar hiertegen bleven ze zich verzetten, ook op theoretische gronden: een zó onrechtvaardige politiek kon alleen maar uitgevonden zijn door de anti-communistische bourgeoisie. Peking antwoordde daarop dat de bourgeoisie schuld had aan de ongelukkige uitvoering, maar dat het prachtige idee van Mao zelf was, die hierdoor de jongeren met de werkers wilde samenbrengen. Als de jongelui zich niet op hun plaats gevoeld hebben, is dat ook aan de valse voorstellingen te wijten waarmee ze vertrokken zijn, als zouden ze alleen maar voor een proeftijd naar het platteland gezonden worden; de bedoeling is integendeel dat men de stad verlaat en boer wordtGa naar voetnoot43. | |
[pagina 390]
| |
Het verzet van de jongeren, zo zei men, had maar één reden: de wens om een comfortabel leven te leiden in de stadGa naar voetnoot44. Maar uit de kranten zelf van Peking komt men omstandigheden op het spoor die dat verzet van de jeugd beter verklaren, ongeacht hoe men over de maatregel als zodanig moet denken. De boeren waren niet altijd gelukkig met de hun toegezonden ‘indringers’. Er zijn gevallen bekend van jongens die niet genoeg verdienden om de honger te stillen, die elke medische hulp ontbeerden, in vervallen tempelgebouwtjes moesten huizen en duizend kwellingen te verduren hadden, terwijl ze in den vreemde elke bescherming van familie misten. Het beste bewijs voor de ongelukkige situatie op het platteland wordt wel geleverd door de jonge boeren die tijdens de culturele revolutie zijn ontkomen naar de stad en niet meer naar huis terug willenGa naar voetnoot45. Als men Peking hoort, zouden de jongeren zich vol enthousiasme in de levenslange ballingschap begeven. Maar deze propagandistische voorstelling van zaken wordt door andere documenten gelogenstraft alsook door de schaarse maar veelzeggende berichten die uit de provincies overkomen. Begin juni 1968 schreef een krant uit Sjanghai over relletjes, uitgebroken in de straten, bij het station en in de havenbuurt, naar aanleiding van de gedwongen terugkeer van jongelui die bij de culturele revolutie het platteland verlaten hadden. Soortgelijke gebeurtenissen in Kanton werden gemeld door reizigers die vandaar in Hongkong aankwamen. Een rondschrijven van Peking op 15 juni 1968 dreigde, dat eenieder die zich niet binnen 2 maanden na de oproep zou melden, voorgoed van het recht op arbeid zou worden uitgesloten: voorwaar geen goed bewijs voor de spontaanheid waarvan de jeugd ten deze blijk zou gevenGa naar voetnoot46. Maar de plaatselijke leiders, en dit geldt nog méér voor Peking zelf, willen zich van hun tegenstanders ontdoen: de geweren van het bevrijdingsleger zijn gericht op de jeugd. | |
De toekomst van het MaoïsmeMaar op welke jeugd denkt het regime dan zijn eigen toekomst te doen steunen? De jonge arbeiders hebben zich al even onhandelbaar betoond als de studenten. Misschien mikt het regime op de jonge soldaten, die bij voorkeur op het platteland gerecruteerd worden. Maar ook onder de militairen doen ‘extremistische’ ideeën de ronde en is een zuivering in het kader aan de gangGa naar voetnoot47. Zullen dan die jonge recruten wél betrouwbaar zijn? Ook zou de regering | |
[pagina 391]
| |
haar hoop gevestigd kunnen hebben op de studenten-‘collaborateurs’; maar dat zullen zeker de besten niet zijn. Bovendien, een volk leeft niet van kanonnen alleen. In het nieuwe type school, waar de technische wetenschap dreigt te verschrompelen tot louter ambachtelijke praktijk, zullen de van universiteiten afkomstige kandidaten pas toegelaten worden na een jarenlange onderbreking door een verblijf in werkkampen. Voorts zal er het systeem van de ‘arbeiders-studenten’ toegepast worden, waarvan men al gezegd heeft dat het ‘noch studie, noch arbeid is’Ga naar voetnoot48. Is een beetje praktische kennis voldoende om een moderne volksgemeenschap op de been te helpen? Om dan nog maar te zwijgen van de cultuurwetenschappen waarvoor, naar het schijnt, zelfs geen mogelijkheden tot universitaire studie meer zullen bestaan. De taal, zoals ze tegenwoordig door de kranten van Peking wordt gebruikt, is al om te huilen en de muziek-uitzending van de Chinese radio al evenzeer, afgezien dan van de oude volkswijsjes waarop thans de Gedachten van Mao worden uitgezongen. En de jongeren die nu geleerd hebben ongehoorzaam te zijn, die weer zelfstandig zijn gaan denken, die hun eigen leiders hebben gevonden en zich hebben weten te organiseren, die beter dan voorheen de zwakheden van de partij kennen.... zullen zij allen maar rustig blijven, zelfs tot ze worden verbannen? Mao - en de groep achter hem - heeft wellicht nog een tweede exorbitante vergissing begaan door de jongeren naar het platteland te sturen: want aldus heeft hij de oppositie aan een operatiebasis geholpen. Zelf is hij ook zo begonnen: ‘vanaf het platteland optrekkend om de steden te omsingelen’. |
|