Streven. Jaargang 22
(1968-1969)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 373]
| |
De nieuwe man in het Witte Huis
| |
[pagina 374]
| |
de wijze waarop hij zich in het Witte Huis zal ontplooien. Veel meer dan enige aanwijzingen omtrent de aard van de man bevat die levensloop meestal niet. En dit geldt in het bijzonder voor een man als Nixon, die alles samen niet meer dan zes jaren van zijn leven in het Congres heeft gezeten - vier jaren in het Huis van Afgevaardigden en twee jaren in de Senaat - en die gedurende de laatste zestien jaren noch een stem in de wetgeving heeft gehad noch enig ambt met uitvoerende bevoegdheid heeft waargenomen. Het laatste openbare ambt dat hij heeft bekleed, ligt acht jaar achter hem en dat was dan nóg maar het vrij onbenullige ambt van Vice-President. Het Amerikaanse volk heeft hem praktisch nooit anders gekend dan in opmars naar het presidentschap. De eeuwige kandidaat, die nooit de kans kreeg daden te laten zien. Het heeft hem op zijn wóórden moeten geloven; aan staatsmansdaden bood hij geen houvast.
Voor zijn tegenkandidaat, Hubert Humphrey, gold dit in veel mindere mate. Humphrey heeft het actieve politieke leven pas vier jaar geleden verlaten voor het vice-presidentschap; daarvóór echter bouwde hij negentien jaar onafgebroken aan zijn politieke antecedenten. Drie jaren in de ambtelijke sfeer als gekozen burgemeester van Minneapolis en zestien jaren als Senator. Nixons voornaamste tegenspeler op de Republikeinse Conventie, Nelson Rockefeller, verwierf zijn reputatie en daarmee zijn kans op de presidentskandidatuur uitsluitend door zijn daden als - herhaaldelijk herkozen - Gouverneur van de Staat New York. Van Humphrey zowel als van Rockefeller kon men zekere verwachtingen koesteren op grond van hun politieke loopbaan. Daarmee is niet gezegd, dat zij, eenmaal in het Witte Huis, die verwachtingen volledig zouden hebben gehonoreerd. Maar die verwachtingen hadden tenminste een zekere grond van waarschijnlijkheid. Iedere verwachting omtrent het beleid dat Nixon zal gaan voeren, is echter een slag in de lucht.
Zes jaar geleden heeft Nixon een uitvoerig autobiografisch boek geschreven, waarin hij zes kritieke momenten uit zijn leven haarfijn uit de doeken deed. Dat boek begint met zijn eerste geruchtmakend optreden in het Huis van Afgevaardigden, toen hij als lid van de Commissie voor On-Amerikaanse activiteiten een der hoogste ambtenaren van het ministerie van Buitenlandse Zaken, een vertrouweling zowel van Roosevelt als van Truman, een zekere Alger Hiss, als spion voor Rusland ontmaskerde. Dáármee verwierf hij internationale bekendheid en begon hij zijn eigenlijke politieke loopbaan. Zijn eerste politieke dáád. Als men dat tenminste een daad wil noemen. Het tekent de man en zijn latere carrière, dat deze eerste daad nauwelijks meer was dan mondwerk. Ditzelfde geldt voor nog drie andere van de zes door hem beschreven crises in zijn leven. In 1960 werd hij midden in de verkiezingscampagne Eisenhower-Nixon aangevallen op grond van een geheim fonds, dat door een aantal vermogende Republikeinen in Californië was bijeengebracht en waaruit Nixon de kosten vergoed kreeg die hij als gezocht Republikeins spreker en debater voor zijn reizen door heel Amerika moest maken. Dat fonds steunde dus op de | |
[pagina 375]
| |
kwaliteit van zijn mondwerk en met datzelfde mondwerk redde hij zich voor de televisie uit deze crisis. Als vierde crisis behandelt hij in zijn boek zijn mondgevecht met Chroestsjow. Als laatste zijn verloren mondgevecht tegen Kennedy. - Moet men dit boek beschouwen als een vroegtijdig gelegde propagandistische grondslag voor zijn terugkeer in de politiek, dan kan men daaruit niet anders afleiden dan dat hijzelf die propagandistische grondslag hoofdzakelijk zoekt in zijn woorden - niet in daden.
Die indruk wordt bevestigd uit wat enkele levensbeschrijversGa naar voetnoot2 meedelen over een aantal andere episoden uit Nixons loopbaan - episoden waar hij zelf zorgvuldig het zwijgen over bewaart. In die biografieën kan men lezen hoe Nixon al op de lagere school - let wel op de lágere school! - uitblonk door zijn mondwerk. Hij gold als de ‘star-debater’ onder de kindertjes, wat dit dan ook mag hebben voorgesteld. Deze reputatie hield hij zowel op de High-school als op het College. Altijd klaar met zijn argumenten, altijd diepserieus en altijd in de aanval. Hij studeerde rechtswetenschap, solliciteerde na het behalen van zijn graad naar een plaats op een groot en druk advocatenkantoor in Los Angeles maar werd afgewezen. Vestigde toen een eigen praktijk in zijn geboortedorp en trad daar tevens - dat kán in Amerika - bij tijd en wijle als officier van justitie op. In die praktijk leerde hij de methoden waarmee hij later de waarheid over Alger Hiss achterhaalde. Het was zijn mondwerk dat hem de weg opende naar de Senaat. Ongenadig en ongezouten ging hij zijn tegenkandidate in Californië te lijf. Hij schilderde haar af als een meeloopster van de communisten, niet of nauwelijks waardig om het Amerikaans burgerrecht te bezitten. Geen verdachtmaking was hem te onwaarschijnlijk, geen middel te gortig om die tegenstandster de grond in te trappen. Ook de hem welgezinde biografen geven toe, dat Californië nog nooit een haat-campagne had meegemaakt zoals die van Nixon. - In diezelfde geest ging hij later door. Hij liet die rode smeerkwast niet meer los. Ieder die het politiek niet met hem eens was, trapte hij onbarmhartig het kamp van landverraders in - met zijn mondwerk dan. Hij was een van degenen die geloofde in Senator Joe McCarthy, onzaliger gedachtenis. Onverschillig waar hij als Senator of als Vice President over sprak, altijd kwam het element van de verdachtmaking, het spelen met de angst en de goedgelovigheid van het publiek ergens om de hoek kijken. Altijd was hij in de aanval. Altijd gaf hij zijn tegenstanders ‘de volle laag’. Met gebruikmaking van alle trucs waar Amerikaanse ambtenaren van het Openbaar Ministerie zich vaak maar al te graag mee inlaten - en moeten inlaten omdat hun tegenspelers hetzelfde doen. De Republikeinse partijbonzen vonden dit prachtig en over het hele land werd hij gevraagd om voor hen de kastanjes uit het vuur te komen halen. Bij anderen echter verwierf hij zich de bijnaam van ‘Tricky Dick’. | |
[pagina 376]
| |
Goed beschouwd echter lag dit in zijn verleden besloten. Hij had de mentaliteit van een officier van justitie. Een man die maar één soort tegenstanders kent: misdadigers of vertegenwoordigers van de misdaad. Een man die zichzelf ziet als de ridder zonder vrees of blaam, die dag in dag uit te velde trekt tegen ‘het kwaad’ in al zijn verschijningsvormen. De gezworen vijand van de boze in welke gedaante dan ook. De ongenuanceerde zwart-wit denker. Met Nixon komt er een procureur-generaal in het Witte Huis.
Is Nixon een man die de staatszaken aan kan? Zekerheid daaromtrent biedt zijn verleden niet. Vast staat aan de ene kant dat hij een harde werker is, begaafd met een meer dan middelmatig verstand. Hij bezit het vermogen om zich snel met een probleem vertrouwd te maken en er grondig in te duiken als dat nodig is. Hij heeft dat vooral in de laatste jaren, toen hij aan het hoofd kwam te staan van een groot en gerenommeerd advocatenkantoor in New York, duidelijk getoond. Zowel zijn compagnons als zijn tegenstanders stonden er vaak verstomd van hoe hij, optredend als pleiter - een enkele maal ook voor het Opperste Gerechtshof - alle wegen en zijwegen van de wet die op de onderhavige materie betrekking hadden, paraat in zijn geheugen had opgestapeld. Hij kende zijn dossiers; hij maakte zijn huiswerk. Hij bezit ook onmiskenbaar het vermogen om leiding te geven aan stafbesprekingen. Dat heeft hij vooral getoond in de periode van zijn vice-presidentschap, waarin hij tot driemaal toe een zieke Eisenhower moest vervangen. Hij deed dat tot volle tevredenheid niet alleen van de oude generaal maar ook van de ministers en de staffunctionarissen in het Witte Huis. Efficient en voorzichtig. Zonder ook maar iets aan de rechten van Eisenhower tekort te doen. Dat hij, eenmaal zelf President, een efficient leider van het staatsapparaat zal zijn, ligt wel in de lijn der verwachting.
Van een President wordt echter meer verwacht dan dat. Hij moet ook een eigen beleid kunnen voeren. Dat beleid heeft negatieve kanten. De President moet weerstand kunnen bieden aan alles wat het welzijn van Amerika en - voor zover hij daarvoor verantwoordelijk is - het welzijn van de wereld in zijn geheel bedreigt. Hij is de schildhouder van de natie tegen alle vormen van ongerechtigheid. Ook dat zal Nixon wel afgaan. Hij heeft er én de geestesinstelling én de moed toe - de moed, die hij het duidelijkst aan de dag heeft gelegd toen hij in 1958 verzeild raakte in een opstand in Caracas, die op zijn leven en dat van zijn vrouw was gemunt. Of hij er ook matiging in zal weten te betrachten blijft echter een open vraag.
Als President moet hij echter ook een positief beleid voeren - en dat is en blijft het grootste vraagteken voor de komende vier jaren. Heel zijn politieke leven lang heeft Nixon zijn kracht gezocht in het negatieve. Altijd heeft hij de neiging vertoond zich meer ‘rechts’, meer conservatief op te stellen dan men van hem verwachtte. Hij werd in 1952 als kandidaat voor het vice-president- | |
[pagina 377]
| |
schap aan Eisenhower toegevoegd, omdat men Eisenhower beschouwde als conservatief en men meende in Nixon een vooruitstrevend tegenwicht te hebben gevondenGa naar voetnoot3. Onder Eisenhower draaide hij langzaam maar zeker naar het midden. Na de nederlaag van Goldwater in 1964 zwaaide hij nog verder naar rechts om zich voor 1968 de steun van Goldwaters aanhang te verzekerenGa naar voetnoot4. In 1968 koos hij de gouverneur van Maryland, de conservatieve Agnew, als ‘running mate’ voor het vice-presidentschap in de hoop daarmee een wit voetje te halen in het conservatieve Zuiden. Veel beloften voor een vooruitstrevend beleid bevat zijn verleden dus niet bepaald. De vraag is echter of de omstandigheden waaronder hij in het Witte Huis moet gaan werken, hem niet zullen dwingen tot een vooruitstrevend beleid. Hij heeft geen meerderheid in het Congres en zal dus bondgenoten moeten zoeken onder de Democraten. Dat hij het niet bij de conservatieve zuiderlingen zoekt is al gebleken door zijn aanbiedingen aan Humphrey zelf en vooral aan de Republikeinse negersenator uit Massachusetts, Edward W. Brooke, die op een zeer vooruitstrevend programGa naar voetnoot5 is gekozen. Men heeft in de dagen direct na de verkiezingen in Amerika de verwachting uitgesproken, dat Nixon uiteindelijk wel eens bij die andere McCarthy terecht zou kunnen komen, Eugene McCarthy, die de linkervleugel van de Democratische partij vertegenwoordigt. Op het eerste gezicht een absurde veronderstelling, maar welke wending is eigenlijk absurd voor de staatsman die de drempel overschrijdt naar de verantwoordelijkheid? Amerika heeft op dat stuk héél vreemde dingen meegemaakt. En dat is de magie van het Presidentschap.
No |
|