heel uiteenlopende onderwerpen en standpunten. Een designer (Simon Mari Pruys), een kunstenaar (Christo), twee filosofen (Pierre Antoine en Louis Dupré): ieder op zijn manier laten zij zien hoe het vigerende mens- en maatschappij-ontwerp telkens weer de neiging heeft zich op zichzelf te sluiten, ergens grenzen te stellen, ergens te zeggen: tot hier, nu is het genoeg. In zijn omgeving, in zijn werkelijkheidservaring, in zijn waardenbesef, in zijn godsdienst: telkens weer dreigt de mens zich te laten reduceren tot de behoeften die ogenschijnlijk al gerealiseerd zijn of zichtbaar binnen zijn bereik liggen. Onderdrukt wordt wat daar overheen gaat, wat dat transcendeert: dat wordt als onmogelijk, dwaas of utopisch beschouwd. De behoefte onderdrukt het verlangen. Het wezen van de behoefte is dat zij haar object opslokt, ver-niet-igt; alleen in het verlangen kan de mens zich eindeloos verliezen: alleen zo kan hij zich eindeloos winnen. De behoefte verdrukt het verlangen, de reductie slokt de transcendentie op.
Waar is die transcendentie te vinden? Dat is dezelfde vraag als die door Antoine wordt gesteld: is leven alles? Of door Dupré: heft secularisatie alle godsdienst op? Of het besef dat door Christo wordt vertolkt: de werkelijkheid is ánders, le vrai, ce n'est pas ça. Te gemakkelijk echter zoeken wij dat wat het leven transcendeert buiten of boven het leven, de religieuze transcendentie buiten of boven de geseculariseerde wereld, en dat wat de realiteit transcendeert buiten of boven de materiële verwerkelijking ervan. Te gemakkelijk zijn wij geneigd, tussen onszelf en de werkelijkheid van mensen en dingen principes, waarden, dogma's te zetten; we bezweren de dingen in symbolen. Die doen ons het middel aan de hand om de werkelijkheid als altijd open proces voortdurend af te sluiten, stil te leggen, te doen stollen, zodat ze handiger geanalyseerd, beheerst en gemanipuleerd kan worden, zodat ze echter ook gereduceerd wordt tot wat onze behoeften nu al gerealiseerd wanen en niet meer open staat op het irreductibele verlangen naar wat straks nog mogelijk is.
Die onherleidbare mogelijkheid moet in de werkelijkheid zelf aanwezig zijn. De werkelijkheid moet zo blootgelegd kunnen worden, dat niet alleen de onderdrukkende reductie maar ook de bevrijdende transcendentie ervan zichtbaar wordt. Gebeurt dat niet, wordt datgene wat in een altijd toekomende toekomst nog vóór ons ligt, buiten de werkelijkheid gelegd of er van buitenaf opgeplakt, dan kunnen wij er niets mee doen: dan is zij geen kracht om mensen en dingen, structuren en samenleving te veranderen of te vernieuwen. Vooral niet als zij ontaardt - en dat gebeurt bijna vanzelf - in een terreur van dogma's en slogans.
Die dwang willen wij niet. Nog minder echter de dwang die erin bestaat dat de mens herleid wordt tot zijn behoeften of wat hem als zodanig wordt aangepraat, de dwang van de onveranderlijkheid of van de uitsluitend kwantitatieve verandering. Die staat alle reële vernieuwing in de weg, de reële vernieuwing waar het ons toch altijd om te doen is. Vooral bij het begin van een nieuw jaar, wanneer mensen elkaar weer eens het beste wensen.
Namens de redactie,
Frans Van Bladel