terviewde niet verminkt worden, dat niets essentieels van de verklaring mag worden weggelaten. Maar als het erom gaat, een verklaring in te trekken waarover men achteraf spijt krijgt en die men uit vrees voor een of ander niet durft laten uitzenden, omdat zij door de betrokkene te zwak of te stout wordt geacht, dan gaat het om redenen die niets met objectieve informatie te maken hebben. Laat een geïnterviewde zich meer ontvallen dan hij van plan was te zeggen, dat hij dan overwege, dat het bij een interview toch de bedoeling moet zijn te zeggen wat men meent. En de BRT heeft zeker niet tot taak, hetgeen een geïnterviewde achteraf als eigen tekortkoming aanvoelt, weg te werken.
Dit alles betekent natuurlijk niet, dat de BRT grenzeloos en ongestraft zou mogen knippen en plakken. Het spreekt vanzelf, dat de Rechtbanken volkomen ertoe gemachtigd zijn uitspraak te doen over de klachten van geïnterviewden over de manier waarop de BRT hun verklaringen heeft behandeld. In dat geval ligt het echter voor de hand, dat de Rechtbanken dan een onderzoek moeten wijden aan de door de BRT uitgevoerde behandeling en vervolgens oordelen of er inderdaad een tekortkoming door de BRT werd begaan.
Aan de andere kant blijkt, dat bij interviews met verscheidene achtereenvolgens ondervraagde personen het stellen van de vraag, gevolgd door de gegroepeerde antwoorden van de onderscheiden geïnterviewden op dezelfde vraag, een gepaste methode is. Als met een hele reeks personen telkens de hele reeks van vragen opnieuw moet worden doorgenomen, houdt geen enkel publiek zulks uit. Bedoelde methode is trouwens de enige om de meest uiteenlopende elementen van een dikwijls verwarrend dossier duidelijk naar voren te doen komen, om de verkregen gegevens zó te formuleren, dat alle elementen onderling worden gecontroleerd en geconfronteerd.
Daarenboven is het, algemeen gezien, de taak en de verantwoordelijkheid van de journalist, te kiezen in het nieuws dat hij verneemt. Voor de kijkers, luisteraars en lezers moet hij die punten naar voren brengen die van wezenlijk belang zijn om de soms tegensprekelijke informatie tot een begrijpbaar geheel te maken, waarin de onderscheiden standpunten tot hun recht komen. De eerbied voor een evenwicht der meningen mag trouwens geen ijdel woord zijn. En ook kan men objectiviteit onmogelijk gelijk stellen met het klakkeloos overnemen van hetgeen men de journalist wel wil vertellen. De hoofdzaak moet toch blijven de waarheid en de feiten te achterhalen.
En zoals de ruimte in de krant beperkt is, zo is de voor radio- en TV-uitzendingen beschikbare tijd eveneens aan maat gebonden. Niettegenstaande het herhaald en nadrukkelijk verzoek van de reporter tot de Senator om zich in zijn antwoorden qua lengte enige beperking op te leggen, werd hieraan geen gevolg gegeven. In plaats van de gevraagde 7 à 8 minuten nam het interview met dhr. Van den Daele uiteindelijk 22 minuten in beslag. Hem werd duidelijk gezegd, dat noodzakelijkerwijze tot inkorting zou moeten worden overgegaan, doch dat zulks zou gebeuren met inachtneming van de aan de BRT-journalisten opgelegde plichtenleer en van de regels der strenge objectiviteit. Welnu, van de 22 opgenomen minuten werden niet minder dan 14½ minuten uitgezonden, wat heel wat meer is dan de 100 regels waarover in het vonnis sprake is, en ook