met een economische en een politieke keuze, en daar is de architechnocraat niet toe in staat.
Inzake woningbouw gaat de architechnocraat precies eender te werk. Hij ontwerpt een woning, een gebouw, een woonwijk volgens de criteria van onze bureaucratisch gedirigeerde consumentenmaatschappij. De sociale verlengingen van de gezinscel verwaarloost hij, o.m. omdat hij de toename van de elektrische huishoudapparatuur als een vooruitgang beschouwt. Toch zijn het alleen de fabrikanten en handelaars die daar echt van profiteren. Talrijke studies hebben al aangetoond dat de zogenaamde vooruitgang in de woninginrichting de werktijd van de huisvrouw niet merkelijk heeft verminderd. Integendeel, de tijd die bijvoorbeeld wordt uitgespaard door het elektrisch borstelen van kleren, wordt ruimschoots opgeslorpt door het onderhoud en het intensief gebruik van het apparaat. Van de zogenaamd nuttige arbeidsuren van de totale bevolking wordt 45% besteed aan onbezoldigde huishoudelijke arbeid. Een rechtvaardige oplossing zou erin bestaan, dat een grote kwantiteit van huishoudelijk werk met gering rendement vervangen wordt door een kleinere kwantiteit van industriële arbeid met hoger rendement; dat m.a.w. individuele huishoudelijke arbeid omgezet wordt in collectieve arbeid. Om dat te bereiken zou er in de buurt van elk woningcomplex een inrichting moeten zijn met een wasserij, een stomerij, een hersteldienst, een snack-bar, klaargemaakte maaltijden, een schoonmaakbedrijf, een kinderbewaarplaats, een ziekendienst, enz. Dat idee is natuurlijk niet nieuw. Le Corbusier had zoiets al in het hoofd. Hij was geen architechnocraat. In zijn ‘wooneenheden’ had hij al dat soort diensten voorzien, maar de deskundigen decreteerden, dat het allemaal niet rendabel was, en er kwam dus niets van in.
De architechnocraaat speelt graag met de hoop, dat de ordinator al onze problemen zal kunnen oplossen. Ongetwijfeld wordt de ordinator voor de architect een onvervangbare hulp. Hij kan hem van alle routinewerk ontlasten. Hij kan hem helpen bij vele moeilijke berekeningen. Hij kan classificeren, analyseren, berekenen, evalueren, integreren, controleren, corrigeren en tekenen. Hij moet ook oplossingen kunnen uitwerken. Ordinatoren zijn inderdaad tot heel complexe verrichtingen in staat en de architect kan er zijn voordeel mee doen: vaak genoeg heeft hij met problemen te maken waarin een heel groot aantal parameters en talloze combinaties voorkomen. Maar zo machines al in staat zijn tot verrichtingen die de mens niet aan kan, ze kunnen niets zonder de nodige informatie. Het enige wat zij doen is, de informatie, die hem alleen door de mens verstrekt kan worden, correct, snel en onvermoeibaar behandelen. Die informatie moet hem dan ook volledig en met absolute exactheid geleverd worden.
Welnu, het drama is juist dat wij inzake architectuur over geen exacte, soms over helemaal geen informatie beschikken. Slechts een paar voorbeelden. Hoeveel inwoners moet een wooneenheid tellen? Welke zijn de gedragstypes van de gezinnen die er wonen? Hoe kan de graad van comfort bepaald worden?