Streven. Jaargang 22
(1968-1969)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 241]
| |
Gezagscrisis in de kerk
| |
[pagina 242]
| |
gisch behandeld worden: een eventueel pluralisme van theologieën zou dan tot nogal uiteenlopende consequenties kunnen leiden. Maar daar kan later in dit tijdschrift nog wel over geschreven worden. In dit artikel beperken wij ons tot enkele meer sociologische beschouwingen. | |
Aspect van een algemene gezagscrisisDe hele mensheid, met name in het Westen, ondergaat een mutatie van het gezag. Onder invloed van techniek en wetenschap en niet het minst van de cultuurversnellende werking van de massamedia is het hele traditionele mensbeeld snel en grondig gewijzigd. De studenten- en arbeiderswereld geeft zich daar rekenschap van op een vroeger nooit gekende internationale schaal. Het scherpst wellicht wordt het ervaren in een basisinstelling als het gezin. De manvrouwverhouding is er een van gelijkheid in partnership geworden. Door de democratisering van het onderwijs, de ruimere vrije tijd en de teenagercultuur worden kinderen vlugger onafhankelijk: zelfs thuis moeten ze niet meer zo lang wachten en dulden tot hun beurt komt. In de andere levenssectoren is de ‘piramidale’ gezagsuitoefening in de laatste halve eeuw geleidelijk vervangen door allerhande vormen van medezeggenschap. In de politiek, in de ondernemingen, aan de universiteiten en gaandeweg ook in het secundair onderwijs wordt participatie aan het beleid ‘natuurwet’. Iedereen wil meepraten over alles wat hem aangaat. En zo doelmatig mogelijk. Overal waar dit niet, onvoldoende of niet juist gebeurt, ontstaat een vorm van ‘contestation’. Tezelfdertijd ontstaan - soms juist daar waar het gezag al democratischer vormen had aangenomen (zoals bijvoorbeeld aan sommige Amerikaanse universiteiten) - naast constructieve kritiek, ook anarchistische en nihilistische vormen van verzet tegen het bestaande. Uit reactie daartegen komen anderen dan weer tot een georganiseerde verdediging die aan een ‘restauratie’ doet denken, maar in feite veel complexer is. Sommigen willen het establishment, waaruit zij voordeel halen, niet opgeven; anderen zijn gewoon psychologisch bang voor elke evolutie, laat staan voor elke gewelddadige of geweldloze revolutie; weer anderen zien - ons inziens terecht - in de ‘contestation’ werkelijke of als werkelijk ervaren waarden op de helling komen. Om al deze redenen is deze groep spontaan geneigd, het gevestigde gezag, zelfs met zijn onvermijdelijke tekorten, zonder diepgaande kritiek te aanvaarden. De versnelling van de geschiedenis brengt een intensivering van de beleidsbedrijvigheid mee, en meteen wordt daardoor de conflictstof steeds omvangrijker. In de politiek, de industrie, de universiteit worden daarom bijzondere inspanningen gedaan om door wetenschappelijk bestudeerde communicatie, gezagscontrole en allerhande vormen van medebeheer de conflicten op te vangen. | |
[pagina 243]
| |
Ook binnen de kerk wordt de laatste tijd het gezag op een steeds radicaler wijze naar zijn menselijk en evangelisch werkelijkheidsgehalte ondervraagdGa naar voetnoot3. De volwassen christen in onze landen zoekt naar nieuwe gezagsvormen in de kerk. Voor de jongeren wordt een nieuwe wijze van gezagsuitoefening zelfs steeds duidelijker een voorwaarde om nog langer in de kerk te blijven. Van de andere kant is het nogal begrijpelijk, dat het kerk-instituut, als een van de oudste instellingen ter wereld, aan deze druk weerstand wil bieden. Die weerstand wordt nog vergroot door het feit dat het gezag in de kerk zo sterk gecentraliseerd is. Iedere plaatselijke gezagsdrager krijgt zijn gezag direct van de centrale leiding, meestal zonder enige controleerbare vorm van inspraak (tenzij hier en daar van de Staat!). De intermediaire structuren ontbreken zo goed als geheel, en waar ze bestaan, zoals bijv. de CELAM in Latijns-Amerika, staan ze onder streng toezichtGa naar voetnoot4. Wijzigingen in territoriale bevoegdheid ressorteren rechtstreeks onder de centrale leiding. En al heeft het Concilie weten te bereiken dat de bisschoppen een aantal bevoegdheden kregen toegespeeld, een fundamentele beleidswijziging zat er niet in. De paus wordt nog altijd gekozen door een college waarvan de leden, meestal op hogere leeftijd, door de paus zelf benoemd zijn - weer zonder enige controle van de overgrote meerderheid der betrokkenen en hun leiders. Sociologisch gezien moet een dergelijke beleidsvorm, gegroeid in een eeuwenoud klimaat van absolute monarchie en gebaseerd op oligarchische groepen, nu leiden tot een conflictsituatieGa naar voetnoot5. Het hele systeem is vervolgens zozeer in functie van behoud van traditie opgebouwd, dat de institutionele apparatuur om de toekomstgerichte dynamiek van onze tijd op te vangen, ontbreekt. Zulk een conflictsituatie kan slechts opgelost worden door middel van diepgaande wijzigingen. Komen die er niet, dan zal het gezag enerzijds voor steeds heviger reacties komen te staan en anderzijds voor velen totaal irrevelant worden.
In vele milieus heeft Humanae Vitae de crisis verhevigd. De encycliek is echter niet de oorzaak van de crisis. Deze ligt elders en dieper. Wij analyseren er hier enkele hoofdelementen van. | |
[pagina 244]
| |
Democratisering van theologie en informatieSteeds meer mensen - priesters, religieuzen en leken - weten méér over de theologie, over de geschiedenis van de kerk en de dogma's dan een doorsnee seminarieprofessor van het begin van deze eeuw. De popularisering van uitstekende vakwerken heeft alle godsdienstig geïnteresseerden in staat gesteld in te zien dat het gangbare beeld van priesterschap, episcopaat, pausdom en van de verhouding Kerk-Wereld niet het enig mogelijke is. Zij weten dat een kennis-sociologisch onderzoek van pauselijke en conciliaire uitspraken in vele gevallen duidelijk het tijdgebondene niet alleen van de formuleringen, maar ook van de inhoud zelf blootlegt; wat gisteren nog veroordeeld werd - zoals vrijheid van geweten, democratie - kon vandaag worden geprezen. Zij weten dat inzake macht, waarheidsliefde, seksualiteit het kerkelijk gezag vergissingen heeft begaan, die voor velen dramatische gevolgen hebben gehad. Zij weten dat in andere christelijke kerken en buiten de kerken evangelische waarden zijn belicht die in de rooms-katholieke kerk onderbeklemtoond werden. Sociologisch van belang is ook dat zij, na Lumen Gentium, duidelijker dan vroeger beseffen dat de kerk als institutie, ofschoon noodzakelijk, minder belangrijk is dan de Kerk-als-levende-geloofsgemeenschap, en dat de institutie slechts zinvol is in zover zij de geloofsgemeenschap dient. De publieke opinie in de kerk weet hoe weinig de kritiek op het systeem en de eerlijke pogingen tot open gesprek gewaardeerd worden. Aldus leidt de ervaring van de ontwikkelde gelovige met het kerkelijk gezag vaak tot vertwijfeling en machteloosheid. | |
Spanning tussen theocratisch en democratisch beleidEen democratisch beleid zoekt in beginsel het goed van de gemeenschap door een zo ruim mogelijke inspraak van de gemeenschap in het bepalen van dit goed en in het omschrijven van de middelen die daartoe moeten leiden. Dit veronderstelt medezeggenschap bij het aanduiden van de leiders, controle op het beleid, vlotte communicatie-doorstroming van beneden naar boven en omgekeerd. Een theocratisch beleid zoekt in beginsel het goed van de gemeenschap door deze gemeenschap te richten naar een systeem (een geheel van denkinhouden en leefregels), door God gewaarborgd en door een door God verlicht gezag begeleid. Het gezag is hier wel voor de groep, doch komt in beginsel niet uit de groep. Het kiest volledig vrij zijn medewerkers en experts en is zeker dat God steeds aan de zijde van het gezag staat. Het gezag heeft slechts verantwoording af te leggen tegenover God. Er is geen controle voorzien. Theoretisch werkt dit gezag zonder dialoog, zonder inspraak van beneden. In werkelijkheid is er op het pauselijk gezag, dat soms zo verstaan werd, altijd een zekere controle geweest: door de keizer, door sterke persoonlijkheden in het episcopaat, door het volk dat het gezag stilzwijgend naast zich neerlegde. Theologisch gezien is evangelisch gezag noch theocratisch noch democratisch zonder meer; naar een omschrijving van wat het dan wel moet zijn, is de theologie op het ogenblik op zoek. Sociologisch gezien echter ligt de spanning tussen | |
[pagina 245]
| |
theocratisch en democratisch gezag aan de wortels van de huidige problematiek. Over de inhoud van het evangelisch gezag moet de kerk zich in geloof bezinnen, zij moet zich o.m. afvragen of de nu gangbare beleidsopvatting echt de enig mogelijke is. Over de vormen waarin het evangelisch gezag gestalte moet krijgen, kunnen gelovigen verdeeld zijn en zijn ze inderdaad ook verdeeld. Sociologisch kan men alleen zeggen, dat om het even welk gezag, wil het door de mens van vandaag als menselijk aanvaard worden, aan een aantal voorwaarden moet voldoen. | |
De gewijzigde verhouding Kerk-WereldHet kerk-instituut is in Europa en vele gebieden buiten Europa lange tijd een symbool van binnenwereldlijke macht geweest. Op vele plaatsen is het dat nog altijd. Niet zelden leidde dit tot verregaande compromissen met de gevestigde politieke, culturele en financiële macht. Hierbij kwam de vrijheid en de scheppende kritiek van het evangelie geregeld in het gedrang. Het kerk-instituut werd symbool van conservatisme en immobilisme. Door de toegenomen secularisatie is zijn invloed op de georganiseerde samenleving voortdurend verminderd. Hiertegen werd wel verzet aangetekend, maar dit verzet zelf kon niet anders dan disfunctioneel werken voor de eigenlijke zending van de Kerk. Sedert enkele decennia is er duidelijk een proces gaande waarbij de Kerk zoekt op een relevante manier in de wereld aanwezig te zijn. Sommige sociologen beweren zelfs dat de kerken ‘fusies’ voorbereiden om hun functieverlies naar buiten beter in te dijken. Dat de kerk als instituut een functieverlies en vermindering aan sociale controle naar buiten kende, betekende echter nog niet automatisch een verlies aan sociale controle naar binnen. Sedert kort schijnt er ook een groeiend functieverlies naar binnen plaats te hebben: de gelovige zelf schijnt zowel voor zijn verhouding tot God als voor zijn verhouding tot de wereld minder kerk-instituut nodig te achten dan vroeger. Meteen komt het kerkelijk gezag en de kerkelijke bemiddeling in de ogen van de gelovigen zelf minder centraal te staan dan vroeger. Gedeeltelijk is dit een gevolg van een voorbije kerkelijke oversocialisering, gedeeltelijk ook van een groeiend bewustzijn hierdoor vervreemd te worden van een aantal fundamentele menselijke waarden. Voor het gezag heeft dit tot onmiddellijk gevolg dat het zich veel meer dan vroeger theoretisch en praktisch aanvaardbaar moet maken, ook naar binnen. | |
De spanning angelsaksische-latijnse wereldDe latijnse kerk is overwegend vanuit een romeinse gezagsopvatting gestructureerd. Met de Reformatie hebben de angelsaksische en germaanse landen deze gezagsopvatting gedeeltelijk afgewezen. Zo heeft de latijnse opvatting zich overal elders nagenoeg ongehinderd kunnen doorzetten. Sedert het einde van de vorige eeuw is het katholicisme steeds vitaler en zelfbewuster geworden in de gemengd-christelijke landen van Noord-West-Europa en heeft zich krachtig ontwikkeld in Noord-Amerika. Het is ook in dit gedeelte van de wereld dat de democratisering van het onderwijs het verst gevorderd is. Tijdens Vaticanum II is de invloed van de bisschoppen uit deze overwegend protestantse landen | |
[pagina 246]
| |
duidelijk voelbaar geworden (b.v. in de discussies rond de gewetensvrijheid), al was de theologie van deze bisschoppen nog duidelijk meer latijns dan het algemene denkklimaat van hun ontwikkelde gelovigen. Het centraal apparaat van de Kerk schijnt deze veranderde situatie nog niet geassimileerd te hebben. De grotere versnelling in de verandering in de angelsaksische wereld, inclusief een belangrijk deel van de germaanse wereld, brengt momenteel een verheviging van de spanning mee. Het gevaar van een nieuw schisma is, ook sociologisch gezien, wel illusoir, o.m. omdat het centrale gezag, en zulks niet alleen in Rome, maar ook aan de periferie, met een nieuw fenomeen geconfronteerd wordt: op steeds meer plaatsen wordt het gezag tot een zeker niveau niet meer bevoegd geacht voor een aantal morele en religieuze gedragingen en opvattingen zonder dat dit als een voldoende reden beschouwd wordt om de kerk te verlaten. Het feit echter dat het al zo moeilijk blijkt te zijn, de niet-latijnse westerse wereld te integreren, stelt de vraag of het wel echt mogelijk is de Catholica werkelijk bewoonbaar te maken voor de grote niet-westerse cuturen. | |
De coëxistentie van ‘generatie-kerken’Ook de spanning tussen de generaties, waarbij de biologische niet met de ideologische samenvalt, vormt een aspect van de gezagscrisis. Naast ook voor andere instituties geldende factoren, zijn er sommige hier meer specifiek voor de kerk. Het kerk-instituut is van nature behoudsgezind: de traditie is bron van gezag en als zodanig sterker beklemtoond dan in andere westerse instellingen. De leiders van de kerk zijn gewoonlijk gevorderd in leeftijd en zijn bijna steeds benoemd in functie van het bestaande systeem. Beide fenomenen werken cumulatief, met als resultaat dat de intellectuelen en de jongeren steeds minder interesse schijnen op te brengen voor een instituut dat hun onvoldoende op de toekomst schijnt gericht. Wellicht is dit ook een van de redenen waarom het aantal vrijwilligers voor de kerkelijke dienst afneemt: het systeem biedt een aantal mogelijke kandidaten te weinig toekomstperspectief. | |
Naar nieuwe vormen van gezagAl vergen de gestelde vragen veel meer dan een ‘updating’ of ‘aggiornamento’ van het kerkelijke beleidssysteem, zonder een minimum aan hervorming zullen allerhande vormen van frustratie, anomie en contestatie weliger blijven voortwoekeren dan voor de functie van de kerk, zowel naar binnen als naar buiten, wenselijk is. Uiteraard kunnen hier slechts enkele algemene lijnen getrokken worden. Nodig is in ieder geval een nieuw algemeen klimaat van vertrouwen. Gezien de nu bestaande spanningen zal dit klimaat niet spontaan groeien. Radicale opties van welke zijde ook zullen bij de ‘andersdenkenden’ op hard verzet stoten. Meer dan welke andere instantie in de kerk ook heeft het centrale beleidsapparaat behoefte aan een reorganisatie en een nieuwe rolbepaling. Velen die in dit beleid werkzaam zijn, voelen dit scherp aan, maar beschikken niet over de nodige pressiemiddelen of erkennen dat de dan toch wel beschikbare middelen gezien de urgentie niet efficiënt genoeg zijn. Of de hervorming er zal komen | |
[pagina 247]
| |
omdat de centrale apparatuur de moed en de middelen daartoe zal vinden, dan wel omdat een belangrijk deel van de periferie zich van het centrale gezag duidelijk zal distantiëren, valt niet te voorspellen. Hoe dan ook, wijzigingen zijn wenselijk op de belangrijkste wrijvingspunten: aanstelling, bevoegdheid, controle en communicatie. | |
AanstellingHans Küng heeft voorgesteldGa naar voetnoot6 dat, zoals andere kerkelijke gezagsdragers, ook de paus voortaan gekozen zou worden op een reëel representatieve wijze, door het kardinaalscollege én een uit nationale pastorale raden opgebouwde internationale raad; hij zou benoemd moeten worden voor een beperkte termijn. Sociologisch lijkt een zoeken in deze richting verantwoord: het gezag zou er acceptabeler door worden. Een dergelijke formule impliceert echter dat het college van kardinalen vervangen wordt door een college bestaande uit de voorzitters van de bisschoppenconferenties (en eventueel andere afgevaardigden). Deze voorzitters en alleen zij zouden kardinaal zijn en zulks voor de duur van hun mandaat als voorzitter. Zij zouden zelf, met inspraak van de nationale, eventueel regionale pastorale raden, gekozen zijn door de bisschoppen. De bisschoppen zelf zouden voor een beperkte, maar hernieuwbare termijn gekozen worden door de priesterraad en/of de diocesane pastorale raad, met inspraak van de nationale bisschoppenconferentieGa naar voetnoot7. | |
BevoegdheidDe bevoegdheid van de Romeinse dicasteria moet zodanig herleid worden, dat de huidige kerkelijke administratie in dienst van het post-conciliaire verstaan van de pausfunctie en niet in dienst van een traditioneel overgeërfd systeem komt te staan. De meeste liturgische kwesties bijvoorbeeld, huwelijksgevallen, alle gevallen van priesters die van levensstaat willen veranderenGa naar voetnoot8, de hele reorganisatie van de priesteropleiding kunnen het best door nationale of regionale bisschoppenconferenties opgelost worden; zo zouden veel leed en onrecht voorkomen worden. De centrale administratie kan dan intens blijven zorgen voor de communicatie tussen de particuliere kerken, voor het gesprek met de andere christelijke kerken en voor ontmoetingen met de andere wereldgodsdiensten en de grote ideologische groepen. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren door het organiseren van een objectieve informatiedienst, door het ter beschikking stellen van faciliteiten voor congressen op wereldniveau, door onder verantwoordelijkheid | |
[pagina 248]
| |
van de paus de mening van de wereldkerk, uitgedrukt door de bisschoppenconferenties in dialoog met hun particuliere kerken, te vertolken naar de wereld toe, b.v. inzake eerbied voor de liefde, rechtvaardigheid, vrede. Rijzen er conflicten tussen particuliere kerken of tussen denkrichtingen, dan kan de centrale leiding de open dialoog bevorderen, waken voor de eerlijke groei naar een consensus, en waar gemotiveerde twijfels voorkomen deze helpen eerbiedigen. Vanzelfsprekend zullen er sommige uitspraken moeten gebeuren. Zullen deze onfeilbaar zijn? En wat veronderstelt die onfeilbaarheid?Ga naar voetnoot9 Daar gaan we nu niet op in. Binnenkort hoopt dit tijdschrift hier iets meer over te zeggen. | |
ControleZodra de dialoogorganen die door het Concilie werden voorzien, beter ingereden zullen zijn, zullen zij gewoon door hun bestaan zelf op plaatselijk en regionaal niveau een soepele controle op het beleid uitoefenen. Momenteel moet deze controle nog bijna uitsluitend door de publieke opinie gebeuren, met het gevolg dat de nodige nuancering soms ontbreekt. Ook voor het centrale beleid is een doelmatige en gestructureerde controle onmisbaar: de bisschoppensynode met haar regelmatige bijeenkomsten is hier het aangewezen middelGa naar voetnoot10. In feite is de synode machteloos. Weinig of niets van wat de vorige synode vroeg, werd uitgevoerd en niemand weet hoe de volgende plaats zal vinden. Nochtans, alleen een institutionaliseren van de controle kan het toenemen van een aantal latente en aperte conflictsituaties afremmenGa naar voetnoot11. | |
CommunicatieZonder goede communicatie is geen modern beleid mogelijk. De regeringen, de grote ondernemingen en universiteiten trachten door een informatiedienst de goodwill van medewerkers en belangstellenden levend te houden. De best georganiseerde onder hen hebben een uitgewerkt systeem van doorstroming van gedachten en initiatieven, waardoor de dialoog vanuit de basis met de top op gang gehouden wordt. Zonder moeite zou dit ook in de kerk mogelijk zijn op alle niveaus, op voorwaarde dat een bepaald triomfalisme, dat ook na het Concilie koppig blijft voortvegeteren, en een overdreven zorg voor geheimhouding plaats maken voor een zorg voor de waarheid, ook wanneer deze verne- | |
[pagina 249]
| |
deringen, twijfels en onzekerheid impliceert. Indien b.v. de informatiedienst van het Vaticaan even onafhankelijk zou staan tegenover de Curie als de informatiedienst van radio en televisie in sommige Noord-West-Europese landen tegenover de regeringen, zou het prestigeverlies dat het Vaticaan nu in de perswereld lijdt, plaats maken voor respect. | |
Naar een declaratie van de rechten van de gelovige?Wij bevinden ons in het hart van een mutatie van Kerk en Wereld. In zulke ogenblikken is het zeer moeilijk de tekenen des tijds zonder overdrijving in een of andere zin te duiden. Door gezamenlijk zoeken, door confrontatie van wetenschappelijk onderzoek en beleidservaring, door contestatie en tegen-contestatie groeit, mag men hopen, een nieuw evenwicht, waarvan niemand de vorm kan voorspellen. In deze harde tussentijd zal een eerlijk zoeken naar morgen slechts kunnen gebeuren op voorwaarde dat er ruimte komt voor het formuleren van gedurfde hypothesen en het wagen van ongewone experimenten. Om deze redenen schijnt een bijzondere zorg voor de kerkelijke rechtszekerheid van de gelovige wenselijk. Terecht werd hieraan begin oktober van dit jaar door de Amerikaanse Canon Law Society en de Catholic University of America te Washington een symposion gewijd, resulterend in een ‘Declaration of Christian Freedoms’Ga naar voetnoot12. Ongetwijfeld zal het van het gezag zeer veel doorzicht vergen en van de kerkleden een meer dan gewone volwassenheid om deze onomkeerbare drang naar pluralisme en medezeggenschap te verzoenen met de noodzakelijke eenheid en de onvermijdelijke geleidelijkheid. Doch hier beschikt de gelovige gemeenschap, althans in beginsel, over bindmotieven waarop geen enkele andere groepering zich kan beroepen. ‘Liefde, zelfs niet-georganiseerde liefde, is een veel grotere macht dan tucht; en het is liefde, geen tucht, die Jesus als een band van eenheid aan zijn Kerk heeft aanbevolen’Ga naar voetnoot13. |
|