Streven. Jaargang 22
(1968-1969)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 199]
| |
ForumMaken foto's geschiedenis?Foto's kunnen de wereld veranderen, aldus meent men in het gilde der persfotografen. Had één fotograaf ooit kunnen binnendringen in de Nazi-concentratiekampen en een paar beelden daarvan kunnen uitsmokkelen naar de wereldpers, dan waren waarschijnlijk miljoenen mensenlevens gespaard gebleven. Met een - al dan niet oprecht - beroep op deze overtuiging hebben de persfotografen een eigen vorm van sensatie-journalistiek ontwikkeld. Kost wat kost moeten zij foto's maken die de publieke opinie in opschudding brengen. Of die foto's de werkelijkheid weergeven doet er weinig aan toe. Ze worden geënsceneerd of ze worden gezocht. Geensceneerd zoals in het geval van de executie van een Siciliaanse bendeleider toen de fotografen de moeder van deze man opspoorden en haar tegen betaling bewogen om mee te gaan naar de plaats waar hij was neergeschoten, om daar de bloedvlekken op de grond te kussen. De heren hadden dat zo bedacht en lieten deze arme vrouw ettelijke malen deze lugubere scène herhalen om er toch vooral goede (en dik-betaalde) foto's van te kunnen maken. Gezocht zoals herhaaldelijk gebeurde en nog gebeurt met oorlogsfoto's uit Vietnam, die zogenaamd in de hitte van de strijd zijn gemaakt maar in werkelijkheid werden geschoten door persfotografen die in hun gekoelde hotelkamers in Saigon rustig het einde van het schieten afwachtten en daarna pas op speurtocht gingen naar een lijk. Op die manier worden dan de foto's gemaakt die de wereld moeten veranderen. De foto's die geschiedenis maken. Rainer Fabiau vraagt zich echter af, of zij dit ook werkelijk doen. In het algemeen ontkent hij de mogelijkheid niet, dat foto's de publieke opinie aangrijpen en beïnvloeden, doch de mate waarin zij daartoe bij machte zijn hangt, meent hij, niet af van hun sensationeel karakter, maar van de mate waarin degenen die deze foto's te zien krijgen, betrokken zijn bij de gebeurtenissen die erin worden uitgebeeld. Met de foto is een zeker dualisme in de krant gedrongen. Het dualisme tussen het beeld en het symbool van de letter en het woord. Het dualisme tussen het zintuigelijk waarneembare en het verstandelijk grijpbare. Een dualisme dat zich al in de oermanifestaties van de mens, in grottekeningen en runen openbaart. - Wat de lezer echter in de krant zoekt is in de eerste plaats informatie. Dat zoekt hij ook in de foto en hij waardeert de foto ook alleen als een bron van informatie. Dit geldt ook voor de sensatie-foto's. De krantenlezer voelt wel aan, dat deze foto's appelleren aan de oerinstincten, die gewekt worden door de eeuwige antinomische beelden van geboorte en dood, van geluk en ongeluk, van vreugde en ellende, maar of het aanschouwen daarvan hem meer beweegt dan bijvoorbeeld het lezen van een roman, of hij zich daardoor aangespoord voelt tot het veranderen van de | |
[pagina 200]
| |
wereld, is zeer de vraag. Dit zal alleen het geval zijn wanneer hij onmiddellijk bij het onderwerp van de foto betrokken is. Overal ter wereld hebben krantenlezers met afschuw de foto's bekeken van de intocht der Russische troepen in Tsjecho-Slowakije, maar tot daden van enige historische betekenis hebben die foto's alleen geleid in Tsjecho-Slowakije zelf. Bij de Tsjechen en Slowaken, die onmiddellijk bij deze inval betrokken waren. Foto's kunnen echter ook een averechtse uitwerking hebben, Fabian geeft daarvan een voorbeeld uit 1965 toen de Indonesische communisten de fotografen lieten aanrukken om vast te leggen, dat zij zes generaals hadden neergeschoten. De bedoeling was door de publikatie van deze foto's het leger en de bevolking schrik aan te jagen. Die publikatie echter riep, wederom bij de onmiddellijk betrokkenen in het leger, precies de omgekeerde reactie op en vormde de onmiddellijke aanleiding tot een grootscheepse vervolging en uitmoording van de communisten zelf en uiteindelijk tot de val van Soekarno. Deze foto's maakten inderdaad geschiedenis. H.H. (Rheinische Merkur) | |
Spiritisme in BraziliëOnder de clerus van Latijns Amerika wekte het enige teleurstelling, dat het Vaticaans Concilie naliet het communisme te veroordelen; merkwaardigerwijs echter nog meer, dat de Vaders in Rome zwegen over het spiritisme. En daarbij dacht men, alweer merkwaardigerwijs, niet aan die primitieve vormen van geestenverering en geestenbezwering die ongetwijfeld nog leven in het oerwoud van het Amazone- en Orinocogebied, maar aan het Europese salon-spiritisme met zijn mediums, zijn donkere kamers, zijn dansende tafels en zijn geheimzinnige boodschappen van de ‘overzijde’. Het spiritisme van Alan Kardec. Dat de Kerk in Latijns Amerika zich daar zorg over maakt is niet zo vreemd als het lijkt. Dit ‘moderne’ spiritisme is namelijk naar Latijns Amerika overgeplant en heeft met name in Brazilië zó diep wortel geschoten, dat volgens een studie van prof. Donald, het wereldspiritualisme Brazilië als zijn centrum beschouwt. Braziliaanse mediums genieten wereldvermaardheid en worden overal, tot in het Verre Oosten toe, uitgenodigd om séances te komen geven. In de spiritistische pers, niet alleen in Brazilië zelf, wordt Brazilië geprezen als ‘het hart van de wereld, het vaderland van het evangelie’. Hoeveel belijders of beoefenaars het spiritisme in Brazilië precies telt laat zich moeilijk vaststellen. De volkstelling van 1960 bracht er nog geen 700.000 aan het licht, maar betrouwbaar is dit cijfer niet omdat de gemiddelde Braziliaan op de vraag naar zijn godsdienstige overtuiging verschillend antwoordt naargelang van degene die hem deze vraag stelt. Tegenover een ambtenaar van de volkstelling zal hij zich katholiek noemen; tot het spiritisme zal hij zich alleen tegenover zijn vrienden bekennen. Reeds tien jaar eerder waren in Sâo Paolo vijf maal zoveel leden bij de spiritistische centra ingeschreven als zich in 1960 ingezetenen van deze stad officieel spiritist noemden. Met een raming van drie miljoen spiritisten in Brazilië blijft men aan de voorzichtige kant; sommigen gaan met hun ramingen tot tegen de tien miljoen! De oorzaak van deze grote verbreiding ligt volgens prof. Warren in een sterke mate van overeenstemming tussen de leer van Alan Kardec enerzijds en bepaalde elementen van het Braziliaans volksgeloof anderzijds. Volgens de officiële leer van het spiritisme zwerven de zielen der afgestorvenen in de ruimte rond en bezit een medium de gave om met diegene onder deze zwervende zielen die zich in zijn nabijheid bevinden, in contact te komen. Het Braziliaanse volksgeloof kent ook die ‘dolende zielen’, de almas penadas, die naar het vagevuur zijn verwezen en vandaaruit gedurende bepaalde perioden in de kerkelijke kalender op aarde moeten rondzwerven, vaak om een bij het leven niet ingeloste promessa alsnog in te lossen. Die almas penadas kunnen tot rust wor- | |
[pagina 201]
| |
den gebracht wanneer levende mensen hen helpen. Familieleden bijvoorbeeld of bemiddelaars voor die familieleden. Dat kan evengoed een medicus zijn als een priester. Tussen het Europees import-spiritisme en het Afro-braziliaanse volksgeloof bestaan echter ook grote verschillen. Het ene dient zich aan als een filosofie en een wetenschap, - zij het ook met zekere ethische consequenties; het andere pretendeert een volledige godsdienst te zijn, die overigens ook steeds meer nadruk gaat leggen op de ethiek. De aanhangers van het ene hebben de neiging op het zogenaamde ‘Umbandaspiritisme’, ofschoon dit met dezelfde mediums en dezelfde soort manifestaties werkt, enigszins neer te zien. Maar aangezien beide vormen zichzelf open houden voor allerlei variaties in de leer wanneer deze door de opgeroepen geesten worden ingegeven, blijven hun aanhangers zich ondanks deze tegenstellingen toch als tot het éne spiritisme behorend beschouwen. Dat de Kerk tegen dit spiritisme in verweer blijft, spreekt vanzelf. Dit verweer is echter van aard aan het veranderen. Vroeger werd het spiritisme door de Kerk afgeschilderd als diabolisme; thans put zij haar argumenten veel meer uit de parapsychologie. Maar de leer van de Kerk en de leer van het spiritisme blijven diametraal tegenover elkaar staan. Het probleem wordt voor de Kerk in Brazilië met de dag groter. H.H. (Journal of Inter-American Studies) | |
Afnemende belangstelling voor chemieDe Koninklijke Nederlandse Chemische Vereniging heeft begin september in Rotterdam haar 65-jarig bestaan gevierd met een congres dat gewijd was aan Het beeld van de chemie. Reden van dit congresonderwerp is het feit dat de leek (en hierbij wordt vooral gedacht aan de scholier) een onjuist beeld heeft van het werk waarmee de chemicus zich bezighoudt. Sprekers waren o.a. dr. Veringa, minister van onderwijs en wetenschappen, burgemeester Thomassen van Rotterdam en prof. dr. Posthumus, regeringscommissaris voor het wetenschappelijk onderwijs.
Minister Veringa merkte o.a. op:
‘(...) Uw beroep wordt, zo las ik, door de leerlingen als niet-veelzijdig, met relatief weinig boeiend werk gezien, als saai, en soms weinig constructief. En ik kan toch niet geheel nalaten om dit in verbinding te brengen met de relatieve teruggang in de belangstelling voor de technische wetenschappen en binnen de faculteit van de wiskunde en de natuurwetenschappen voor de natuur- en scheikunde. De belangstelling van de abituriënten B verschuift momenteel zeer duidelijk in de richting van wat U zou kunnen noemen de meer menselijke vakken. Ik hoef U maar even de enorme toeloop naar de medische faculteiten in herinnering te brengen en U te wijzen op de grote belangstelling voor de biologie, die het noodzakelijk maakte dat een plaatsingscommissie voor de eerstejaars werd ingesteld. En ik heb trouwens bemerkt dat bij een aantal subfaculteiten der scheikunde de belangstelling voor de fysische chemie afneemt en men ziet hier eigenlijk hetzelfde verschijnsel, dat een vergrote toeloop naar de fysiologische chemie is ontstaan. (...) Nu is het duidelijk dat het vele jonge mensen toeschijnt dat de natuurwetenschappen niets te maken hebben met menselijke of maatschappelijke zaken. (...) Het schijnt of de droomwereld van de wetenschap die de mensheid zou bevrijden van onwetendheid, bijgeloof, religieuze en raciale haatgevoelens en oorlog, en die een wereld zou scheppen zonder zware arbeid, maar met welstand en recht voor ieder, is veranderd en een gestalte aanneemt die verantwoordelijk wordt gesteld voor de gebreken van onze tijd. (...) Meer dan iets anders hebben wij echte geleerden nodig. Zowel voor het oplossen van technische als daardoor ook van de wezenlijk menselijke vragen van deze tijd. (...)’ W.W. (Chemisch Weekblad, 20 september 1968) | |
[pagina 202]
| |
Menselijke voeding onder onmenselijke omstandighedenOorlogstijd zoals in Biafra en momenteel nog heersende ondervoeding in vele ontwikkelingslanden zijn de harde bewijsstukken voor wat theoretisch reeds lang bekend was in de antropobiologie: namelijk dat groei en voeding nauw met elkaar verbonden zijn. Zodra toevoer van eiwitten, suikers en vetten afneemt, worden groei en opbouw van nieuwe cellen gestagneerd. Helaas kan de wetenschap ons niet van deze levenseisen bevrijden, zij kan echter wel nagaan welke voedselbestanddelen voorrang verdienen: zijn dat de eiwitten die bouwstoffen leveren, of zijn dat suikers en vetten die calorieën leveren om eiwitten efficiënt te gebruiken? Een medisch-antropologisch team van de universiteit van Jamaïca heeft 47 kinderen uit haar kliniek, die sterk aan ondervoeding leden, hiertoe onderzocht. Bij degenen die naast de normale dosis eiwitten een extra hoeveelheid calorieën kregen, werd een sterkere toename in gewicht en weefselgroei geconstateerd. Hiermee toonden de onderzoekers aan dat met een geringe hoeveelheid aan eiwitten (3-4 gram per kg per dag) een snelle gewichtstoename te bereiken is door slechts de hoeveelheid calorieën te verhogen. In verhoudingscijfers kan men het zo uitdrukken: een 50% verhoging van de calorieën betekent een gewichtstoename van 80%, daarentegen leidt een 50% verhoging van het proteïne-gehalte slechts tot een gewichtstoename van 9%. Gezien in het kader van het ontwikkelingswerk is dit een belangrijke conclusie. Voor de ontwikkelingslanden zijn zetmeel, suikers en vetten immers minder duur, terwijl eiwit-rijk voedsel moeilijker verkrijgbaar is. Bovendien zou op deze wijze ondervoeding veel sneller en effectiever in de klinieken van deze landen bestreden kunnen worden. G.V. (The Lancet) | |
Landbouwperikelen in de Verenigde StatenDe Amerikaanse landbouwpolitiek is vastgelopenGa naar voetnoot1. In een wetenschappelijk artikel in Maandschrift Economie, van september 1968, toont Dr. P.C van Noort aan dat de Nederlandse landbouwpolitiek, hoewel ook niet goedkoop, veel efficiënter is. Bij ons verdienen een landbouwer en iemand die een vergelijkbaar ander beroep uitoefent, ongeveer evenveel. In Amerika is de relatieve positie van de landbouwer veel ongunstiger. Niettemin is de Amerikaanse landbouwpolitiek ongeveer even duur als die in ons land, waar nog bij komt, dat de landbouw in de Verenigde Staten een minder belangrijke sector is. De politici verdienen er dus geen pluim op de hoed. Van Noort vraagt zich af waar men naar toe wil. Naar een beleid dat de economische groei vooropstelt, dan zou de landbouwpolitiek moeten worden ingekrompen met een nog sterker inkomensdaling van de Amerikaanse boer als gevolg. Stelt men de inkomensverdeling voorop, dan zal het al kunstmatig hooggehouden inkomen in de landbouw nog verder moeten stijgen, ten koste van de groei van het nationale inkomen. Iets meer van de politieke achtergronden geeft Senator A.A. Ribicoff in Reader's Digest van september 1968. Hij ziet het ambtenarenapparaat (een landbouw-ambtenaar op elke 14 boeren) als de belangrijkste factor die de bureaucratische politiek overeind houdt door het volk te doen geloven dat een meer liberale aanpak desastreuze gevolgen zou | |
[pagina 203]
| |
hebben. Ribicoff maakte wetsvoorstellen aanhangig die de subsidiepolitiek zeer aanzienlijk moeten beperken. Hoe belangrijk de kwestie intussen is geworden, beschrijft de Monthly Economie Letter van september 1968, waaruit blijkt dat, ondanks alle pogingen van de overheid om de produktie te beperken, de oogst in 1968 een absoluut record heeft bereikt. De landbouwpolitiek is in het slop geraakt. De grote oogst betekent dat hoge overheidsuitgaven nodig zijn om een instorten van de prijzen te voorkomen. Die overheidsuitgaven komen ongelegen nu de federale begroting is verlaagd. Mocht de poging de toekomstige produktie te beperken succes hebben, dan is dat ook al weer niet goed, want dat betekent hogere voedselprijzen en strookt weer niet met de anti-inflatoire fiscale politiek. Voegt men er aan toe dat de landbouwpolitiek tot nu toe bleek juist de grootste en rijkste boeren in de kaart te spelen, hetgeen een van de oorzaken is van het feit dat 2/3 van de Amerikaanse boerenbevolking met een jaarinkomen van gemiddeld 1500 dollar moet rondkomen, dan ontvouwt zich een weinig rooskleurig beeld. J.M. | |
Beeldende kunst in NederlandDe kille stille zomer is voorbij. Het nieuwe seizoen is begonnen. Het ziet er niet kwaad uit. Het Stedelijk Museum in Amsterdam exposeert tot 18 november uitstekende beelden van de Limburger Arthur Spronken en rake (sport)schilderijen van de Hagenaar Kees van Bohemen. Galerie Mickery in Loenersloot (na jaren vechten staat de plaatsnaam op de ANWB-borden) toonde de opmerkelijke witte wereld van Jaap Frenken: huis-, tuin- en keukenobjecten als koffers, schoffels, kastjes en bezems gewikkeld in vervreemdend wit linnen. De Bijenkorf vestigde nu ook in Rotterdam de kunstkoop collectie. Co-op Nederland legt een verzameling van 50 kunstwerken aan ter plaatsing in de werkruimten van het nieuwe kantoorgebouw in Utrecht. De samenstelling van de collectie is in handen van de werknemers. Drie Keizersgracht-galeries (Espace, 20 en Swart) besloten tot nauwere samenwerking. Galerie 20 opende op de Prinsengracht (458) het eerste Amsterdamse prentenkabinet, waar Robert Rauschenberg aan de wanden hing. Jan Kassies schreef een uitstekend artikel in ‘Het Laatste Woord’ en liet zich (eveneens over cultuurpolitiek) bekwaam door Bibeb ondervragen in Vrij Nederland. De Raad voor de Kunst publiceerde een nogal fel jaarverslag en hield zich op 19 oktober uitgebreid bezig met de bevordering van de avant-garde kunst (ik kom daar later op terug). Een deel van de fameuze Stuyvesant-collectie was te zien in de voormalige Dominicanerkerk in Maastricht. Het Haags Gemeentemuseum geeft tot 25 november een grote overzichtstentoonstelling van de jonge typograaf Hansjörg Mayer. De minister krijgt het moeilijk. Terecht hebben bekende kunstenaars, critici en kunstkenners de aanval ingezet tegen het starre en zwaar verouderde beleid van professor dr. N.R.A. Vroom, directeur van de veel te eerbiedwaardige Rijksacademie te Amsterdam. Een nieuwe structuur is bitter nodig. Mark Brusse (Stedelijk Museum Amsterdam, tot 11 november) heeft een interessante uitspraak gedaan. ‘Ik láát nu alles maken’, zei hij. ‘De industrie zal steeds meer voor de kunst gaan werken. Je kunt het in Amerika zien. Daar wordt vaak al werk voor één bepaalde tentoonstelling gemaakt en daarna weer vernietigd’. Diezelfde Mark Brusse maakte (net als negen anderen) een serie ‘multiples’ die volgende maand in Mickery gelanceerd wordt. In Galerie Orez in Den Haag gebeurt hetzelfde, maar met weer andere kunstenaars. De prijzen van de multiples (oplage nooit meer dan zestig stuks, veelal objecten en geen drukken) variëren van 150 tot 650 gulden (bij voorinschrijving minder). Het zou best eens | |
[pagina 204]
| |
kunnen zijn dat de multiple de belangrijkste stap van de laatste jaren is naar democratisering van de kunst. Natuurlijk zijn er ook al missers, dit seizoen. De landsvrouwe noemde in haar troonrede slechts drie keer het woord cultuur (waarvan één keer in de samenstelling ‘cultuurgrond’). De bewindsvrouwe verhoogde op haar kunstbegroting het subsidiebedrag voor experimenten slechts tot een kwart miljoen. Het Amsterdams Stedelijk Museum verdubbelde de toegangsprijs tot f 1,- en het abonnement tot f 5,-. Het creëerde bovendien een soort heiligenverering rond Willem de Kooning, de van origine Rotterdamse schilder die op jeugdige leeftijd naar Amerika vertrok, daar zeer succesvol werd en nu (overigens veel te laat) met onverteerbaar werk als de verloren zoon is ingehaald. Paul Mertz |
|