| |
| |
| |
Tsjechoslowakije
Jan P. Schuyf
‘Kommunismus ohne Kommunisten ist ein Unding’ Ueber den Gehorsam, Claus Hubalek en Egon Monk
Wat vrijwel niemand meer had verwacht en hoogstens nog enkelingen hadden gevreesd, is toch gebeurd: op 21 augustus 1968 hebben communisten andere communisten overvallen; voor het eerst in de marxistische geschiedenis is getracht een ideologisch geschil met wapens te beslechten. Voor het eerst ook is macht op zo duidelijk onmarxistische wijze met ideologie geconfronteerd.
Het zij hier maar alvast gesteld: dit is de wezenlijke tragiek van de Sovjet-russische inval in Tsjechoslowakije. Dat kleine Slavische volkeren of Oost-europese staten onder het juk van het grote en machtige Rusland doormoeten, is een pijnlijke, maar desalniettemin zich voortdurend herhalende gril van de historie. De Oekrainers, Witrussen, Letten, Esten, Balten, Polen, Slowaken, Hongaren, Roemenen en Bulgaren hebben in hun bewogen geschiedenis tal van nationale dieptepunten gekend, waarin zij de Russische hegemonie moesten erkennen. Een groot deel van deze volkeren schijnt voorlopig definitief ingelijfd te zijn bij de Sovjet-Unie, een ander deel is in politiek, economisch en strategisch opzicht afhankelijk van Moskou. De inzet van de onderwerping is echter niet de ideologie geweest; het ging slechts om een min of meer natuurlijk proces van machtsuitbreiding, waarbij categorieën als invloedssfeer, bufferstaten en noodzakelijke bondgenootschappen doorslaggevend zijn. Men kan dit cynische machtspolitiek noemen (en dat is het ook), maar men moet dan beseffen, dat machtspolitiek altijd cynisch is en dat dit cynisme in het politieke bedrijf een algemeen aanvaarde methode is, niet alleen in Oost-Europa.
Zelfs de huiveringwekkende gebeurtenissen die in 1956 op Hongaarse bodem plaatsvonden, waren het gevolg van louter machtspolitieke overwegingen. De Hongaren wilden toen per slot van rekening uit het Warschaupact treden en de socialistische maatschappij-vorm opgeven. De positie van de Sovjet-Unie werd daardoor direct bedreigd omdat het bestaande evenwicht in Europa door het Hongaarse ‘verraad’ verstoord had kunnen worden. De brute wijze waarop de Russen toen de Hongaren weer in het gareel hebben gedwongen, heeft terecht de verontwaardiging van alle humaan denkenden gewekt, maar dit optreden was toch niet wezenlijk bruter dan bijvoorbeeld het optreden van de Amerikanen in de Dominicaanse Republiek of in Guatemala. Wanneer men in termen van machtspolitiek belieft te denken - en de politieke leiders van wereld- | |
| |
machten kùnnen niet anders - is een dergelijk optreden ‘geoorloofd’, hoezeer de humanistische traditie in Oost én West zich daartegen ook verzet.
De Tsjechoslowaakse hervormers wilden echter allerminst de positie van het Oostblok verzwakken, zij wilden het Warschaupact niet verlaten, zij wilden de Comecon (de Oosteuropese gemeenschappelijke markt) in positieve zin hervormen, zij wilden de socialistische verworvenheden niet opgeven, zij wilden de communistische maatschappij blijven realiseren. Dit laatste is hun noodlot geworden.
De Sovjetrussische leiders hebben in hun bijna neurotische angst voor vernieuwingen en veranderingen beseft, dat de Praagse hervormers een bedreiging voor het Sovjetrussische communisme waren. In Tsjechoslowakije ging het op de eerste plaats om hervormingen binnen het communisme; op de tweede plaats ging het niet om revolutie of om illegale actie, maar om een legale, democratische herziening van het bestel. Waar geschoten wordt kan men terugschieten en dan komt het er alleen maar op aan wie de beste wapens heeft. In Tsjechoslowakije voltrok zich datgene wat de Pravda later ‘contra-revolutie’ noemde, op vreedzame, parlementaire wijze. Daarmee werd het Sovjetrussische systeem, dat altijd nog op angst, wantrouwen en onderwerping berust, ad absurdum gevoerd. Hoe absurd wel, bleek toen de Sovjetrussische leiders tenslotte geen andere oplossing zagen dan met wapens niet tegen Tsjechen en Slowaken, maar tegen Tsjechische en Slowaakse communisten op te treden. De orthodoxe angst voor vernieuwingen in de ideologie heeft de Russen ertoe verleid een zuiver ideologisch geschil op klassiek-machtspolitieke wijze op te lossen. Het totale gebrek aan congruentie tussen probleem en oplossing kan alleen maar verklaard worden door de panische angst die de Sovjetrussische leiders hebben voor de noodzakelijke ontwikkeling binnen de marxistische ideologie.
| |
Marxisme nieuwe stijl
Wie het actieprogram van Alexander Dubcek (samengesteld op 5 april, gepubliceerd op 19 april 1968) oppervlakkig leest, zou kunnen menen dat het de Praagse hervormers vooral ging om een herstel van de burgerlijke democratie. Niet alleen in het Westen, maar kennelijk ook in Oost-Europa heeft men in eerste instantie gedacht, dat het ging om een terugkeer tot de klassieke vormen van de parlementaire democratie. Afgezien van het feit, dat een dergelijke ‘terugkeer’ binnen het Oostblok eenvoudigweg onmogelijk te realiseren geweest zou zijn, zou dit echter ook een achteruitgang betekend hebben. In het actieprogram wordt immers niet gepleit voor herstel van een oude toestand, maar voor een nieuwe maatschappij, waarin nieuwe - en uiteraard socialistische - vormen een nieuwe basis moeten scheppen voor de samenleving van morgen. Het ging Dubcek met om restauratie, maar om creativiteit, niet om een terugkeer, maar om vooruitgang.
Om de draagwijdte van het actieprogram te begrijpen dient men even stil te staan bij de recente geschiedenis van Tsjechoslowakije. Tot het einde van de
| |
| |
jaren vijftig hebben de Tsjechoslowaakse communisten zich moeten inspannen voor de consolidering van het klassiek-communistische maatschappelijke systeem. De klassenstrijd maakte de dictatuur van het proletariaat noodzakelijk. In feite betekende dit, dat alle macht in het partij-apparaat geconcentreerd moest worden. De partij vormde de avantgarde van de vroeger uitgebuite arbeiders; de uitoefening van de macht geschiedde in hùn naam en in hùn belang. De arbeidersklasse is volgens het klassiek-marxistische dogma de meest progressieve. Wanneer dus in naam van de arbeidersklasse geregeerd wordt, zal tegelijkertijd het algemeen belang op de meest progressieve manier gediend worden.
Het is duidelijk dat een dergelijke dogmatiek niet meer houdbaar is, wanneer er sprake is van een zich voortdurend ontwikkelende maatschappij. Het is de bijzondere verdienste van Dubcek en de andere hervormers geweest, dat zij binnen het systeem een oplossing hebben gevonden.
Het uitgangspunt van Dubcek is namelijk niet, dat het systeem niet deugt, maar dat er in de socialistische maatschappij een nieuwe en beslissende fase is aangebroken. In Tsjechoslowakije behoefde de socialistische revolutie niet meer geconsolideerd te worden, zij was dat al. En juist daardoor was Tsjechoslowakije in een stadium gekomen waarin de oude ideologische oplossingen niet meer konden worden aangewend.
In feite betekent dit, dat de Tsjechoslowaakse hervormers de mythe van de klassenstrijd hebben opgegeven en daarmee ook de mythe van het proletariaat als voortbrenger van materiële waarden en drager van de maatschappelijke vooruitgang. In de nieuwe arbeidsverhoudingen is niet meer het bestaan van klassen relevant, maar de interdependentie tussen de verschillende maatschappelijke lagen van de bevolking.
De hervormers moesten het klassieke troetelkind van het socialisme - de arbeidersklasse - dus duidelijk maken, dat er in de nieuwe socialistische gemeenschap geen sprake meer kon zijn van een voorrang. Dit is het wezenlijke van het nieuwe actieprogram, waarin een beroep wordt gedaan op de arbeidersklasse om afstand te doen van de ‘eerste plaats’. Op lange termijn is het immers in het belang van de arbeidersklasse - zo luidde het argument - dat alle ‘werkers’ eensgezind samenwerken om tot een optimale produktie te komen. De eerste historische opdracht van de arbeidersklasse, de machtsovername, is derhalve ten einde. De tweede historische opdracht luidt: het totstandbrengen van de eenheid van het hele volk in een socialistisch land.
In het actieprogram staat dan ook duidelijk, dat de communistische partij zich voortaan zal beschouwen ‘als de vertegenwoordigster van de belangen van het progressieve deel van de bevolking in al haar geledingen’. Daarom zoekt de partij de steun van al degenen ‘die begrip hebben voor de behoeften van de hele maatschappij’, dat wil zeggen de steun van hen die persoonlijke en groepsbelangen kunnen interpreteren in relatie tot het algemeen welzijn van het hele volk.
Daarmee is de grondslag van een marxisme nieuwe stijl gegeven, waarin het
| |
| |
individuele element (inspraak van ieder op elk niveau) organisch verbonden is met het collectieve element (het welzijn van het gehele volk). Het belangrijkste facet is, dat de Tsjechoslowaakse hervormers bij hun streven naar een nieuwe vorm van het marxisme, die zij terecht socialistische democratie noemden, in belangrijke mate zijn afgeweken van de orthodoxe klassenstrijdideologie, en pas daardoor waren zij in staat een vrij zicht te krijgen op de eigenlijke problemen van de moderne gedifferentieerde maatschappij.
Het is van belang er op te wijzen, dat de beginselen van het actieprogram geen ‘verraad aan het socialisme’ betekenden. De marxistische beginselen werden in wezen niet aangetast, want de theorie van de klassenstrijd is geen marxistisch beginsel, doch alleen maar een marxistische methode om het doel te bereiken: een maatschappij waarin vrijheid en rechtvaardigheid voor allen bestaat.
| |
Dubceks vergissing
Het actieprogram van de Tsjechoslowaakse hervormers kan vermoedelijk alleen maar begrepen worden tegen de achtergrond van de typische situatie waarin Tsjechoslowakije de afgelopen jaren heeft verkeerd. Het onbegrip voor die situatie in Oost én West heeft aan beide zijden van de scheidslijn door Europa tot gissingen en verdenkingen geleid die tenslotte zijn uitgemond in de gebeurtenissen van de 21e augustus.
Die situatie wás ook ingewikkeld. Want terwijl een groep orthodoxe, Moskoutrouwe en onbekwame leiders de macht in handen had, voltrok zich onder de oppervlakte van het min of meer nog stalinistische regiem een proces dat uiteindelijk resulteerde in een aantal zo opmerkelijke gebeurtenissen als de afschaffing van de censuur, het afzetten van een dictator, het openstellen van de grenzen en het normaliseren van een over-genivelleerde maatschappij.
De verklaring van dit alles moet gezocht worden in de heroriëntatie van de Tsjechoslowaakse intelligentsia, die al sinds het begin van de jaren zestig de Westerse, Slavische en - in Tsjechoslowakije bijzonder sterke - socialistische en democratische tradities trachtte te verenigen. Dit streven culmineerde in de door de Tsjechische schrijver Pavel Kohout geformuleerde these: ‘Ons hele streven kan worden samengevat in deze vier woorden: socialisme, bondgenootschap, soevereiniteit en vrijheid’. (Deze woorden stammen uit het manifest van de Tsjechoslowaakse schrijvers dat aan de vooravond van de confrontatie in Cierna nad Tisou door tienduizenden Tsjechen en Slowaken werd ondertekend).
Voor wie alleen maar kan denken in cliché-voorstellingen als volksdemocratie (het Oosteuropese eufemisme voor dictatuur van het proletariaat, dat wil zeggen dictatuur van het partij-presidium) of parlementaire democratie (het Westeuropese eufemisme voor een dreigende politieke chaos door toedoen van machtige belangengemeenschappen), is de verbinding van begrippen als socialisme, bondgenootschap, soevereiniteit en vrijheid natuurlijk een onmogelijkheid. Dat was ook juist de uitdaging van de Tsjechoslowaakse hervormers, een uitdaging aan Oost én West, die helaas alleen maar door de Tsjechen en
| |
| |
Slowaken begrepen werd, omdat alleen zij vertrouwd waren met hun eigen situatie en met het erfgoed van Benes, die al vóór de Tweede Wereldoorlog het ideaal had om Tsjechoslowakije te laten fungeren als een brug tussen Oost-Europa en West-Europa. Toen is dat overigens evenmin begrepen als nu.
Het verlangen naar een democratisch socialisme is een geluid dat ook elders in Oost-Europa bekend is, met name in marxistische kringen. Men denke slechts aan Poolse wijsgeren als Kolakowski en Schaff, aan Oostduitse denkers als Havemann en Bloch of aan Sovjetrussische schrijvers als Daniel en Sinjavskij. Het grote verschil tussen hen en de Tsjechoslowaakse intelligentsia is echter, dat in andere Oosteuropese landen de stemmen van dergelijke denkers door de partij het zwijgen kon worden opgelegd omdat het ‘volk’ er nauwelijks oren naar had. Het tragische van de mislukte studentenopstand in Warschau en Krakau, in het begin van dit jaar, was juist dat de arbeiders tegendemonstraties organiseerden. Voor een deel waren die tegen-betogingen zeer zeker geïnspireerd door de partij, voor een deel waren zij echter ook spontaan. De doorsnee Pool is zo weinig vertrouwd met de idee van het vrije denken, dat hij zich er niet voor interesseert. Bovendien is hij ook zo weinig politiek bewust en socialistisch geëngageerd, dat de problemen van de intelligentsia hem als een overbodige luxe voorkomen. In tal van andere Oosteuropese landen vindt men een soortgelijke situatie.
Tsjechoslowakije vormt echter een uitzondering op dit patroon. In het land van Hus, Kafka en Thomas Masaryk is het politieke bewustzijn eeuwenlang, het socialistische engagement de laatste vijftig jaar en het individuele denken altijd karakteristiek geweest voor het hele volk. De hervormingsideeën werden weliswaar door intellectuelen geleverd, maar zij werden niet alleen door intellectuelen in praktijk gebracht. Naast vertegenwoordigers van de intelligentsia als Ota Sik, Eduard Goldstücker, Cestmir Cisar en Oldrich Cernik, waren het met name de belangrijkste vertegenwoordigers van de arbeiders die de leiding op zich namen: Alexander Dubcek, Josef Smrkovsky en Ludvik Svoboda. En zowel voor als na de invasie van de 21e augustus waren het niet alleen studenten en andere jongeren, maar ook de arbeiders die zich onvoorwaardelijk achter hun leiders en achter de hervormingen schaarden.
Een tweetal punten zijn daarbij van wezenlijk belang. Op de eerste plaats de vrije meningsuiting, die het de tegenstanders van de hervormingen of degenen die nog veel verder wilden gaan mogelijk maakte om openlijk kritiek te oefenen. Op de tweede plaats het feit, dat het om een hervorming van een communistisch bestel door communisten ging. Dat met name de katholieke kerk in Tsjechoslowakije zich aanvankelijk aarzelend, maar in de dagen na de 21e augustus openlijk en krachtig (in een herderlijke brief van aartsbisschop Frantisek Tomasek) achter de hervormingen en de hervormers schaarde, is bijna een bittere ironie. Hier ligt wellicht ook de vergissing van Alexander Dubcek. Hij slaagde er in een heel volk te winnen voor een visie op het marxisme waarbij humaniteit gegarandeerd werd. In de overige Oosteuropese landen is dit nog geen van de leiders gelukt, omdat het orthodoxe marxisme
| |
| |
daar juist de humaniteit mist en daardoor nog slechts een Vorstufe van de socialistische gemeenschap zoals Marx zich die voorstelde kan zijn.
| |
Orthodoxe angst
De hervormers in Tsjechoslowakije wilden veel meer dan alleen maar een in het slop geraakte economie redden of de ‘deformaties van het stalinisme’ uitbannen. Op de eerste plaats wensten ze socialistische vrijheid en daarmee stonden ze dichter bij Karl Marx dan bij hun Oosteuropese kritikasters. Dat er een Cierna nad Tisou, een Bratislava en, apart voor Walter Ulbricht, nog een Karlovy Vary nodig zijn geweest om het orthodoxe establishment in Oost-Europa duidelijk te maken waar het de hervormers om ging, bewijst, dat men elders nog met beseft dat het doel van de socialistische maatschappij juist de vrijheid is.
Na de bilaterale en multilaterale beraadslagingen in de maanden juli en augustus was de onzekerheid van de Oosteuropese orthodoxie afgenomen. Men besefte eindelijk wat de Praagse hervormers wilden. De angst was derhalve nog versterkt, want men wist nu in Oost-Europa dat de strijd tussen de generaties, de strijd tussen conservatieven en progressieven, tussen ‘rechts’ en ‘links’, in een beslissende fase was gekomen.
Het Tsjechoslowaakse reveil was daarom voor het Oosteuropese establishment een veel grotere bedreiging dan het ‘Westerse imperialisme’. In de strijd tussen Oost en West gaat het immers slechts om een duel tussen twee in wezen conservatieve partijen; het is een machtsstrijd. In de ‘broederlijke discussie’ met Tsjechoslowakije ging het om het gelijk of het ongelijk van een maatschappij-visie.
Het ongelijk van het establishment in Oost-Europa ligt juist in het feit dat de maatschappij-visie ondergeschikt is gemaakt aan machtspolitieke factoren. Dat vooruitgang en toekomstvisie lijnrecht staan tegenover macht is juist in de dagen na de 21e augustus overtuigend bewezen, toen ongewapende Tsjechen en Slowaken de zich van tanks bedienende orthodoxe leiders een zo duidelijke morele nederlaag bezorgden.
Tegenover de monolitische en monotone orthodoxie van het marxisme staat de socialistische democratie, die tot doel heeft dat eenieder in staat wordt gesteld om bij te dragen aan de beslissingen, dat de meerderheid rekening houdt met de wensen van de minderheid en dat de ‘besten’ op democratische wijze gekozen worden om het welzijn van het hele volk te realiseren, op socialistische basis. De partij mocht volgens de hervormers geen machtsinstituut van enkelingen meer zijn, maar moest een massa-organisatie worden waarin de wensen van het hele volk bewaarheid zouden kunnen worden.
Kan een dergelijk streven gevaarlijk zijn voor een politiek-militair bondgenootschap? Per slot van rekening ging het hier toch slechts om ideologische twistpunten. Maar ook al hadden de Tsjechoslowaakse hervormers acht maanden lang beleden en bewezen dat zij zowel het Warschau-pact als de Comecon
| |
| |
trouw zouden blijven - in politiek, strategisch en economisch opzicht konden zij zelfs niet anders! - elke generaal weet dat het ondermijnen van het moreel van de troep funeste gevolgen heeft voor de gevechtskracht. En in feite ondermijnden de Tsjechoslowaken het moreel van heel Oost-Europa, althans volgens de Sovjetrussische visie. In de Sovjet-Unie, Polen, Oost-Duitsland, Hongarije en Bulgarije weten de leiders dat hun positie alleen maar te vergelijken is met die van een Novotny. Wanneer er sprake zou zijn van wezenlijke hervormingen, zouden zij op de eerste plaats moeten wijken voor anderen. Bovendien zouden ideologische hervormingen - die nu eenmaal niet bij de grenzen van Tsjechoslowakije zouden kunnen ophouden - nationale sentimenten in Bulgarije, Hongarije, Polen en zelfs in de Sovjet-Unie hebben kunnen wekken. De leiders van het Kremlin, die geen van allen het formaat hebben van een Lenin, Stalin of Chroesjtsjov en die zich gesteld zien voor de bijna onmogelijke opgave om het erfgoed van hun voorgangers te bewaren, konden vanuit hun visie eenvoudigweg niet toestaan dat veertieneneenhalf miljoen Oosteuropeanen een eigen weg gingen. Want ook al liep het Oostblok daarmee niet onmiddellijk strategisch en politiek gevaar, op de duur zou de macht van het establishment worden aangetast. Het onvermogen tot ideologische aanpassing heeft tenslotte geleid tot de nacht van de 20e op de 21e augustus, waarin de Sovjet-Unie het graf gegraven heeft voor de wereldrevolutie en in de plaats daarvan duidelijk heeft gesteld, dat het in eerste instantie om de macht gaat. Een duidelijker verraad aan Marx is er tot nu toe niet gepleegd.
| |
Utopie en werkelijkheid
Het militair ingrijpen van de Russen en hun bondgenoten in Tsjechoslowakije heeft ongetwijfeld verstrekkende gevolgen. De meeste daarvan zijn op dit ogenblik zelfs nog maar nauwelijks te overzien. Op grond van de reacties kan men toch reeds nu al enige voorspellingen doen én enige dringende desiderata opstellen.
1. Voor Tsjechoslowakije zelf zijn de directe gevolgen al tamelijk duidelijk. De hervormers, die in dit eerste uur van de vernedering meer dan voorheen het hele volk achter zich weten, hebben duidelijk verklaard dat zij de vernieuwingskoers zullen aanhouden. Het is niet onwaarschijnlijk dat dit inderdaad zal gebeuren, maar het tempo wordt ten zeerste vertraagd. De gedeeltelijke wederinvoering van de censuur vormt nog een extra rem op de ontwikkeling, omdat degenen die verder wilden gaan dan de marxistische vernieuwers hun kritische geluid niet meer kunnen laten horen. Hierdoor missen de hervormers zelf een bron van inspiratie die zij van het begin af aan zo nodig hadden, omdat zij er tot op de datum van de invasie nog niet in geslaagd waren om hun ideeën in alle duidelijkheid te formuleren (hetgeen de vrees van de Sovjetrussen nog heeft doen toenemen).
Zelfs indien de bezettingstroepen het land zullen verlaten - wat gezien de formuleringen in het akkoord van Moskou nog lang niet zeker is - zullen de
| |
| |
hervormers uiterst voorzichtig te werk moeten gaan, hetgeen tot gevolg heeft dat het proces dat zich wellicht binnen een jaar zou hebben afgespeeld, nu meerdere jaren zal vergen en ook dan nog niet geheel voltooid kan worden omdat de militaire (en economische!) dreiging van de ‘bondgenoten’ blijft zolang in de andere Oosteuropese landen geen duidelijke hervormingen plaats vinden.
Ondanks het feit dat het hele volk zich op dit moment achter de leiders heeft geschaard, zal de aanhang op de duur weer afnemen. Door hun brute ingrijpen hebben de Russen bereikt dat zij in plaats van de traditionele vrienden de huidige vijanden zijn geworden. De Tsjechoslowaakse leiders zullen meer rekening moeten houden met de wensen van de Russen dan het volk lief is. Juist onder de meest progressieven zal het vertrouwen in de leiders op zijn minst geringer worden, hetgeen eveneens vertragend werkt op de verwerkelijking van een democratisch socialisme.
2. De toch al broze communistische Internationale heeft een dieptepunt bereikt. Vrijwel alle communistische partijen ter wereld hebben kritiek geoefend op het optreden van de vijf Warschau-pactlanden. De reeds lang bestaande breuk in de communistische wereld is daardoor nog groter geworden, temeer daar voor het eerst in de geschiedenis communisten door communisten met militair geweld gedwongen werden. Orthodoxie (is gelijk aan establishment, is gelijk aan machtspolitiek) is duidelijker dan ooit tegenover het progressieve marxisme komen te staan.
De geplande bijeenkomst van alle communistische partijen ter wereld die in de herfst in Moskou zou plaats vinden, lijkt op dit moment geen enkele zin meer te hebben. Mocht de bijeenkomst toch doorgaan, dan is het meer dan waarschijnlijk, dat de breuk definitief wordt. Tussen wereldmacht en wereldrevolutie is geen vergelijk mogelijk, tussen starre dogmatiek en open marxisme evenmin.
3. De klok van de vreedzame coëxistentie tussen Oost en West is voor enige tijd stilgezet. Maar de wijzers zijn niet teruggezet. Ondanks het koortsachtige beraad van de NAVO, hetgeen ongetwijfeld tot partiële versterking van het Atlantisch Bondgenootschap zal leiden, blijken de politieke leiders in de Verenigde Staten, Groot-Brittannië en Frankrijk niet van plan de politieke koers te wijzigen. In dit verband moet de zinsnede uit de Nederlandse regeringsverklaring (dat er voorlopig geen nieuwe initiatieven genomen zullen worden met betrekking tot culturele en handelscontacten) als een weinig serieuze boutade worden beschouwd. Ook voorheen heeft de Nederlandse regering nauwelijks initiatieven genomen in deze zin. De contacten die bestaan of hangende zijn werden haar eenvoudigweg in de schoot geworpen.
Toch zullen de voorstanders van een harde koers (de koude oorlog) nu hun kans krijgen. Het feit dat een groot deel van de Westduitse politici nu een duidelijke reden meent te hebben om het non-proliferatieverdrag niet te behoeven ondertekenen, is symptomatisch. Het afschilderen van het communisme in
| |
| |
de zwartste kleuren, waarbij wel gauw gezegd wordt dat niet het Tsjechoslowaakse of Joegoslavische communisme wordt bedoeld, is even karakteristiek. Met name in de pers is een korte opleving van de koude oorlog te verwachten. (De Telegraaf en Het Parool in Nederland hebben daartoe al de eerste signaalstoten gegeven).
4. De dialoog tussen Oost en West (hetgeen wat anders is dan de - politieke - vreedzame coëxistentie) zal slechts een kortstondige crisis doormaken. Het weigeren van contracten met de vijf agressoren van het Warschaupact op korte termijn is begrijpelijk. Het gaat daarbij om een protest-gebaar, dat weliswaar machteloos is, maar daarginds wél begrepen wordt.
Het verbreken van de contacten - die zo moeizaam zijn opgebouwd - zou funest zijn. Op de eerste plaats, omdat men daarmee juist diegenen treft die vermoedelijk ook zelf, zij het zwijgend, het optreden tegen Tsjechoslowakije veroordelen: de vertegenwoordigers van de marxistische en christelijke intelligentsia in Oost-Europa. Het zou voorts ook daarom verkeerd zijn, omdat zelfs in de moeizame dialoog met de marxistische orthodoxie in Oost-Europa standpunten kunnen worden verdedigd die de gesprekspartners minstens enigszins serieus moeten nemen, ook al zullen zij ze afwijzen.
Bovendien - en dat is wellicht het belangrijkste - juist de dialoog is het enige redelijke en humane wapen dat men kan hanteren in de koude oorlog waarvoor de vijf Oosteuropese agressoren het kruit hebben aangedragen, en alleen door de dialoog kan van ons uit op de duur in Oost-Europa een klimaat worden geschapen dat gelijkenis vertoont met het klimaat waarin de Tsjechoslowaakse hervormers hun ideeën tot wasdom zagen komen. Dát bewerken is de grootste hommage die wij aan de moedige en tegelijk zo vertwijfeld strijdende Tsjechen en Slowaken kunnen brengen.
|
|