Streven. Jaargang 21
(1967-1968)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 963]
| |||||||||||||||
Latijns Amerika
| |||||||||||||||
[pagina 964]
| |||||||||||||||
vrijwillig afstand zullen doen, is een absolute illusie. Integendeel, de vrees voor de toekomst en het verlangen om tijd te winnen leiden tot steeds hardvochtiger vormen van uitbuiting en onderdrukking, met één woord: tot geweldpleging. Bewijs daarvoor zijn de militaire dictaturen die overal worden opgericht. Hoe meer de nood en de geweldpleging toenemen, des te meer moet men wel denken aan een juist uit deze nood geboren gewelddadige revolutie. | |||||||||||||||
De kerk en de hervormingenHoewel de toestand op het ogenblik formeel nog in stand blijft, begint de kerk zich toch rekenschap te geven van het tegrondegaan van het bestaande systeem dat tegen het geweten ingaat. Tegenover een versluierde terreur van het onrecht, een leven van miljoenen zonder waardigheid en zonder doel, tegenover het langzame sterven van ontelbare mensen is het niet meer toelaatbaar langer te zwijgen en niets te doen. Dat brengt van de ene kant afzonderlijke groepen christenen tot een steeds scherper protest en van de andere kant worden de waarde van geweld en de geoorloofdheid van gebruik van geweld steeds vaker tot thema van moraaltheologische gedachtewisselingen. Daarbij gaat het niet om een louter academische reflectie, maar om een existentiële bezinning, want het is zeker dat de christen in Latijns Amerika vroeger of later in een situatie van geweld zijn beslissing moet nemen. Gelouterd door de geest van het laatste concilie is de kerk in Latijns Amerika begonnen afstand te doen van de privileges van de wereldlijke macht en zich te identificeren met de armen en rechtelozen van deze wereld. Steeds meer bisschoppen, priesters en gelovigen voelen de plicht om de sociale leugen te ontmaskeren die verborgen zit in de verscheiden vormen van de macht; zij analyseren de grondslagen ervan en stellen oplossingen voor. De politieke macht probeert deze stemmen tot zwijgen te brengen. Veel christenen - er op bedacht hun privileges te behouden - maken zelfs bisschoppen die opkomen voor een radicale sociale verandering, uit voor marxisten en communisten; priesters worden van subversieve activiteiten beticht. In Uruguay eiste een vooraanstaand katholiek, broer van een bisschop, de tussenkomst van de regering naar aanleiding van een krachtig herderlijk schrijven van Mgr. Carlos Parteli van Montevideo om, zoals hij zei, de ‘communistische samenzwering’ de kop in te drukken. Deze feiten zijn, met nog andere, symptomen van de pressie en de onderdrukking die men gebruikt om het protest van christenen tot zwijgen te brengen. Maar dit protest, dat op het ogenblik een protest is van die kringen die de helderste kijk op de dingen hebben, zal tenslotte tot een luide roep worden. Als bewijs voor deze nieuwe stellingname van de kerk halen wij hier drie documenten aan die in Latijns Amerika zeer veel weerklank vonden. | |||||||||||||||
Drie documentenHet eerste belangrijke document is het Manifest van de bisschoppen van de | |||||||||||||||
[pagina 965]
| |||||||||||||||
derde wereldGa naar voetnoot1. Het is ondertekend door achttien bisschoppen, waarvan negen uit Brazilië. Op de eerste plaats staat daarvan Dom Helder Camara, de ‘rode’ bisschop, een herder die door de verschrikkelijke sociale problemen van zijn diocees wordt verontrust en gekweld. Het manifest erkent, dat ‘alle institutionele macht van het ogenblik afkomstig is uit een revolutie van een meer of minder ver verleden, d.w.z. het resultaat is van een breuk met een systeem dat niet meer in staat was het algemeen welzijn te waarborgen’. Het manifest zegt, dat veel volkeren van de derde wereld een verandering in de structuren tot stand moeten brengen en stelt de vraag naar de houding die de christenen en de kerk in deze situatie willen innemen. Paus Paulus VI heeft met zijn encycliek ‘populorum progressio’ een weg aangegeven. In de geest van die encycliek zijn de bisschoppen van mening: ‘De kerk is met geen enkel systeem onlosmakelijk verbonden, wel het minst met het internationale imperialisme van het geld’. Zij eisen daarom vrijheid van handelen om de trouw tegenover de armen van deze wereld te kunnen verwerkelijken. ‘Op het ogenblik waarop een systeem ten gunste van privébelangen van individuele personen het algemeen welzijn niet meer waarborgt, moet de kerk deze onrechtvaardigheid niet alleen aanklagen, maar zij moet zich van zo'n systeem losmaken en met een ander, beter en rechtvaardiger systeem samenwerken’. De kerk hoeft dus niet bang te zijn voor hervormingen, ook als die met geweld worden tot stand gebracht, omdat de uitbuiting en de verlaging van miljoenen mensen, zonder enig uitzicht op verandering, op zich reeds een oorlog betekent die al sinds lange tijd op slinkse wijze door de geldmachten wordt gevoerd, welke de mensen ontreddert en hele volkeren vernietigt.
Naar aanleiding van het jaar van het geloof werd in Brazilië - waar de kerk in sterke innerlijke spanningen leeft - een Brief van 300 braziliaanse priesters aan hun bisschoppenGa naar voetnoot2 gepubliceerd, waarin zij hun ernstige gewetensbezwaren en hun bezorgdheid openlijk uitspreken ten aanzien van de kindersterfte en de honger onder een door het internationale kapitaal leeggeroofd volk. Zij verlangen een sterker engagement van de kerk, het verlaten van het paternalistische systeem dat slechts dient om de welgedane bourgeoisie van hun schuldgevoel te bevrijden, zonder dat de ellende in haar wortels wordt aangepakt, omdat ‘de kerk in de praktijk tegenover de brutale uitbuiting van het volk haar stem niet verheft’. In plaats daarvan wordt een besliste veroordeling geëist, ofschoon men dit verlangen zou kunnen beschouwen als een eis van politieke aard. Het belangrijke in deze brief is het feit dat de priesters, die het volk van nabij kennen, de hiërarchie een radicale verandering van houding en een hele rij concrete maatregelen voorstellen: zo moet het uit zijn met het paternalisme, met de commerciële uitbuiting van bepaalde volksdevoties, met zeer dure kerkbouw, met een onwaardige, met geld vergroeide toediening van de sacramenten. Zij vragen ‘welke betekenis een liturgievernieuwing dan wel heeft, als het | |||||||||||||||
[pagina 966]
| |||||||||||||||
evangelie niet wordt verkondigd?’ Kan er wel van geloofsonderricht sprake zijn, als er niets gezegd wordt over ‘de theologie van de arbeid, het mysterie van de sociale verlossing, van de morele eisen van rechtvaardigheid in de onderontwikkelde volkeren’?
Het derde document is de herderlijke brief van Mgr. Parteli, coadjutor van de aartsbisschop van MontevideoGa naar voetnoot3. Hoewel het hier om een plaatselijk getuigenis gaat, is het toch van een bijzondere waarde, niet alleen vanwege de heel eerlijke analyse, maar vooral vanwege het feit dat tegen het kleine landje Uruguay - vroeger het ‘Zwitserland van Zuid Amerika’ genoemd - gezegd wordt, dat het uur gekomen is om de waarheid onder ogen te zien, ‘dat wil zeggen, zich net zo onderontwikkeld te weten als de overige landen van dit werelddeel’. De herderlijke brief veroordeelt in de scherpste bewoordingen het imperialisme van het geld: ‘Dit verwerpelijke en tot slavernij brengende systeem is niet menselijk en dus ook niet christelijk’. Achtereenvolgens worden de corruptie van het systeem geanalyseerd en de schadelijke uitwerkingen ervan voor het land aan de kaak gesteld, en er wordt duidelijk gezegd, dat er nog lieden in leidende functies zijn ‘die nog niet voldoende de noodzaak van fundamentele structurele hervormingen inzien, welke door de nood van het ogenblik vereist worden’. Men moet zich eindelijk maar eens, zo wordt gevraagd, indenken, vooral aan de kant van de welgedane mensen, welk een mate van geweld de situatie van dit ogenblik betekent voor diegenen die lijden. Tenslotte voegt de bisschop er nog aan toe: ‘tegenover een dermate belaste situatie zondigen wij katholieken door nalatigheid als wij niet met de grootste inzet ons best doen deze toestanden te veranderen’. Veranderingen zullen er komen, want de ‘geschiedenis is onomkeerbaar’, en de christen valt de opgave te beurt dit proces te verhaasten, in plaats van te proberen het tegen te houden. Dit geschrift dat een pleidooi is voor hervormingen en een scherpe veroordeling van een extreem conservatieve houding in de huidige situatie, is hard aangekomen bij een bepaalde groep katholieken uit de hogere kringen die zelfs nu nog een veroordeling eisten van bepaalde hervormingsplannen. De herderlijke brief is een bezonken oproep tot de daad. Maar, dat is nu de kwestie, tot welke vorm van actie? Want de hervormingen ‘die de ontwikkeling vereist, zijn af en toe pijnlijk, een onvermijdelijke tol die bij elke breuk met hechte toestanden te betalen is’. De herderlijke brief veroordeelt a priori geen enkele modaliteit van oplossing, maar met de verschillende richtingen voor ogen, roept hij tot een diepere bezinning op, tot een meer authentieke en meer persoonlijke beslissing van de afzonderlijke christen in zijn stellingname tot de ene of de andere moderne poging om tot een oplossing te komen. Aan degenen die zich stevig vastklampen aan een bepaalde sociale orde en die elk geweld en elke verandering afwijzen als komende uit marxistische bron, wordt gevraagd: ‘Welke | |||||||||||||||
[pagina 967]
| |||||||||||||||
sociale klasse wilt u verdedigen, of zijn u de onrechtvaardigheden die aan de bestaande orde inherent zijn, niet bekend?’ Hun verantwoordelijkheid moet hun daarom scherper en duidelijker bewust gemaakt worden. De christen die zich zou willen uitspreken voor een hervorming door geweld (in Uruguay zijn er al priesters die alleen op deze manier een mogelijkheid zien voor een oplossing) wordt in herinnering gebracht, ‘dat men niet zonder meer elke soort van revolutie kan accepteren, maar dat men de motieven, de doelstellingen en de mogelijke schadelijke uitwerkingen moet afwegen’. Als deze zware beslissing genomen wordt, mag dat slechts geschieden ‘met een totale onzelfzuchtigheid en met volledige zelfverzaking’, om in Gods gericht staande te kunnen blijven. Uiteindelijk moet de christen zelf in het binnenste van zijn eigen geweten beslissen welke weg hij te kiezen heeft. Maar de herderlijke brief gaat nog verder en zegt, dat ook de kerk zelf in de problematiek van de tijdelijke orde een beslissing moet nemen: zij mag een systeem dat ze voor onrechtvaardig moet houden, niet langer steunen en vertrouwen geven. Zeer dikwijls wordt juist door het zwijgen van de kerk een systeem in het leven gehouden dat het volk naar de ondergang leidt. ‘De kerk als instituut moet zich van iedere binding met welk openbaar, economisch of sociaal geweld losmaken, zelfs als ze daardoor gevaar loopt vervolgd of bekritiseerd of van financiële hulp beroofd te worden. Evenals Christus moet ze bereid zijn degenen die lijden te dienen’. In het licht van deze documenten, die wij hier kort hebben samengevat, wordt duidelijk, dat de kerk in Latijns Amerika zich steeds sterker met de wereld waarin ze leeft, engageert, dat zij zich met liefde en pijn tot advocaat van de rechtelozen, van de uitgebuiten en de armen maakt. Inderdaad: er is geen tijd meer te verliezen. Dom Helder Camara kon zeggen: ‘Wij moeten ons van onze dwalingen bewust worden en de dwalingen van de kerk zijn groot. Lange tijd heeft zelfs de kerk haar sociale plichten niet vervuld en het volk niet onderwezen in zijn sociale rechten en plichten. De godsdienst mag geen opium voor het volk zijn, maar moet ertoe dienen de mensen tot de vrijheid te leiden’. | |||||||||||||||
Moeilijke beslissingMet het oog op de noodzaak een bestaande sociale orde van de grond af te veranderen, ziet de christen zich voor de beslissing gesteld om tussen twee wegen te kiezen. Ofwel gelooft hij, dat men langs de weg van de geleidelijke, voortschrijdende verandering tot een hoger levensniveau van de volkeren komt, ofwel hij geeft de hoop op een vreedzame oplossing op en besluit tot de weg van het geweld, die de etappes van een vreedzame ontwikkeling overslaat. Dat is het harde dilemma dat, boven alle persoonlijke belangen uit, het geweten van veel ernstige christenen kwelt. Velen vestigen hun hoop op de eerste weg. Tot hen behoort Dom Helder Camara. Voor deze weg van de vreedzame oplossing vecht en preekt hij.... In het volk moet het bewustzijn tot leven gewekt worden dat de sociale ontwikkeling een verantwoordelijke eis van onze tijd is die geen uitstel meer duldt. | |||||||||||||||
[pagina 968]
| |||||||||||||||
Dit verantwoordelijkheidsbesef zal het mogelijk maken de grote massa's een eigen plaats te geven in het politieke, sociale en economische leven van het land, waardoor tegelijk de klassestrijd vermindert. Aan diegenen die nu nog bang zijn om deze aansporing tot de massa's te richten om hun lot in eigen hand te nemen, antwoordt Helder Camara dat zij ‘geen oog hebben voor het sterke, het schone, de democratische zin en de christelijke geest van deze inspanning om tot verantwoordelijkheidsbesef te brengen’. Ondanks de steeds sneller toenemende nood, ondanks het ongeduld van de volkeren blijven de ontwikkelingsplannen in de theorie steken. In een werkdocument over bevolkingsbeleid dat voor een bijeenkomst in september van het vorig jaar opgesteld werd, stelt het algemeen secretariaat van de O.A.S. (organisatie van Amerikaanse staten) vast: ‘De sociale doelstellingen van het verbond voor de vooruitgang (Alliance for progress) ....zijn in werkelijkheid steeds moeilijker te verwezenlijken’. Zulke feiten en ervaringen, zelfs de simpele analyse van de economische toestand brengen anderen tot de overtuiging dat er maar één mogelijkheid is om de staalharde kolos van het heersende systeem te breken: gewapende opstand. Zij voelen aan, dat ze niet langer in een Hamlet-houding mogen volharden en slechts woorden en nog eens woorden preken, terwijl hun broeders een onmenselijke situatie moeten doormaken die reeds op zichzelf een onrecht tegen de Schepper is. | |||||||||||||||
Liefde die de dood niet vreestOngetwijfeld rechtvaardigt slechts een heldhaftige liefde, slechts een vertwijfelde liefde voor de mensen die lijden, van christelijk standpunt een zo zware beslissing. De toevlucht tot geweld als ‘ultima ratio’, als laatste uitweg uit de continue en starre politieke en economische onderdrukking leidt tot een existentiële bezinning op de concrete omstandigheden die het geoorloofd maken naar geweld te grijpen. Dat moet nu juist op dit ogenblik gebeuren: een theologische rechtvaardiging van de revolutie in de huidige wereld. Wij hebben de opstandige stemmen al gehoord die getuigenis afleggen van het ontwaakte geweten in de kerk en van hun scherpe aanklacht tegen een verwerpelijk systeem. Wij hebben nog meer: wij bezitten het getuigenis van mensen die gemeend hebben dat ze hun leven moesten geven voor de hongerenden voor de zaak van de revolutie, in het bewustzijn dat er geen beter bewijs bestaat voor de liefde tot de naaste. Deze liefde die ging tot het offer van zijn leven, was het die de priester-revolutionair Camilo Torres tot zijn besluit bracht. In een gewapende actie vond hij de dood. Zijn Boodschap aan de christenenGa naar voetnoot4 spreekt een duidelijke taal: ‘Ik heb afstand genomen van de plichten en privileges van de clerus, maar ik ben niet opgehouden priester te zijn. Ik geloof, dat ik uit liefde voor de naaste besloten heb tot de zaak van de revolutie. Ik lees geen Mis meer om deze liefde tot de naaste in de tijdelijke, economische en sociale orde te verwerkelijken.... Ik geloof dat ik daarmee aan het bevel van Christus gehoor- | |||||||||||||||
[pagina 969]
| |||||||||||||||
zaam’. Op een andere plaats voegt hij er nog aan toe: ‘.... daarom is de revolutie niet slechts geoorloofd maar zelfs verplicht voor die christenen die in haar de enige efficiënte en volle mogelijkheid zien om deze liefde jegens alle mensen te verwerkelijken’. Dat zijn dus de motieven die zo'n beslissing rechtvaardigen: liefde tot de naaste en de ‘ultima ratio’ als enige mogelijkheid om een naastenliefde die plicht is, in daad om te zetten. Het kan paradoxaal schijnen: een marxist die deze harde beslissing ook nam, stemt met de priester Camilo Torres overeen. Ook hij fundeert zijn revolutionaire houding op de liefde tot de naaste. Halen wij een woord aan van ‘Che’ Guevara, eveneens bezegeld met het getuigenis van het bloed, een woord dat hij in 1965 in een Uruguees weekblad schreef: ‘Laat mij u zeggen, op gevaar af belachelijk te lijken, dat de echte revolutionair zich door de grote gevoelens van de liefde laat leiden. Er bestaat geen authentieke revolutionair zonder deze eigenschap.... Onze revolutionairen moeten de liefde tot de volkeren als pioniers verwerkelijken. De maat van de gewone, dagelijkse liefde is niet genoeg.... Elke dag moet men vechten opdat deze liefde tot de mensen haar uitdrukking vindt in concrete daden, in handelingen die als voorbeeld en als opwekking kunnen dienen’Ga naar voetnoot5. Hier gaat het dus om de verloochening, de harde zelftucht, waarover Mgr. Parteli ons in zijn herderlijke brief gesproken heeft. Dezelfde Che Guevara sprak in 1961 met zeer bezadigde woorden in een rede in de aula van de universiteit tot de studenten van Uruguay over de ‘ultima ratio’ die het noodzakelijk scheen te maken zijn toevlucht te nemen tot het gebruik van geweld. ‘Het geweld is de laatste uitweg die een volk tenslotte overblijft. Nooit kan een volk afzien van dit redmiddel, maar naar dit laatste middel mag men slechts grijpen om diegenen te bestrijden die zelf geweld, en wel op misdadige wijze, uitoefenen. Als wij zo spreken - en dat wat ik u zeg, kan u vreemd voorkomen -, wij gingen de treurige en smartelijke weg van de gewapende strijd, die dood zaaide over het hele land, pas toen wij niet meer anders konden handelen’. Che besloot zijn rede tot de Uruguese studenten met de oproep ‘alle mogelijkheden van een democratische handelwijze door en door te benutten.... zonder bloed te vergieten, zonder dat iets dergelijks zou gebeuren als in Cuba; want - voegde hij er aan toe - men weet wel wanneer het eerste schot valt, maar nooit wanneer het laatste’. Che geeft toe, dat de revolutie met geweld hervormingen van een land sneller mogelijk maakt, maar dit is niet het ideaal. ‘Als het streven van een volk naar welstand langs vreedzame weg kan worden bereikt, is dit het ideaal waarvoor men vechten moet’. Zo luidt het getuigenis dat Che in 1961 aan de studenten van Uruguay gaf. Het is het testament van een geestdriftige revolutionair, van een fanaticus voor de vrijheid van de volkeren van Amerika. | |||||||||||||||
Samenwerking met de marxisten?We moeten hier nog spreken over een andere beslissing die de christen nemen moet die ja zegt tegen de revolutionaire actie: het is de beslissing over de vraag | |||||||||||||||
[pagina 970]
| |||||||||||||||
van samenwerking met de marxisten. Tegen een dergelijke samenwerking is in princiepe wel nauwelijks bezwaar te maken, daar het gaat om een actie van tijdelijke, wereldlijke aard, een weg om iets zeer menselijks te bereiken: de volle vrijheid. Maar, en dat is nu de eigenlijke kwestie: kunnen de christenen op deze weg hun eigen vrijheid bewaren en aan het gevaar ontkomen als loutere instrumenten van een straffe partij-organisatie misbruikt en geabsorbeerd te worden? Het probleem spitst zich nog toe, als men let op de bekende volledige onverdraagzaamheid van de communistische partijen en in het bijzonder op het blinde, dogmatische sectarisme van het Latijnsamerikaanse communisme. Zelfs Fidel Castro ziet de gevaren die de Cubaanse revolutie bedreigen door de binding met het communisme. In een interview dat hij K.S. Karol toestond en dat in het weekblad ‘Marcha’ te Montevideo gepubliceerd werd, belijdt hij openlijk zijn afkeer van deze ‘kerktorenmentaliteit’ en hij maakt daarbij twee zeer betekenisvolle opmerkingen. ‘De sectariërs van de oude Partij’, zei hij, ‘bezorgden ons ernstige problemen: door hun wilde opportunisme, door hun politiek van onbarmhartige vervolging, brachten zij elementen van corruptie midden in de revolutie’. Even later spreekt hij indirect een kernachtige veroordeling van de communistische partij uit: ‘De communistische beweging van de meeste Latijnsamerikaanse landen heeft getoond, dat zij te bekrompen is om alle revolutionaire energieën in zich op te nemen. Hun methodes, hun stijl zijn in de regel te exclusief, te star, om niet te zeggen te dogmatisch’. Zo spreekt een man die toch wel iets weet en begrijpt van de revolutionaire praktijk in Latijns Amerika. Zo zien de harde alternatieven er uit die drukken op de kerk en op de christenen in deze bewogen wereld van Zuid Amerika. In deze angsten en zorgen ontstaat het nieuwe gezicht van een mondige kerk, van een kerk die kiezen, die een beslissing nemen moet. | |||||||||||||||
Nawoord
|
1. | De hele wereld - zowel de ontwikkelde als de onderontwikkelde landen - hebben een structurele revolutie nodig. Onderdrukking is er niet alleen in de ontwikkelingslanden, maar ook in de Verenigde Staten en in Europa; verder lijden de onderontwikkelde landen gezamenlijk aan de onderdrukkingen door de ontwikkelde. |
2. | Wie de vraag stelt of deze revolutie gewelddadig moet zijn of niet, moet allereerst voor ogen houden dat reeds het heersende systeem op geweld gebouwd is en zich slechts met geweld staande kan houden. Dit gevestigde geweld verhindert in Latijns Amerika bijvoorbeeld de pogingen om aan de basis de mensen te vormen, waardoor mogelijkheden zouden worden geopend om zich aaneen te sluiten in bonden en syndicaten. |
3. | De regeringen die met mooie wetten beloftes doen die ze niet houden en die slechts papier blijven, zijn zelf de oorzaak van gewelddadigheid. De jeugd moet wel tot de conclusie komen dat men het helemaal niet ernstig meent en dat er langs wettelijke weg niets op gang komt. |
4. | Dom Helder beschouwt het als zijn roeping, in deze zin de heersende personen en instanties de spiegel van de waarheid voor te houden en tegelijk het bewustzijn van de massa's wakker te schudden. Hij heeft echter respect voor de andere roeping van een Camilo Torres en een Che Guevara, en hij voorspelt de heersende klassen een gewelddadige revolutie, als ze niet in een snelle structuurverandering toestemmen, die een achterstand van 400 jaar slavernij en kolonialisme moet inhalen. |
5. | De jonge mensen in Latijns Amerika die op een gewelddadige revolutie aandringen, houdt Dom Helder de noodzaak voor van een voorafgaande ‘culturele revolutie’, die hen pas in staat zal stellen om in plaats van vreemde, geïmporteerde modellen van revolutie en hervormingen eigen, autochtone vormen tot ontwikkeling te brengen. |
Ludwig Kaufmann
- voetnoot1
- Manifesto de los Obispos del Tercer mundo, Semanario Marcha 1379, Montevideo, 1967.
- voetnoot2
- Carta de 300 sacerdotes brasilenos a sus Obispos, Semanario Marcha 1380, Montevideo, 1967.
- voetnoot3
- Carta pastoral de Adviento del Sr Administrador Apostolicos de Montevideo, Msgr. Carlos Parteli, Montevideo, 1967.
- voetnoot4
- De Camilo Torres a Helder Camara - La Iglesia en America Latina, Cuadernos de Marcha nr 9, Montevideo, 1968.
- voetnoot5
- Che Guevara: el téorico y el combatiente, Cuadernos de Marcha nr. 7, Montevideo, 1967.