| |
| |
| |
Politiek Overzicht
Internationaal
Duitse Bondsrepubliek
Op 28 novlember 1964 werd in Hannover opgericht een nieuwe uiterst rechtse partij, de National-Demokratische Partei Deutschlands o.l.v. Friedrich Thielen, terwijl Adolf von Thadden een der ondervoorzitters werd. Beide leidende figuren hebben geen naziverleden, maar hun partij verzamelde vele oud-nazis en liet van begin af aan neo-nazistische geluiden horen; zij bedoelde een bundeling te zijn van alle rechtse groeperingen zonder dat deze hun zelfstandigheid zouden hoeven op te geven. Zij pleitte voor een zich losmaken van Europa van vreemde overheersing; protesteerde tegen de ‘leugen’ dat Duitsland alleen schuldig was aan de Tweede Wereldoorlog; wenste staking der processen tegen oorlogsmisdadigers; wilde de Duitse aanspraken op Sudeten-Duitsland niet opgeven en zette zich in voor het behoud van de Duitse en Europese ‘waarden’.
Het rechts-radicalisme, dat in de jaren tussen 1959 en '64 volgens cijfers van de Duitse minister van binnenlandse zaken, Hoecherl, zijn aanhang zag dalen van 56.000 tot 22.500 leden, die dan nog verdeeld waren over ruim honderd organisaties, ging daarmee een nieuwe groei tegemoet; reeds bij de Bondsdagverkiezingen in september '65 kreeg de NPD 2% van de uitgebrachte stemmen, terwijl de resultaten bij verschillende gemeenteraadsverkiezingen soms slechter, maar vaak beter waren. Hiermee gepaard ging een verdrievoudiging van antisemitische incidenten in West-Duitsland, waardoor zowel de Duitse als de buitenlandse pers werd gealarmeerd; men drong aan op scherp optreden tegen en zelfs op een verbod van deze vertegenwoordigers van het Nazi-tijdperk, maar de regering in Bonn zag ‘geen actueel gevaar’ in de ontwikkeling; zij zag te veel het gevaar van uiterst links om aandacht te kunnen besteden aan uiterst rechts.
Inmiddels ontstonden er moeilijkheden in de regering in Bonn; Erhard trad af en de grote coalitie tussen de CDU - CSU en SPD kwam aan bod o.l.v. bondskanselier Kiesinger, waarmee velen niet gelukkig waren. De economische toestand verslechterde verder en de ontevredenheid onder de middenstand groeide, terwijl het ook in andere landen opkomend nationalisme vanzelfsprekend succes had in Duitsland. In dit alles zag men de oorzaak van het spectaculaire succes van de NPD bij de landdagverkiezingen in Hessen, waar zij in november
| |
| |
'66 7,9%, d.i. 225.000 stemmen behaalde, zodat zij hier voor het eerst in een landelijk vertegenwoordigend lichaam binnendrong. De toenmalige minister van binnenlandse zaken, Lücke, meende, dat ook de houding van het buitenland t.o.v. Duitsland de groei van de NPD in de hand werkte; vooral de jongere generatie zag de BRD als een aanhangsel van de drie grote Westerse mogendheden tengevolge van de te hoge financiële eisen die aan Bonn werden gesteld, en zij verweet deze mogendheden het voortduren van de plitsing van het ene Duitsland. De binnenlandse oorzaken van de groei der beweging ging hij praktisch stilzwijgend voorbij, maar hij pleitte wel voor wijziging van het kiesstelsel, daar het stelsel van de evenredige vertegenwoordiging met de beperking van een minimum van 5 zetels niet voldoende zou zijn om de ontwikkeling van de NPD tegen te gaan.
Na de landdagverkiezingen in Beieren, waarbij de NPD bijna 8% van de stemmen kreeg en 15 zetels bezette, verklaarde de vice-voorzitter der SPD, Wehner, wel dat men in Duitsland het gevaar van het neo-nazisme onderschatte maar ook dat het in het buitenland werd overschat en dat dit opblazen tot een wereldgevaar alleen maar winst betekende voor de NPD, wier percentage toch niet groter was dan dat van extreem-rechtse partijen in andere landen, waarbij vergeten werd, dat deze partijen in andere landen over het algemeen een vrij kort bestaan leidden; Poujade maakte in Frankrijk enige tijd furore maar zag zijn aanhang spoedig uiteen vallen.
Toch erkende minister Lücke, dat er in Duitsland zelf een oorzaak voor de groei te vinden was, toen hij wees op het feit dat de grote politieke partijen in diskrediet waren geraakt en zich vooral het ongenoegen van de jongere kiezers op de hals hadden gehaald; de conclusie, dat speciaal de twee grote allesoverheersende regeringspartijen daarom moesten komen met een herziene krachtige politiek werd niet getrokken; de grote coalitie bleef lijden aan de zwakte van haar quantitatieve kracht.
Een ogenblik leek het alsof ook de NPD in interne moeilijkheden zou ten gronde gaan, toen een gematigde vleugel met Thielen in conflict raakte met de ultra-rechtse groep o.l.v. von Thadden. Er volgde een scheuring, toen Thielen een nieuwe partij oprichtte, die overigens weinig succes had; Von Thadden nam de leiding van de NPD over en na een kleine teruggang bij verkiezingen in Sleeswijk-Holstein en Rijnland-Palts begon de opmars opnieuw met als - voorlopig? - hoogtepunt de landdagverkiezing in Baden-Württemberg op 28 april 11. waarbij de partij bijna 10% van de stemmen kreeg. Von Thadden heeft helaas alle redenen om goede moed te hebben voor de Bondsdagverkiezingen in 1969.
De BRD kende nog andere moeilijkheden, n.l. een steeds groter wordende ontevredenheid onder de studenten speciaal in West-Berlijn. Het studenten-verzet vindt zijn kern in de Socialistisch Duitse Studentenbond (SDS), wier ledental niet uitermate groot is, maar die een naar verhouding veel grotere invloed op de studentenwereld uitoefent. Ideologisch staat de SDS onder invloed van Marx, Mao, de Duits-Amerikaan Marcuse en Che Guevara. Vooral de Berlijnse afdeling is sterk anarchistisch en staat onder leiding van Rudi
| |
| |
Dutschke; zij is voorstander van een raden-democratie, verzet zich tegen de slavernij de mens opgelegd door massamedia en machines en verlangt een maatschappij waarin de vrije mens werkelijk invloed bezit. Dutschke, die in 1960 uit de DDR vluchtte, waar hij niet mocht studeren omdat hij geen dienstplicht wilde vervullen, legde in zijn activiteit in West-Berlijn de nadruk op geweldloosheid en trachtte alle valse autoriteit belachelijk te maken, waarbij hij zich o.a. richtte tegen de ‘grote coalitie’. De studentenwereld oefende verder felle kritiek uit op het monopolie van het Springer-persconcern en op de Amerikaanse Vietnampolitiek en eiste hervormingen van het universiteitsbestuur in die zin, dat professoren, assistenten en studenten ieder over een derde van de stemmen in het universiteitsbestuur zouden beschikken.
De onrust onder de studenten dateert niet van de laatste tijd; een voorlopig hoogtepunt bereikte zij reeds tijdens het bezoek van de sjah van Perzië aan West-Berlijn in juni van het vorige jaar, toen tijdens demonstraties de student Ohensorg gedood werd. Vanaf dat ogenblik groeide de situatie naar een nieuwe climax, die op 11 april van dit jaar werd bereikt, toen er een aanslag werd gepleegd op Dutschke, die levensgevaarlijk gewond werd; de dader, die bij zijn gevangenneming eveneens zwaargewond werd, zei geïnspireerd te zijn door de moord op Martin Luther King en uit communistenhaat te hebben gehandeld. Deze onzinnige handelwijze veroorzaakte in verschillende West-Duitse steden onlusten, die zich in eerste instantie richtten tegen het Springerconcern maar ook tegen de regering, waaraan een hetze verweten werd tegen de buitenparlementaire oppositie.
Deze is echter nodig in een land waar een parlementaire oppositie praktisch onmogelijk is door het samengaan van de twee grootste politieke partijen in de Bondsdag. Een van de redenen van wijlen Konrad Adenauer om niet samen te werken met de SPD was, dat dan een parlementaire oppositie onmogelijk zou zijn, die toch voor een goede werking van de democratie vereist is. De regeringscoalitie heeft het contact verloren met de politiek-geëngageerde groepen, die geen mogelijkheid in de huidige constellatie hebben om hun ideeën langs parlementaire weg te uiten, reden waarom enkele zich tegen deze regeringsvorm keren; bovendien moeten beide regeringspartijen zoveel water in hun politieke wijn doen om de samenwerking tot de volgende verkiezingen te bestendigen, dat zij na veel onderling en weinig hartverheffend gekibbel komen tot een vage politiek, die eigenlijk niemand bevredigt, zodat zij overal aan vertrouwen verliezen. Aan de ene kant levert dit stemmenwinst op voor de uiterst rechtse NPD, die steun krijgt van velen die voorstanders zijn van het handhaven van een krachtig gezag, aan de andere kant leidt het tot vergroting van de onrust onder de voorstanders van een ontwikkelde democratie, die hun mening slechts via de straat kunnen kenbaar maken, waarvan dan weer voorstanders van terreur misbruik kunnen maken. Men kan de CDU - CSU niet verwijten, dat zij niet beschikt over een krachtfiguur als Adenauer, maar zich wel afvragen of zij geen betere politici heeft dan van het kaliber Kiesinger. Als hij na de laatste winst van de NPD niets beters weet te zeggen dan dat het erg schadelijk zou zijn voor de democratische ontwikkeling in Duitsland wanneer in het buiten- | |
| |
land de NPD-winst wordt opgevat als een terugkeer naar het nazisme, dan mogen wij ons ook afvragen waar nu eigenlijk de schuld zou liggen voor een dergelijke mening in het buitenland en of het niet gewenst zou zijn, dat Kiesinger tenminste probeert de oorzaken in eigen land
weg te nemen.
| |
Vietnam
Terwijl in Vietnam het te bombarderen gebied beperkt werd - maar de intensiteit nauwelijks - en ook elders de gevechten gewoon doorgingen, werd er een maand lang door Hanoi en Washington gezocht naar een geschikte plaats voor voorbereidende besprekingen over vredesonderhandelingen. President Johnson bleek zich kennelijk te hebben vergaloppeerd, toen hij enige maanden geleden zei, dat de Verenigde Staten op elk ogenblik en op elke plaats besprekingen wilden beginnen, want zowel Phnom Penh als Warschau werden afgewezen; vijftien door Washington geopperde steden vonden geen genade in de ogen van Ho Tsji Minh; een voorstel van Djakarta om op een Indonesisch schip in de Golf van Tonkin te praten werd door Johnson aanvaard maar niet in Hanoi. De enige die ooit Parijs genoemd heeft, was Oe Thant, de secretaris-generaal der UNO; hij deed dit reeds een paar weken geleden, maar niemand reageerde tot 3 mei, toen eerst Hanoi en onmiddellijk daarna ook Washington verklaarde bereid te zijn in Parijs te komen praten. Hanoi sprak zelfs over vredesbesprekingen en liet ‘voorlopig’ achterwege.
De lange tijd die nodig was om zover te komen is een duidelijke aanwijzing voor de moeilijkheden die de Amerikaanse onderhandelaar, Averell Harriman, en zijn Noord-Vietnamese partner, Xoean Thoey, nog te wachten staan. Hanoi heeft al laten weten, dat algehele stopzetting der bombardementen en van alle andere oorlogshandelingen conditio sine qua non voor verdere besprekingen zal zijn. Als wij dan bedenken, dat Johnson zijn creatuur Ky moet overhalen ernstig te onderhandelen over vrede en dat hij een oplossing moet vinden voor het probleem van de inschakeling van het nationale Bevrijdingsfront in het Zuid-Vietnamese politieke leven, dan kunnen wij ons voorbereiden op lange en moeilijke onderhandelingen.
| |
Verenigde Staten
De situatie rond de presidentsverkiezingen is grondig gewijzigd. Was bij de republikeinen Nixon tot nu toe de enige kandidaat, nu heeft Rockefeller zich ook voor de nominatie aangemeld. Het is bekend, dat een zittende president moeilijk te verslaan is, en de eer om te verliezen liet hij daarom liever over aan Nixon, die toch al een ‘verliezer’ is. Zijn standpunt veranderde niet, toen Johnson enige tijd geleden verklaarde, dat de ‘liberal’ Rockefeller ook voor hem een moeilijke tegenstander zou zijn. Nu Johnson zich echter teruggetrokken heeft uit de strijd zouden de republikeinen hun kansen zien stijgen en wenst Rockefeller de voet dwars te zetten tegen de meer conservatieve Nixon. Ook bij de democraten heeft zich een nieuwe kandidaat aangemeld, n.l. de huidige vice-president, Humphrey, die in staat wordt geacht de eenheid zowel
| |
| |
in de partij als in de staat te herstellen. Misschien worden wij na 7 mei, de primary in Indiana, iets wijzer; dit was de eerste, waarbij de namen van Mc Carthy en Kennedy op de stembiljetten stonden; het is mogelijk, dat nu een van de twee - Mc Carthy? - zich terugtrekt. In een strijd tussen Kennedy en Humphrey kan de laatste wel eens aan het langste eind trekken. Of hij ook kans maakt in de eindstrijd tegen Rockefeller is een andere vraag.
| |
Tsjecho-Slowakije
Een enkele vraag. Wat is de betekenis van het plotselinge bezoek van een Tsjecho-Slowaakse delegatie onder leiding van Dubcek aan Moskou, precies in de dagen, dat Praag de opstand van mei 1945 tegen de Duitsers herdenkt? Er moeten ernstige dingen aan de orde zijn, wanneer de belangrijkste personen in de partij en de regering hierbij niet aanwezig zijn.
7-5-1968
J. Oomes
| |
België
De drie traditionele partijen en de andere min of meer bekende machtscentra van het politiek en sociaal-economisch leven in België hebben in hun verkie-zingsnederlaag van 31 maart tot nog toe blijkbaar geen reden gezien om iets te wijzigen aan het gebruikelijke mechanisme waardoor op parlementair en regeringsvlak de staatsinstellingen functioneren. Wél hielden zij, althans in zekere mate, rekening met die nederlaag bij de bepaling van hun nieuwe politieke doelstellingen.
Dat bleek al op 8 april, toen de koning graaf d'Alcantara, minister van middenstand in de uittredende regering, C.V.P.-volksvertegenwoordiger voor Gent en sedert lang een vertrouweling van het Hof, aanduidde als informateur. In de formulering van zijn opdracht werd met een vóór de verkiezingen onvoorstelbare nadruk gewezen op de wenselijkheid om de ‘vraagstukken betreffende de cultuurgemeenschappen’ op regeringsvlak tot een oplossing te brengen. Het woord ‘volksgemeenschappen’ kan in een officieel document blijkbaar nog niet gebruikt worden, maar de aanwezigheid van twee afzonderlijke cultuurgemeenschappen in de Belgische Staat wordt een ambtelijk en wettelijk erkende werkelijkheid.
| |
B.S.P. tegen driepartijenregering
Krachtens zijn opdracht streefde d'Alcantara naar de voorbereiding van een driepartijenregering, wat van meet af aan echter moeilijk te verwezenlijken leek. Reeds op 5 april had Jos Van Eynde, de ondervoorzitter van de Belgische Socialistische Partij, in de Volksgazet de driepartijenformule verworpen. Later bestond.
zou blijken dat hierover in de socialistische partij geen volledige eensgezindheid Op 17 april sprak de B.S.P. zich uit tegen de voortzetting van d'Alcantara's informatie-opdracht; twee dagen later werd deze beëindigd. Op 22 april werd Leo Collard, de voorzitter van de B.S.P., aangeduid als formateur. Collard zou
| |
| |
hieraan twee weken besteden (tot 6 mei) ofschoon algauw bleek dat de kans op succes heel gering was. Hij wilde een C.V.P. - B.S.P.-regering vormen, maar ondervond van de eerste dag af dat de meest invloedrijke milieus van de C.V.P. daar niet voor te vinden waren. Het feit dat hij een Waal is die praktisch geen Nederlands kent, werd reeds op 23 april door De Standaard ‘een ernstig bezwaar’ en ‘een belediging voor het Vlaamse land’ genoemd. De voornaamste redenen voor zijn mislukking zullen echter wel van een andere aard geweest zijn. Een opsomming van alle formele bezwaren en wrijvingsvlakken zou ons hier te ver voeren. Het publiek begon te vermoeden dat sommige invloedrijke kringen van geen C.V.P. - B.S.P.-regering wilden weten en er volstrekt de P.V.V. bij wilden hebben. Psychologisch was de indruk die de slepende regeringsvorming maakte in ieder geval ongunstig voor de traditionele partijen.
Zo ging de maand april voorbij. Het duurde tot 6 mei alvorens Collard de conclusies trok: hij gaf zijn opdracht terug, 's Anderendaags werd P. Vanden Boeynants aangeduid als formateur. Hij legde een uitvoerig programma voor op basis waarvan hij zowel met de B.S.P. als met de P.V.V. wilde onderhandelen. Met de socialisten kwam het gesprek niet op dreef. De P.V.V. echter liet zich gunstig uit over de persoon en de voorstellen van de C.V.P.-formateur.
| |
Ondoordringbaar establishment
Veel conclusies kunnen we uit deze moeizame ontwikkeling voorlopig niet trekken. Eén indruk echter wordt steeds sterker: het ‘establishment’ (in de ruimste zin van dit woord) schijnt wel ondoordringbaar voor de nieuwe krachten die zich in de werkelijke Belgische samenleving al sedert jaren aftekenen en die bijvoorbeeld bepalend zijn geweest voor de uitslagen van de verkiezingen, al strekken ze zich veel verder uit dan tot de verkiezingen. De gevestigde machten en partijleiders, die na de oorlog aan het bewind zijn gekomen, beheersen nog steeds het sociale en politieke maneuverveld alsof er sindsdien niets veranderd is. Dit maakt de crisis in het partijenstelsel en in het openbare leven alsmaar erger. Deze kant van de zaak schijnt de geconsolideerde en vastgeroeste leiders echter weinig te interesseren: ze leggen zich maar toe op het parlementaire en gouvernementele legwerk. Voor de algemene vraagstukken van het openbare leven en voor de grote ontwikkelings- en krachtlijnen daarvan is er bij de hogere leiding van partij en staat onvoorstelbaar weinig belangstelling. Daar wenst men, mits de onvermijdelijke accentverschuivingen, dat alles bij de oude schema's en de bestaande machtsverhoudingen blijft. Aan de basis van het politieke leven daarentegen is de behoefte aan vernieuwing heel groot, in alle partijen. Die dualiteit is een van de opvallende kenmerken van de huidige situatie.
| |
Vlaamse liberalen
Die dualiteit heeft nu onder meer geleid tot een belangrijke verschuiving in de P.V.V.
O. Van Audenhove, de voorzitter van de P.V.V., had door een persoonlijk en
| |
| |
autoritair bewind zijn partij naar een psychologische nederlaag geleid; zijn gezag was geschokt en hij kon niet meer verhinderen dat de liberale Vlamingen zich herpakten. Tijdens het week-end van 11 en 12 mei had te Knokke een congres van het Vlaams Liberaal Verbond plaats, waarop een Vlaams actieprogramma werd aanvaard dat grondig afwijkt van de leuzen waaronder de P.V.V. haar verkiezingscampagne had gevoerd. Het congres stelde opvattingen voorop die in de lijn liggen van wat in Vlaanderen vrijwel algemeen wordt nagestreefd: overheveling van Leuven - Frans, geen uitbreiding meer van de Brusselse olievlek, promotie van het Nederlandstalig onderwijs in de hoofdstad, splitsing van de Vrije Universiteit van Brussel, enz., enz..
Het Liberaal Vlaams Verbond heeft een eigen identiteit buiten de P.V.V. en wenst niet de Vlaamse vleugel van die partij te worden. Praktisch stuurt het echter aan op een eigen verantwoordelijkheid en een eigen werkterrein voor de Vlaamse mandatarissen van de P.V.V.. Of men dat ‘vleugelvorming’ in of ‘federalisering’ van de P.V.V. wil noemen, is een kwestie van woorden. In werkelijkheid nemen de federalistische vormen in de Belgische samenleving overal toe.
| |
Verdeelde B.S.P.
De crisis in de B.S.P., die tijdens de voorbereiding van de verkiezingen duidelijk tot uiting kwam door de afzonderlijke Vlaams-socialistische lijst van Fayat en Gelders in het Brusselse, is nog lang niet ten einde. De spanningen hebben niet alleen betrekking op de Vlaams-Waalse verhoudingen maar vinden hun oorsprong ook in de geestelijke en politieke positie van het socialisme, dat minstens evenzeer als de christelijk- of liberaal-georiënteerde instellingen vastzit in verouderde en verharde vormen.
Dat was de algemene achtergrond van de bijeenkomst van het Bureau van de B.S.P., op 9 mei te Brussel, waar gediscussieerd werd over de politieke actualiteit, vooral dan over de aan de gang zijnde formatie-opdracht van P. Vanden Boeynants en de omstandigheden van Collards mislukking. Daarnaast bleken er dieper liggende tegenstellingen te bestaan over de oriëntering van de politieke en sociale krachten, tegenstellingen tussen de partijleiding en de meerderheid van de bureau-leden van de ene kant, en dhr. Simonet en andere Franstalige Brusselse socialisten van de andere kant. Tussen de socialisten in Vlaanderen, Wallonië en Brussel bestaan dezelfde tegenstellingen als in alle unitair-Belgische verbanden. De strijd rond de Leuvense universiteit, de scheiding der geesten in de C.V.P., en het succes van de Volksunie zijn daarvan slechts de symptomen.
Hoe lang zal het duren alvorens daaruit inspiratie geput wordt voor een nieuwe opbouw van staatkundige en maatschappelijke structuren? Dat lijkt op het ogenblik het kernvraagstuk van de politiek in België. Daarvan is de werkelijke samenleving zich echter veel duidelijker bewust dan de leiders van het land en van de partijen. De levende gemeenschap wil in Vlaanderen een hergroepering van de politieke krachten, de partijleiders willen dat te allen prijze verhinderen.
13-5-68
Hektor de Bruyne
|
|