Streven. Jaargang 21
(1967-1968)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 851]
| ||||||||||||||||||||||||||||
De verschuiving in de Belgische politieke verhoudingen
| ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 852]
| ||||||||||||||||||||||||||||
restée fidèle à ses partis traditionnels’, zelfs in abnormale omstandigheden (W. Fraeys). Dezelfde auteur moest constateren dat de stemmen van 1965 echter wel een ‘acte de gestion’ waren. Maar hij bleef erbij dat de Belg politiek stemt zoals hij sociaal is. Dit uitzonderlijke kiesgedrag meende hij grotendeels te kunnen verklaren als een afkeuring van de innovaties van het voorbije CVP-BSP-bewind. ‘Cette volonté réformatrice (du gouvernement) ne correspondait pas a Pesprit conservateur de la majorité de la population’Ga naar voetnoot3. Van deze ‘esprit conservateur’ heeft de PVV zeer handig gebruik gemaakt, maar ook de VU heeft erop ingespeeld, en beiden hebben er overvloedige vruchten van geplukt. De verkiezingsuitslag van 1965 was dus een uitzonderlijke ‘ruk naar rechts’ die - mede door de oppositie van de BSP tijdens de nieuwe legislatuur - opnieuw tot normaler proporties herleid moest worden. De interpretatie van mijn Kultuurleven-artikel sloeg tamelijk resoluut een andere richting in. Daar werden de resultaten gezien als een expressie in het politieke vlak van een onomkeerbaar proces dat reeds langer aan de gang was en waarschijnlijk verder zou doorlopen. Duidelijker nog dan in het geciteerde artikel heb ik dit uiteengezet in mijn onlangs verschenen Kritiek van de verzuilingGa naar voetnoot4. Kort samengevat: de confessioneel - a-confessionele tegenstelling, die tot nu toe als sterkste kristallisatielijn van de antagonismen in de Belgische samenleving heeft gefungeerd, verliest haar politieke relevantie; twee nieuwe lijnen gaan nu de tegenstellingen kristalliseren: die tussen de conservatieven en de progressieven, in de eerste plaats door de vorming van een krachtige ‘rechtse formatie’, en die tussen de unitaristisch-centripetale en de centrifugale, federaliserende strekking. Opgemerkt werd hierbij dat een oplossing van de conflicten rond unitarisme en federalisme als voorwaarde beschouwd moet worden voor een kristallisering van de verhoudingen rond een progressieve en conservatieve pool. Van de jongste verkiezingen kan men nu zonder enige twijfel zeggen dat ze de nieuwe, in 1965 geschapen verhoudingen gestabiliseerd hebben. Laten we dit eerst door enkele ruwe nationale cijfers bewijzen. De CVP ziet haar kiezers verder slinken: haar stemmenverlies van 7% in 1965 wordt nog met bijna 3% vermeerderd. Het verlies van de BSP, 8,4%, neemt lichtjes toe. Van de spectaculaire stemmenwinst van de PVV, bijna 9,5%, wordt slechts 0,6% afgeknaagd. De communisten zien, tegen de verwachtingen in, hun winst van 1,3% praktisch verdwijnen. Van dit alles profiteren vooral de federalistische partijen: de vooruitgang van de VU, in 1965 reeds 3,2%, wordt nog eens met 3% vermeerderd en het Rassemblement Wallon behaalt eveneens een flinke winst. Doch ook het Brusselse, centralistische Front Démocratique des Francophones profiteert van de verschuiving (samen met de Waalse partij totaliseert het 5,9% van de stemmen). De samenstelling van de kamer van volksvertegenwoordigers ziet er thans uit als volgt: | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 853]
| ||||||||||||||||||||||||||||
Vertalen we deze cijfers in enkele slagzinnen: stabilisatie van het ‘rechtse blok’, aftakeling van het traditionele socialisme, toenemende politieke ontzuiling, doorbraak van de federaliserende strekking. Bekijken we dit even nader. | ||||||||||||||||||||||||||||
Het probleem BelgiëRond dit probleem heeft zich alles toegespitst. Op een ongunstig moment, zeggen sommigen: de economische situatie is van zodanige aard dat zij meer dan ooit de voornaamste aandacht en energie zou moeten opeisen. België staat er, in Europees perspectief gezien, allesbehalve gunstig voor. Maar het is nu wel duidelijk geworden dat het probleem van de Belgische structuren en instituties niet zo maar een taalkwestie is. En de regeringscrisis heeft bewezen dat de Leuvense kwestie geen intern katholieke of beperkt universitaire aangelegenheid is. Leuven heeft de bal voorgoed aan het rollen gebracht, en het werd een enorme sneeuwbal. De Franstaligen hebben het voortdurend over de Vlaamse expansie met imperialistische neigingen. Zij noemen zich getraumatiseerd. Indien er al een trauma is, kan dit objectief gezien enkel maar voortkomen uit een vermindering van de aloude Waalse en Brusselse voorsprong. Het moet toch opvallen dat de zogenaamde Vlaamse actie in feite meestal een reactie is. De kwestie Leuven is twee keren acuut geworden door een Vlaams verzet tegen een Franstalig initiatief. De Vlaamse CVP heeft zich afzonderlijk voor de kiezers gepresenteerd omdat de PSC geen duimbreed wilde wijken. De Vlaamse socialisten reageerden te Brussel tegen een flagrante minorisatie. De Franstaligen hebben in dit land nog steeds het initiatief. We staan hier wel voor een zeer paradoxale situatie: een ‘unieke nationale driehoeksverhouding van een verdrukte (Vlaamse) meerderheid en twee (althans subjectief) verdrukte (Waalse en Brusselse) minderheden’Ga naar voetnoot5. De grote politieke partijen hebben sinds 1965 ingezien dat de zogenaamde communautaire problemen niet meer te ontlopen zijn. Omdat het federalisme taboe schijnt, produceerden zij een oplossing die zij als ‘Belgischer’ beschouwen: de CVP werkte een soort provincialisme uit, de BSP houdt het bij een soort regionalisme. Maar het valt niet te loochenen dat de Belgische reflex niet meer werkt, de PVV heeft het tot haar schade moeten ondervinden. | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 854]
| ||||||||||||||||||||||||||||
Wel kan men zeggen dat Vanden Boeynants erin geslaagd is een Brussels-nationale reactie los te slaan, d.w.z. de Brusselaars te doen stemmen voor België en niet voor zichzelf. Twee bemerkingen passen hierbij. Velen hebben gestemd voor de persoon van de eerste minister, getuige het veel geringer aantal stemmen dat de lijst VDB behaalde voor de senaat. En als men kritiek heeft tegen de liberale barnum-reclame mag men zeker niet vergeten dezelfde kritiek tegen Van den Boeynants te richten. Wie de PVV financiert schijnt men te weten, maar aan wie heeft de Brusselse vedette zich schatplichtig gemaakt? Een groot aantal kiezers wordt dus geacht tegen België gestemd te hebben. Het succes van de VU is in ieder geval merkwaardig. Zij bezet meer zetels dan de Vlaams-Nationale partij voor de oorlog ooit heeft gehad. In Vlaanderen wordt zij sterker dan de PVV. De provincie Antwerpen bv. gaf haar 18.7% der stemmen, tegen 13.4% aan de liberalen; ook in Limburg overtreft ze de liberalen en in het arrondissement St.-Niklaas zelfs de BSP (23.7% tegen 22.9%). De Waals-nationale partij evenaart in Namen, met haar 14.6%, bijna het gemiddelde van de VU in Vlaanderen. Elders ligt zij even beneden de 10%, behalve in Luxemburg waar zij slechts 5% der kiezers aantrekt. Te Brussel werd de opmars van het FDF door de lijst VDB gestuit, maar het behaalde toch nog 8.3% der stemmen en, samen met Nijvel (19.2%), 6 zetels. Th. Luyckx zei, in een radio-debat kort na de verkiezingen, dat hij als historicus in de huidige samenstelling van het parlement een sterke parallel met de situatie van 1936 meent te mogen zien. Ik geloof dat hij zich hierin vergist. Rex en VNV bezetten toen 37 zetels op 202 en dit wordt door de huidige extremistisch genoemde partijen min of meer benaderd: 32 op 212. Maar de positie van de andere partijen was toen heel anders: de socialisten waren veel talrijker (70 zetels, de grootste partij) en de katholieke partij had een veel duidelijker rechts karakter omdat de liberalen een flink stuk beneden hun huidige aantal bleven (23). Het essentiële verschil ligt echter hierin dat VNV en Rex op verre na niet met de huidige zogenaamde extremisten vergeleken kunnen worden. Ook nu spreekt men wel over een crisis van het parlementarisme, maar het is een crisis van een heel andere aard, die de parlementaire democratie zelf helemaal niet ter discussie stelt. De nationalistische partijen hebben het thans enkel tegen de huidige Belgische vorm van het politiek regime. Men kan ze niet van rechts extremisme beschuldigen. Het zou dan ook een deerlijke misrekening kunnen zijn als men verwacht dat de opmars van deze ‘kleine’ partijen, zoals in 1936, zeer vlug ongedaan gemaakt zal worden. Doch anderzijds kan niemand ontkennen dat de parlementaire situatie momenteel ongezond is: de drie staatspartijen kunnen met moeite nog aan de grondwet raken en de mogelijkheden der tweeledige regeringscoalitie zijn sterk ingekrompen. Als zij die men de grote partijbonzen noemt blijven maneuvreren zoals ze na 31 maart weer begonnen zijn, zou het federalisme waarvan ze niet willen weten hun weieens door de kiezers weldra in de vorm van een voldongen feit opgedrongen kunnen worden. Willen de grote partijen werkelijk nationaal blijven, d.w.z. in staat om België te regeren, dan zullen zij zich als gefederaliseerde partijen moeten gaan presenteren. | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 855]
| ||||||||||||||||||||||||||||
Rechts en linksWat men ook tegen de politieke opvattingen van de heer Van Audenhove mag hebben, voor één ding verdient hij gelukwensen: hij heeft een bedding gegraven die de stroom van de politieke ontzuiling in gang heeft gezetGa naar voetnoot6. Het is een stroom naar rechts, inderdaad, maar ook aan de linkse kant begint men juist daarom aan de dijken te tornen. Vermelden we enkel twee feiten die tussen 1965 en de jongste verkiezingen in Vlaanderen enig gerucht hebben gemaakt: het ‘Manifest van progressieve gelovigen en ongelovigen’, waaruit het D.A.K. is gegroeid, en de grote enquête in Volksgazet over de kansen van een travail-lisme. Tot een of andere vorm van linkse concentratie is men intussen nog niet gekomen, terwijl het ‘rechtse blok’ stand blijkt te houden. In het licht van de onmiddellijke verwachtingen en haar electorale inspanningen heeft de PVV een zware nederlaag opgelopen. Maar op enige afstand bekeken leverde zij toch een merkwaardige prestatie. Al leed zij een groot prestige-verlies, gedetailleerde cijfers tonen aan dat zij zelfs in Vlaanderen op vele plaatsen haar positie verstevigde. In de meeste arrondissementen van West-Vlaanderen boekt ze winst, evenals in het Gentse (+ 3.3%) en in Mechelen. Het kanton Leuven, waar men een liberale vloedgolf verwachtte, schenkt haar niet meer dan 1% winst en bedenkelijk is ook dat Van Audenhove in het kanton Diest bijna 5% stemmen verliest. Het arrondissement Brussel bracht haar echter de zwaarste slag toe: zij wordt opnieuw kleiner van omvang dan de CVP (maar blijft sterker dan de verenigde socialisten). In Wallonië had de PVV reeds in 1965 relatief de grootste sprong gemaakt. Nu boekt zij bijna overal (uitgezonderd in de provincie Luxemburg) een nieuwe, soms niet te onderschatten winst. In Namen wordt zij de sterkste partij, in Luxemburg behoudt zij bovenhand op de BSP en in verschillende traditioneel rode arrondissementen zit zij de BSP op de hielen. Men krijgt werkelijk de indruk dat Wallonië steeds blauwer (en conservatiever?) aan het worden is. In 1965 namen de socialistische verliezen vooral in de oude industriële centra bijna catastrofale gevolgen aan, voor ongeveer de helft ten voordele van de liberalen. Het huidige verlies van socialisten en communisten gaat waarschijnlijk naar de Waalse partij, maar men kan niet zeggen dat Wallonië meer naar links heeft gestemd. Het Belgisch socialisme is oud en versleten en dit vormt wel een der meest trieste aspecten van de Belgische crisis. Vlaanderen heeft roder gestemd dan de vorige keer, maar bij nader onderzoek blijkt dat dit enkel een noemenswaardige omvang aanneemt in enkele sociaal-economisch bedreigde streken: Limburg (+ 2%), enkele arrondissementen in Oost-Vlaanderen, Turnhout, de Westhoek. In sommige stedelijke kantons (bv. Gent, Mechelen) gaat de BSP achteruit. Men kan rustig zeggen dat de BSP er niet in slaagt de ‘anti-kapitalistische’ ontevredenheid van de jongere generatie, die toch naar links schijnt te neigen, in haar kaders een politieke expressie te geven. En vooral wat Wallonië | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 856]
| ||||||||||||||||||||||||||||
betreft meen ik de bedenking te mogen hernemen die ik drie jaar geleden maakte: zoals vroeger het liberale kapitalisme het socialisme heeft verwekt, schijnt nu uit een oud geworden socialisme opnieuw een liberalisme zijn krachten te putten. Men klaagt erover dat de reactie tegen de conservatieve blokvorming geen linkse repliek kan vinden, dat de ontzuiling in één richting blijft werken. Men zoekt hiervoor allerlei oorzaken. Zou echter de voornaamste oorzaak niet kunnen zijn, dat de progressieve aspiraties machteloos gemaakt worden omdat er, wegens het verstek van de BSP, geen echte linkse aantrekkingspool is die de krachten kan samenbundelen? | ||||||||||||||||||||||||||||
De CVP op zoek naar een nieuwe bestaansreden?Voor velen stond het op voorhand vast dat de CVP, ook in Vlaanderen, het grote slachtoffer van de nieuwe verkiezingen zou worden. Haar verlies is niet zo groot als men voorspelde. Vooral de PSC heeft, alles samen genomen, betrekkelijk goed stand gehouden. De achteruitgang blijft op nationaal vlak vrij beperkt dank zij vooral de winst die de lijst VDB te Brussel aan de CVP heeft bezorgd (meer dan 6.5%), maar in Limburg bv. geraakt zij 6.5% van haar stemmen kwijt en in enkele arrondissementen 7 à 8%. Dergelijke percenten worden in Wallonië enkel in de provincie Namen geëvenaard en overtroffen (wegens de enorme sprong van de Waalse partij naar 14.6%). Mag men zeggen dat het, sinds haar - als voorlopig te beschouwen? - splitsing, helemaal duidelijk is geworden dat de christelijke beginselen niet langer het criterium kunnen zijn van een politieke formatie? M.i. lijkt het er in ieder geval sterk op dat niet meer zoveel katholieken voor de CVP hebben gestemd formeel omdat zij de christelijke partij is. J. Van Eynde heeft zijn commentaar op haar nederlaag in een nogal plastische zinsnede samengevat: De katholieke scholen en organisaties hebben de luizen gekweekt waardoor de CVP thans duchtig gebeten wordt. Wellicht beseft hij niet helemaal welke spijker hij hiermee heel precies op de kop slaat. Het betreft nl. niet enkel de overheveling van katholieke stemmen naar de VU, maar, veel grondiger, het feit dat de progressieve stroming die het christelijk geloof heeft verwekt, de christelijke partij ondermijnt. Eigenlijk moest hij zich in de eerste plaats afvragen waarom de inkrimping van de CVP zijn socialistische partij niet ten goede komt. De politieke ontzuiling van de katholieken gaat langzamerhand evident blijken uit het aanmerkelijk verschil tussen de stemmen voor de CVP en de omvang van de katholieke organisaties en instellingen. Enkele zeer globale cijfers kunnen dit verduidelijkenGa naar voetnoot7.
| ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 857]
| ||||||||||||||||||||||||||||
Hierbij valt dan nog op te merken dat niet enkel katholiek georganiseerden voor de CVP stemmen en dat het per se niet de slechtste katholieken zijn die hun stem aan een andere partij gevenGa naar voetnoot8. Zijn dan de katholieken bezig de verzuiling te doorbreken? Inderdaad, en wel vooral de katholieken, maar voorlopig nog maar op het psychologische vlak, wat de mentaliteit betreft. De structurele verzuiling blijft nog goeddeels intact. Hiermee bedoel ik het feit dat de CVP in structureel opzicht nog steeds de politieke emanatie is van de grote christelijke organisaties. Men kan dit haar macht noemen, maar het is ook een politieke handicap waardoor ze in menig opzicht aan banden wordt gelegd. Haar bewegingsvrijheid wordt erdoor belemmerd, bijvoorbeeld wat de recrutering van haar politiek personeel betreft: iedere organisatie heeft recht op een proportionele vertegenwoordiging op de lijst der kandidaten en der gekozenen. Haar ideologie schijnt niet meer zo expliciet christelijk, maar haar macht ontleent ze verder aan dit christelijke blok. Om het eens straf te formuleren: de hogere en lagere geestelijkheid oefent nu wel geen CVP-druk meer uit op de beminde gelovigen, maar de Boerenbond en het ACV schijnen deze rol overgenomen te hebben. Van een werkelijke ontzuiling kan men eerst dan gewagen als er kruisverbindingen tot stand komen, als christelijke groepen een niet-CVP standpunt gaan steunen of een kandidaat van een andere partij als hun kandidaat gaan beschouwen, en omgekeerd natuurlijk. Zoiets moge sommigen misschien absurd lijken. Toch zal het gebeuren: het ligt in de lijn van de huidige dynamiek. Uit dit alles nu de conclusie halen dat de CVP geen reden van bestaan meer heeft, is theoretisch juist. Maar het zou vermetel zijn te voorspellen dat ze zichzelf over niet al te lange tijd zal opheffen, zoals de Franse MRP heeft gedaan. De praktijk ligt toch nog anders dan de theoretische conclusies. Vooreerst: de interne CVP - PSC verdeeldheid van dit ogenblik kan op langere termijn zeer positieve resultaten opleveren, voor het land èn voor de partij. Positief in deze zin, dat zij een vruchtbare aanzet kan zijn van een tamelijk grondige ommekeer in de partijpolitieke verhoudingen die een ‘nieuw België’ scheppen. Men ziet trouwens haar sneeuwbaleffect reeds duidelijk aan het werk in de andere nationale partijen. Als dit effect zich doorzet heeft de CVP, achteraf gezien en misschien tegen wil en dank, het initiatief genomen tot een vernieuwing waarvan ze later kan profiteren. En vervolgens: indien de BSP nog langer links verstek laat gaan (en daar is ze momenteel - 1 mei - nog altijd aan toe), is het helemaal niet uitgesloten dat een (gedeconfessionaliseerde) CVP de functie van de socialistische partij overneemt en in een links alternatief een nieuwe en geldige bestaansreden vindt. |
|