Streven. Jaargang 21
(1967-1968)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 751]
| |
De moord op Biafra
| |
VoorspelToen Nigeria op 1 oktober 1960 onafhankelijk werd, vormde het een federatieGa naar voetnoot1, bestaande uit drie gewesten (Noord, West, Oost) plus het gebied van Lagos, de hoofdstad. In 1963 werd uit een gedeelte van het Westen een nieuw gewest gevormd: de Midwest. Sedert 1947 was er blijkbaar trapsgewijze een democratische grondwet ingevoerd, naar Brits model. Ieder gewest had zijn parlement, met twee kamers: een kamer van volksvertegenwoordigers en een bestaande uit de traditionele chefs. Ook voor de federatie waren er twee kamers: die van volksvertegenwoordigers (312 leden) en de senaat (45 leden, gekozen uit de leden van de kamers). Buitenlandse Zaken, Landsverdediging, Munt, Politie, Communicatiemiddelen en Mijnbouw vielen onder de bevoegdheid van de federale regering. Openbare Orde, Hoger Onderwijs en Energie ressorteerden zowel onder de federale als onder de gewestelijke regeringen. De rest werd geregeld door de gewesten alleen. Het politieke leven scheen geleid te worden door verschillende partijen. In het Noorden was de voornaamste partij de NPC (Congress People Party), onder de leiding van Ahmadou Bello, sardauna van Sokoto. In feite vertegenwoordigde deze de belangen van de moslim-feodaliteit van de Haoussa en de Foulbe. Daarnaast was er sedert 1962 wel een Unie van Progressieven van het | |
[pagina 752]
| |
Noorden (de NEPU), die aanstuurde op landhervorming, maar veel invloed heeft die nooit gekregen. In het Oosten heerste de NCNC (National Convention of Nigerian Citizens), de partij van het Ibo-volk, onder de leiding van Dr. Namdi Azikiwe. Het Westen, met zijn overwegend Yorouba-bevolking, was tot 1945 vertegenwoordigd door de Action Group, een groepering van hoofdzakelijk intellectuelen en burgerij, onder de leiding van Obafemi Awolowo. Uit de conservatieve vleugel van deze partij ontstond in 1954 de NNDP (National Nigerian Democratie Party) van Sir Samuel Akintola. In feite werd de federatie bestuurd door de partij van het Noorden, nu eens met de steun van de NCNC uit het Oosten, dan weer met de Democratie Party van het Westen, Onder de democratische instellingen en de strijd tussen de partijen door leefde echter nog altijd een rassenrivaliteit voort die ver in de traditie wortelt. De Haoussa, een Soedanese boerenbevolking, die hier al woonden sedert de 10e eeuw, werden in de loop der tijden gedeeltelijk verdreven en tot de Islam bekeerd door de Foulbe-herders uit het Oosten. Zoals de Foulbe stichtten zij goed georganiseerde emiraten, onderhielden betrekkingen met Noordafrika, en naar het Zuiden zochten zij met geweld expansie tot aan de woudgordel. Mentaal leven zij nog altijd in de middeleeuwen. De leider van de federale regering was Sir Abubakar Tafawa Balewa, maar in werkelijkheid had de chef van de NPC, Ahmadou Bello, alle macht in handen. Balewa was voor hem maar een slagerszoon, hij beschouwde hem als zijn knecht. Bovendien beschikte het Noorden, dat de grootste bevolking bezat en in enkele jaren tijd ineens nog vele miljoenen meer inwoners scheen te tellen, over de absolute meerderheid in het federale parlement. In het Zuiden, onder de woudgordel, wonen van oudsher verschillende rassen die geen andere sociale organisatie kennen dan de familie, hoogstens de clan. De verovering van de Islam ging niet zo ver, het zuiden bleef lange tijd nogal op zichzelf besloten. Daar kwam verandering in met de komst van de Britten, de stichting van een Britse kolonie in Lagos en de missionering. Er kwam een eind aan de slavenhandel, het christendom wekte een geest van initiatief en leergierigheid. Dat droeg al gauw vruchten voor de Yorouba in het Westen en de Ibo in het Oosten. Van de ene kant de Yorouba, een volk met een heel oude cultuur. Ife, hun religieuze hoofdstad, is gesticht in de 11e eeuw. Prachtige sculpturen zijn bewaard gebleven uit de 13e en 14e eeuw. De huidige hoofdstad, Ibadan, is een van de meest actieve intellectuele centra van Westafrika. Haar universiteit telt duizenden studenten, professoren uit alle landen doceren er. De Yorouba zijn christenen of animisten. Hun leider is Awolowo; vanwege zijn oppositie tegen de federale regering werd hij 1963 tot tien jaar gevangenis veroordeeld; toen hij in 1966 bevrijd werd, koos hij tenslotte voor het behoud van de federatie. Het land van de Yorouba is rijk: cacao (waarvan Nigeria de tweede grootste producent van de wereld is), ananas, cola, katoen en palmolie. Van de andere kant, in het zuidoosten, de Ibo en Ibobo, met nog enkele kleinere kustvolkeren. Zij beschikken niet over zo'n rijke landbouwmogelijk-heden als de Yorouba, zodat ten tijde van de Engelse kolonisatie velen naar | |
[pagina 753]
| |
het Noorden emigreerden. Maar hier liggen de grote rubber- en palmboomplantages, die een van Nigeria's voornaamste rijkdommen vormen. De Ibo zijn actief, verstandig, werkzaam. Het onderwijs heeft hier een overweldigend succes gekend. Terwijl de sultans in het Noorden de kinderen uit de scholen hielden en er hoogstens, onder druk, de zonen van hun slaven heen stuurden, liepen bij de Ibo de scholen vol. Met het gevolg, dat het hoofdzakelijk de gediplomeerde Ibo waren die in aanmerking kwamen voor de federale administratie, zelfs in het Noorden. Ook als gewiekste handelaars, knappe technici en organisatoren zwermden zij uit over het hele land. Zij leefden spaarzaam, woekerden wel eens, werden rijk, kochten gronden, bouwden huizen en hotels. In de moslimsteden werden zij gedwongen in afzonderlijke wijken, de zogenaamde Sabon Gari, te wonen, maar hun dynamisme overwon alle hinderpalen en beperkingen. In 1964 eisten de moslims in de kamer van het Noorden, dat het de Ibo verboden zou zijn hotels te bouwen, te werken in privé-bedrijven, handel te drijven: ze moesten naar hun eigen gebied teruggedreven worden. De breuk in de federatie werd bespoedigd toen er aan de Nigeriaanse kust petroleum werd gevonden. Aanvankelijk leek het slechts om enkele miljoenen ton per jaar te gaan, maar spoedig bleek dat een produktie van 50 miljoen ton in het bereik lag, zoveel als in de Sahara. Driekwart van de petroleumvelden liggen in Biafra.
Dat zijn zowat de grote historische en geografische lijnen van de situatie in Nigeria. Niet alleen werd de economie van het land grondig gewijzigd door de petroleum, maar de ras- en godsdiensttegenstellingen veranderden in een conflict tussen twee maatschappij-opvattingen: de oude hiëratische van de moslims en de moderne van een hoger ontwikkelde intelligentsia. Met hun uitsluitend op de Koran steunend onderwijs bleven de emirs in het Noorden dromen van het verleden. Hun economie stagneerde, de Indirect Rule verlamde alles, de grond bleef arm. Het gewest werd steeds meer een doorn in het oog van de federale administratie, die vooral uit Ibo bestond, die westers-technisch dachten. Lange tijd hebben de Haoussa- en Foulbe-emirs dit Ibo-overwicht in de administratie geduld. Zij beschikten immers over de absolute meerderheid in de federale kamer van volksvertegenwoordigers en waren dus ook baas over de administratie. Maar dit juist ging de kaders van de administratie irriteren. En net zo ging het met het leger. Enkele jonge officieren, gevormd in Engelse scholen, besloten orde op zaken te stellen, de structuren van het land te rationaliseren en een moderne staat te bouwen. Ten onrechte echter meenden zij deze hervormingen tot stand te kunnen brengen zonder rekening te houden met de aspiraties van de massa. | |
De opstand van de militairenOp 15 januari 1966 grepen zij naar de macht. Zij vermoordden Balewa, de federale regeringsleider, zijn minister van financiën, Bello, de machtige sar- | |
[pagina 754]
| |
dauna, en Akintola, de eerste-minister van het Westen, die de zijde gekozen had van het Noorden. Totaal verrast, droegen de volksvertegenwoordigers in Lagos de macht over aan generaal Ironsi, een Ibo. Hij wist niets af van het complot, tegen wil en dank werd hij door de officieren in vertrouwen genomen en aan het hoofd van de revolutionaire regering gesteld. De interventie van het leger werd met geestdrift begroet in het Zuiden en zelfs in sommige delen van het Noorden: lang genoeg had de bevolking te lijden gehad van de afpersingen van de chefs, lang genoeg had de politieke corruptie geduurd; nu zou het bestuur integer zijn. Maar algauw besloot generaal Ironsi, onder de druk van de jonge officieren, die in meerderheid Ibo waren, het beruchte decreet van 24 mei 1966 uit te vaardigen, waarbij de federatie omgevormd werd tot een eenheidsstaat. De Staten moesten verdwijnen, de militairen zouden de leiding hebben over 25 provincies, vroeger beheerd door de Britse Civil Service. Deze provincies vielen echter samen met de vroegere emiraten, zodat de sultans onder het bestuur van de militairen kwamen; en die waren in grote meerderheid Ibo. Dat zette kwaad bloed bij de massa in het Noorden. Er brak een rassenoorlog uit. De uitbarsting kwam op 29 mei. Drie dagen lang duurde de moordpartij op de Ibo. Vele ambtenaren werd de rechterhand afgehakt opdat ze niet meer zouden kunnen schrijven; vrouwen en meisjes werden verkracht. De zondag daarop, 5 juni, sloeg een tweede golf van geweld over het land. Enkele weken later, op 29 juli, werd generaal Ironsi op zijn beurt ontvoerd en vermoord. De officieren van het Noorden namen de controle over van de troepen in Kaduna, Ibadan en Lagos en stelden luitenant-kolonel Gowon aan het hoofd van de federale militaire regering. Gowon was 31 jaar, gevormd in Sandhurst; hij had zijn proeven geleverd in Kongo-Kinshasa. Als lid van het Tiv-ras was hij niet onderworpen aan de sultans van het Noorden. Bovendien was hij een protestant. Hij spande zich in om een nieuwe formule van federatie te vinden, maar slaagde er niet in tijdig de hartstochten tot bedaren te brengen. De soldaten van het Noorden vermoordden hun officieren. Dat was het signaal voor een algemene slachting. Van 18 tot 24 september sloeg een bloeddorstige waanzin over de steden Makurdi, Mina, Gboko, Zaria, Gombe, Jos, Sokoto en Kaduna. Op 29 september werden soldaten en burgers uit de treinen gehaald die naar het Zuiden reden en zonder enige vorm van proces vermoord of verminkt. Vrouwen werden verkracht door melaatsen. Het witboek van de Biafraanse regering spreekt van 30.000 Ibo die in die dagen vermoord werden. Leger en politie hielpen de moordenaars. In paniek lieten de Ibo al hun bezittingen in de steek en vluchtten naar het Zuiden. Europeanen hebben me verteld, dat ze op de terugweg van Kano werden opgehouden door Haoussa, die meteen alle Ibo van het reisgezelschap neerschoten en de Europeanen rustig verder heten reizen. De 250 Ibo-officieren die in het Noorden dienst deden en aan de slachting konden ontsnappen, verzamelden zich rond luitenant-kolonel Ojoekwoe, een beloftevol officier, gevormd in Oxford. Zij trokken zich in Biafra terug, orga- | |
[pagina 755]
| |
niseerden hun verdediging en maakten hun eisen bekend. Ojoekwoe achtte de samenstelling van het nieuwe militaire bewind onaanvaardbaar. Gowon was noch door zijn graad, noch door anciënniteit gekwalificeerd om de federatie te regeren. Toen Ojoekwoe op de militaire raad werd uitgenodigd in Lagos, weigerde hij daar naartoe te gaan; niet ten onrechte vreesde hij, daar vermoord te worden. Wel was hij bereid de militaire leiders van de andere gewesten te ontmoeten in Ghana. Daar kwam het op 5 januari 1967 tot een akkoord over een federale formule. Maar, gedesavoureerd door de emirs van het Noorden, trok Go won zijn woord in. Een verzoeningspoging door Awolowo, de leider van de Yorouba, mislukte. Van toen af werd de kloof tussen de federale regering en Biafra steeds breder. Ojoekwoe ging de onafhankelijkheid van Biafra uitbouwen. Hij liet het treinverkeer tussen de deelstaten ophouden, bracht het geld van zijn marketing board over naar Zwitserland, smokkelde wapens binnen en nam contact op met huurlingen. De reactie van Lagos kwam traag. Biafra maakte er zich niet druk over. Op 2 mei 1967 riepen de chefs en vooraanstaanden van het Gewest Oost hun onafhankelijkheid uit. Op 27 mei reageerde Gowon met een nieuwe verdeling van de federatie in twaalf staten, die rekening zou houden met de etnische situatie. Maar de zes noordelijke staten vielen precies samen met de emiraten en er veranderde dus helemaal niets. Aan het Westen werd niet geraakt. De Midwest moest wat gebied afstaan aan Lagos. Maar het Oosten werd in drieën gesneden: de Ibostaat in het centrum, zonder uitweg naar de zee of toegang tot de petroleumvelden, en twee nieuwe staten: de Rivieren en Okodja-Calabar. Zo'n eenzijdige beslissing was natuurlijk verre van een middel tot verzoening. Op 30 mei proclameerde Ojoekwoe de afscheuring en de geboorte van de onafhankelijke staat Biafra. De nieuwe republiek zou lid blijven van de Commonwealth, de Organisatie van Afrikaanse Eenheid en de Verenigde Naties; de bezittingen van buitenlanders zouden geëerbiedigd worden. Gowon, inmiddels bevorderd tot generaal, besloot de opstandelingen met geweld tot rede te brengen. Op 6 juli zette hij zijn offensief in. Zijn troepen drongen op drie punten Biafra binnen en bezetten Bonny, de uitvoerhaven van de petroleum. Maar het tegenoffensief van Ojoekwoe drong door tot in de Midwest, waar ook nogal wat Ibo wonen. Benin City en de petroleumcentra Warri en Ugelli werden veroverd en de Midwest werd onafhankelijk verklaard onder de naam Benin. Op 13 augustus snelden Biafra-kolonnes in de richting van Ibadan, waar Yorouba-jongeren in het geheim met de rebellen sympathiseerden. Toen verklaarde Gowon de totale oorlog, zocht en verkreeg steun van de Britten en de Russen. Een dozijn Russische vliegtuigen (negen Mig 15 en drie Mig 17) en tien Tsjechische L 29 toestellen arriveerden, met Russische technici. De vliegtuigen werden door Egyptenaren bestuurd. Engeland, dat zei de Russische interventie te betreuren, stuurde zelf een massa (zogezegd alleen defensieve en vóór de vijandelijkheden bestelde) wapens aan de federale troepen. Met dit materiaal en met de pantserwagens die van elders kwamen, met de | |
[pagina 756]
| |
steun ook van de trouw gebleven militaire leiders van de Yorouba-gewesten en de Midwest, kon Gowon het offensief hervatten. Hij liet de Ibo van de Midwest duur betalen voor hun collaboratie met Ojoekwoe en trok in oktober op naar Enoegoe, de hoofdstad van Biafra. Na zware gevechten veroverde hij de stad maar.... ze was leeg. Van de 200.000 inwoners waren er nauwelijks duizend overgebleven. Hij nam Calabar in, om de neutraliteit te verzekeren van de grensbewoners van Kameroen. Daarna ging het in de richting van Onitsja, waar op dit ogenblik nog altijd bloedige gevechten woeden. Maar de weerstand van de Ibo is nog steeds niet verzwakt. In februari heroverden zij de universiteitsstad Nsukka en elders brachten zij de opmars van de federalen tot stilstand. De federalen beschikken nu ook over drie Iljoesjin bommenwerpers, wat de machtsverhouding totaal wijzigt. Daarenboven heeft Lagos, naar het zeggen van Biafra, driehonderd huurlingen aangeworven, hoofdzakelijk Britten. De Russische, Tsjechische en Egyptische raadgevers zijn niet te tellen. Ook de zeeblokkade is scherper geworden. Sinds het begin van de vijandelijkheden hebben de federalen hun vloot (één fregat en drie kleine eenheden) aangevuld met twee Britse en drie Russische snelboten en met landingsboten, geleverd door Franse maatschappijen. Langzaam wordt de greep van de federalen rond Biafra strakker. De Ibo zullen hun weerstand niet vol kunnen houden. De invoering van een nieuwe munt door Gowon heeft Biafra belangrijke inkomsten ontnomen. De wapenbevoorrading wordt steeds moeilijker. De militaire strijd wordt beslecht in Port Harcourt, waar vanuit Portugal of Sao Tomé, iedere nacht Constellations landen, met wapens, munitie en huurlingen voor Biafra. Wordt dit vliegveld vernield, dan sterft Biafra een langzame verstikkingsdood. Eén troef heeft Biafra: het beschikt over driekwart van de Nigeriaanse petroleumbronnen, met hun enorme reserves. Vernieling van de installaties zou vele miljarden schade betekenen. Daarom zijn de pogingen tot bemiddeling niet noodzakelijk gedoemd te mislukken. | |
De Wereldmachten tegenover het conflictHoe hebben de zogenaamde beschaafde naties en de jonge Afrikaanse Staten op dit drama gereageerd? Groot-Brittannië nam aanvankelijk een dubbelzinnige houding aan. Het wilde laten zien dat het de onafhankelijkheid van de vroegere kolonie eerbiedigde. Een nadrukkelijke tussenkomst van de Minister van het Gemenebest, in afspraak met de andere leden van de gemeenschap, was echter niet alleen verantwoord, maar zou beslist ook doeltreffend zijn geweest. Acht maanden na het uitbreken van het conflict werd inderdaad een dergelijke poging gedaan. Maar Engeland scheen tegelijk binnen de wettelijkheid te willen blijven én zijn eigen belangen te willen vrijwaren. Zowel in het Oosten als in het Westen van Nigeria zijn de exploitatierechten van de petroleumvelden hoofdzakelijk in handen van Shell-BP, die bovendien een raffinaderij heeft in Port-Harcourt. | |
[pagina 757]
| |
Van de andere kant exploiteert de SAFRAP, een Franse maatschappij, afhangend van de staatsgroep Era-Elf, in Obai, 70 kilometer van Port Harcourt, een concessie van twee miljoen ton per jaar. Een te scherpe Britse stellingname kon Ojoekwoe ertoe brengen de Fransen voordeel te verschaffen. In het begin was de Britse regering overigens, op grond van militaire rapporten, van mening dat de federale troepen spoedig de overwinning zouden behalen. De Franse regering heeft zich officieel neutraal verklaard. Zij erkent ook alleen de federale regering. Zij weigerde aanvalswapens te leveren maar kwam vroeger aangegane verbintenissen na voor het leveren van munitie. Toch ageert ze niet tegen Biafra. De Franse investeringen in het Oosten vertegenwoordigen twee derden van de Franse investeringen in Nigeria, oftewel 72 miljoen F.Fr. Naast de reeds vermelde SAFRAP zijn er nog boor- en ontginningsmaatschappijen en constructiebedrijven; verder natuurlijk de Société Commerciale de l'Ouest Africain en de Compagnie Française de l'Afrique Occidentale, die daar allang gevestigd zijn, en enkele andere ondernemingen zoals Michelin en Air Liquide. Toch protesteert Lagos tegen de steun die aan Biafra zou geboden worden door de Franse oliemaatschappijen: zij zouden in Zwitserland grote sommen op de rekening van de opstandige regering gezet hebben. Ojoekwoe loochent dit echter formeel. Ook de Amerikanen houden zich neutraal, al voelen ze wel mee met Biafra. Totaal in beslag genomen door hun oorlog in Vietnam, hebben zij geen gevolg kunnen geven aan het verzoek van Biafra's gezant in New York, Kingslet Mbadiwe, om tussenbeide te komen en het bombarderen van burgerlijke doelwitten te doen stopzetten. Om zijn verzoek kracht bij te zetten wees Mbadiwe op de groeiende militaire hulp die Lagos krijgt van Groot-Brittannië, Egypte, Soedan en Tchaad. Het grootste gedeelte van de Amerikaanse technische en financiële hulp is de laatste jaren naar Nigeria gegaan. De houding van Groot-Brittanië maakt echter dat de Verenigde Staten tot nog toe niets voor Biafra gedaan hebben, ondanks het belang dat Biafra kan hebben voor de Amerikaanse investeringen in de toekomst. Portugal van zijn kant heeft met overtuiging de zijde van de Ibo gekozen. Van Lissabon uit worden regelmatig ladingen wapens en munitie (gekocht, zegt men, in Zwitserland van de internationale wapenhandelaars) naar Port Harcourt gevlogen: 's nachts, omdat de Egyptische piloten met hun Migs 's nachts niet over het woud durven vliegen. De radioverbindingen gaan via de eilanden San Tomé en Principe. Maar Port Harcourt ligt binnen het bereik van de Iljoesjins, die in februari zijn aangekomen en dreigt nu onbruikbaar te worden gemaakt. Misschien was er iets te verwachten van de Organisatie voor Afrikaanse Eenheid, maar ook die liet zich onbetuigd. Toen Ojoekwoe in augustus 1967, op de vooravond van de bijeenkomst van de staatshoofden in Kinshasa, een beroep deed op de Organisatie om te bemiddelen in dit drama, waarin immers het hele principe van de onafhankelijkheid op het spel staat, beriep de O.A.E. zich op artikel 3 van het charter van Addis Abbeba, waarin bepaald is dat aan | |
[pagina 758]
| |
de grenzen uit de koloniale tijd niet mag worden geraakt. Wel werd er een commissie aangesteld om het probleem te onderzoeken. Hierin zetelen Keizer Selassie, de presidenten Diori van Niger en Ahidjo van Kameroen en generaal Ankrah. Generaal Gowon heeft deze commissie echter niet eerder willen ontvangen dan toen hij zich zeker voelde van de overwinning. En toen is zij ook a priori het standpunt van Lagos bijgetreden: het gaat om een binnenlandse zaak van Nigeria; om vrede te herstellen moeten de Ibo de nieuwe federale structuur met de twaalf provincies aanvaarden en iedere vorm van onafhankelijkheid verzaken. De commissie is vooral gezwicht voor het argument: ‘Kan Nigeria niet één blijven, dan hebben de Afrikaanse staashoofden geen verhaal meer tegen andere eventuele afscheuringsbewegingen’. Zelf heb ik op 19 februari 1968 aan president Ahidjo in Yaounde gevraagd, wat hij dacht over het Nigeriaanse drama. Hij antwoordde me: ‘De O.A.E. heeft dat probleem in Kinshasa besproken. Wij blijven trouw aan de beslissingen die we daar genomen hebben. De integriteit van de Afrikaanse staten is heilig en wij zijn gekant tegen iedere afscheiding, waar dan ook’. Biafra heeft zich op 27 februari jl. tot de Verenigde Naties gewend. Waarom heeft secretaris-generaal U Thant, zoals voor Vietnam, de wereld niet bezworen een einde te stellen aan deze uitmoording van de Ibo. Het verzoek van Biafra werd niet aanvaard. U Thant gaf het niet eens door aan de delegaties: hij was van oordeel dat geen actie van hem vereist werd. Enkele dagen tevoren nochtans had Mgr. Conway, speciaal gezant van de paus, na een mislukte bemiddelingspoging, een boodschap verspreid, waarin hij de steun vroeg van de wereldmachten ‘om het verschrikkelijk gevaar te keren van een totale uitmoording van onschuldige burgers’. Deze oproep volgde op een weigering van Lagos om de Wereldraad van Kerken toe te laten geneesmiddelen te verschaffen aan Biafra. | |
BemiddelingHet argument van de Organisatie voor Afrikaanse Eenheid is achterhaald. Keizer Haile Selassie, die - om persoonlijke redenen - de clausule over de vrijwaring van de koloniale grenzen in het charter liet opnemen, weet best dat ze niet strookt met de historische en geografische gegevens van Afrika. Ze kan niet ten eeuwigen dage gehandhaafd blijven. Trouwens, wat Nigeria betreft, zijn de grenzen méér dan een juridische fictie? Bij de onafhankelijkheid was het statuut van Nigeria (federatie of confederatie) nog niet vastgelegd. Nieuwe verkiezingen moesten er vorm aan geven. Ook voor hen die het charter naar de letter willen volgen, ligt hier 'n mogelijkheid om het debat weer te openen. Weliswaar heeft met de onafhankelijkheid van de Afrikaanse staten het tribalisme de kop weer opgestoken en dat maakt de staatshoofden bang voor ‘precedenten’. Zij hopen de tijd te krijgen om het nationalisme zo te versterken, dat de stamgevoelens geneutraliseerd worden. Maar wijst de realiteit niet uit dat Nigeria een bijzonder geval is? Hoe wil men de situatie van de volkeren in dit land met zijn 45 of 50 miljoen inwoners | |
[pagina 759]
| |
vergelijken met Togo (2 miljoen), Dahomey (3 miljoen) of Gambia (350.000)? Wie in Biafra met de Ibo gesproken heeft, kan zich niet voorstellen dat de federatie ooit in haar oude vorm wordt hersteld. Het geweld en de hartstochten die hier opgelaaid zijn, hebben het probleem radicaal gewijzigd. De Ibo vecht verbeten om in leven te blijven. De jeugd zet zich in voor de oorlog. Meisjes leren het geweer hanteren, studenten die in Londen, Washington of Moskou studeerden, zijn naar huis teruggekeerd. Hier groeit een natie. Twaalf miljoen mannen en vrouwen zijn overtuigd van hun recht om een staat te stichten, evengoed als het eiland Mauritius of andere etnische eenheden. Ghana telt 7 miljoen inwoners, Ivoorkust 5 miljoen, Oppervolta 4.500.000, Senegal 3 miljoen. Waarom zou Biafra geen recht hebben op onafhankelijkheid? Ongetwijfeld, Afrika mag niet gebalkaniseerd worden. Wil dit werelddeel vooruitkomen, dan moeten grote economische groepen ontstaan. Maar daar bestaan soepele formules voor. De voorstellen die Ojoekwoe voorgelegd heeft aan de Conferentie van Staatshoofden in Kinshasa, vormen een goede basis voor bespreking: mits iedere staat het recht bewaart op eigen diensten, wil Biafra onderhandelen over een centraal beheer in bepaalde domeinen. Daaronder zouden vallen: economie, spoorwegen, havens, interterritoriale wegen, handelsvloot en luchtvaart, post en televerbindingen tussen de staten, meteorologie, douane en munt. De onder wij spoHtiek en het wetenschappelijk en technisch onderzoek zouden centraal gecoördineerd worden. Voor de diplomatieke betrekkingen en voor de nationaliteiten kunnen akkoorden gesloten worden. Een centraal gezagsorgaan, gevormd door de staatshoofden van de lidstaten, zou legislatieve functies krijgen en belast worden met de oriëntatie van de algemene politiek. Een uitvoerend orgaan, verantwoordelijk tegenover dit gezag, zou samengesteld worden uit twee of meer afgevaardigden van de lidstaten. Door de O.A.E. werden deze voorstellen verworpen; in kringen van deskundigen werden ze gunstig onthaald. De pers van Tanzania en Dakar, die toch onder een strenge auto-censuur staat, heeft ze besproken. Zeker, ook recente bemiddelingspogingen zijn mislukt. De missies van de minister van het Gemenebest en van de gezanten van het Vatikaan hebben niets opgeleverd. Maar het is tijd dat er een einde komt aan wat voorlopig nog een wanhopige rassenstrijd is, maar morgen een godsdienst- en een vernietigingsoorlog kan worden. De gruwel van deze oorlog maakt zwijgen tot lafheid. Het is daarom goed dat de presidenten Senghor en Nyerere, op 4 maart in Dakar bijeen, deze volkerenmoord en verdrukking van minderheden veroordeeld hebben. Zij deden een oproep ‘om de problemen van deze gebieden op te lossen door gesprek en onderhandelingen op basis van de principes van het Handvest der Verenigde Naties, het Handvest van de O.A.E. en meer in het bijzonder van de Verklaring van de Rechten van de Mens’. Krachtiger en meer spectaculair was op 5 maart de gezamenlijke oproep van de Katholieke Kerk en de Oecumenische Raad van Kerken ‘om onmiddellijk de vijandelijkheden te staken en een duurzame vrede te stichten door eervolle onderhandelingen, volgens edele Afrikaanse traditie’. |
|