bijgestreefd type; men kan even goed volhouden dat hij de toekomst voor zich heeft. ‘Federalisme’ is evenmin een leeg omhulsel, waarvan niemand de inhoud kan bepalen. Het ligt toch voor de hand dat federalisme, in een staat van het gangbare democratische type, zowel een eigen parlement (eventueel samengesteld uit dezelfde parlementairen die ook in dat van de federatie zetelen) als een eigen, zij het ook beperkte regering veronderstelt. Hierbij komt een eigen administratie, die mogelijk is zonder een uitbreiding van de bestaande, en slechts een hergroepering vergt, en natuurlijk een eigen begroting voor iedere deelstaat. Zoals iedere staat hebben ook de deelstaten in een federatie een eigen grondgebied. Hierbij kan hoogstens de bijzondere situatie van de gemengde hoofdstad een specifieke moeilijkheid doen rijzen.
Brussel, of juister gezegd de francofone meerderheid in deze agglomeratie, verkiest de unitaire structuren, maar houdt een federalisme met drie in reserve. Hier is de evolutie der jongste maanden bijzonder interessant. Men tracht een Brussels saamhorigheidsgevoel, men zou bijna zeggen een Brussels patriotisme in de plaats en als erfgenaam van het Belgische patriottisme op te roepen. Dezelfden die vele tientallen jaren lang in het land slechts ‘Belgen’ konden bespeuren en ieder onderscheid tussen Vlamingen en Walen afwezen, komen thans op voor het ‘Brussel aan de Brusselaars’. Tegelijkertijd wordt een frontvorming van francofone Brusselaars en Walen nagestreefd, die indien zij slaagt, iedere grondslag wegneemt voor een derde, Brusselse deelstaat.
Het is niet meer voorbarig zich een ogenblik af te vragen hoe zulke federatie er in feite uit zou kunnen zien. De Vlaamse deelstaat zou aanzienlijk veel groter zijn dan de Waalse, met een talrijker bevolking, en een gunstige geografische ligging. Hij zou ook regeerbaar zijn, wat de Belgische eenheidsstaat steeds minder is. Nog afgezien van de solidariteit, die in nieuwe naties die tot staatsvorming komen steeds zeer sterk is, zijn de politieke afstanden en de belangentegenstellingen in Vlaanderen kleiner dan in Wallonië of in ‘Francofonië’. Vele ongebruikte energieën zouden loskomen, vele complexen snel verdwijnen, en zelfs de taalwetgeving wordt grotendeels overbodig. De aantrekkingskracht op Brussel, en niet enkel op de Vlamingen te Brussel, zou groot zijn, en na enige tijd volstaan om ook te Brussel een einde te maken aan de verfransing en een normale aanwezigheid van de Vlamingen te verzekeren.
Het is nogmaals een paradox, dat dezelfden die steeds de nadruk leggen op de zeer sterke banden van alle aard die Vlaanderen met Wallonië verbinden, en die steeds weer de Europese integratie tegen een federalisering van België uitspelen, volhouden dat deze federalisering op korte termijn een catastrofaal einde van België zou meebrengen. Indien deze banden bestaan, en ze zijn niet te ontkennen, en overigens nogal voor de hand liggend in twee aangrenzende gebieden, dan zullen ze zich ook in andere, federale structuren doen gelden, misschien beter en duidelijker dan in de huidige. Indien het land een oude economische eenheid vormt, en Europa dat reeds geworden is, dan is het toch uitgesloten, dat een politieke federalisme hieraan nog afbreuk zou kunnen doen, evenmin als de economische eenheid van de vele andere bondstaten in de wereld ooit bedreigd is.