Streven. Jaargang 21
(1967-1968)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 478]
| |
Kolakowski's filosofie van de nar
| |
Oost en WestLeszek Kolakowski leeft niet alleen geografisch en wijsgerig, maar ook psychisch op de grens van Oost en West. Hij is katholiek van geboorte, kreeg zijn middelbare-schoolopleiding bij de paters Dominicanen en werd tijdens de Tweede Wereldoorlog tot het marxisme bekeerd. Na een studie in de wijsbegeerte aan de universiteit van Lodz en een assistentschap aan de universiteit van Warschau voltooide hij zijn studie in Nederland en Frankrijk. Hij promoveerde in 1958 op een dissertatie over Spinoza en in hetzelfde jaar kreeg hij een benoeming als hoogleraar in de moderne geschiedenis van de wijsbegeerte aan de universiteit van Warschau. Aan diezelfde universiteit hield hij vorig jaar oktober een geruchtmakende lezing over de desillusie van de Polen nadat hen in oktober 1956 door Gomulka een nieuwe toekomst beloofd was. Het enthou- | |
[pagina 479]
| |
siasme van de toehoorders - voornamelijk studenten, maar ook hoogleraren en docenten - was omgekeerd evenredig met de reactie van de partij. Veertien dagen na Kolakowski's optreden was zijn royement een feit. De oktober-lezing was echter slechts een aanleiding geweest. Het vrijzinnige marxisme van Kolakowski had reeds in 1957 de verontrusting van de partijleiding gewekt. Nog vóór het begin van de ‘Poolse lente’, in september 1956, had Kolakowski in het maandblad van de partij, Nowe Drogi (Nieuwe wegen), een opmerkelijke aanval gedaan op enige klassiek-marxistische dogma's die volgens hem verouderd waren: de theorie van de socialistische revolutie, de theorie van de partij en haar leidende rol in de staat en de ijzeren wet van Marx, volgens welke de kapitalistische maatschappij een steeds grotere opeenhoping van ellende zou veroorzaken. Bovendien bepleitte Kolakowski een verbreken van de banden tussen wetenschap en politiek. Op het einde van dit artikel sprak hij een felle veroordeling uit over de marxistische dogmatiek: ‘Het feit dat het marxisme tot een fetisj is geworden, dat het gedegradeerd is tot de rol van een conventioneel apologetisch ornament, dat slechts een plaats heeft aan de façade van de maatschappij, heeft bewerkt dat het zich van het bloed van het intellectuele leven verandert in het vergif ervan. Tenslotte kan men ook een precisie-instrument gebruiken om koppen af te slaan. Voor de ontwikkeling van het theoretische arsenaal van het politieke bedrijf heeft men geen behoefte aan “nieuwe formuleringen” die men van buiten moet leren, maar aan een objectieve en technisch hoogstaande analyse van de nieuwe - en de oude - sociale verschijnselen. Men heeft daarvoor vertrouwen nodig in de zelfkennis van de vertegenwoordigers van de wetenschappen en in het socialistische bewustzijn van de intelligentsia, zonder wie het onmogelijk is de mythologie uit het geestelijk leven te verbannen, het primitivisme en de achterlijkheid uit de cultuur, de blindheid en de lichtzinnigheid uit de politiek, het bijgeloof uit het zedelijk leven en ieder soort achterlijkheid uit het menselijk leven’. Deze apotheose van Kolakowski's artikel werd niet geschreven als een argument tégen het marxisme, maar juist uit naam van het marxisme. Het klonk als een nieuw marxistisch program en dat Kolakowski het ook zelf als een program beschouwde, is uit al zijn latere publikaties gebleken. | |
Zicht op de werkelijkheidNiet alleen het marxisme, maar ook andere door dogma's ingekapselde levens-en wereldbeschouwingen vertonen volgens Kolakowski kortsluitings-verschijnselen. Hij ontdekte opnieuw de antinomie tussen denken en doen, tussen de wereld der waarden en de werkelijke wereld. Het ging hem er om de wijsbegeerte weer een sociale functie te geven, waarbij niet het dogma, maar de werkelijkheid van alledag doorslaggevend is. Kolakowski beseft, dat de wereld in beweging is en om een heldere kijk te hebben op die bewegende wereld heeft hij behoefte aan een marxisme-in-beweging. In navolging van de Cartesiaanse methodische twijfel zou men de werkwijze | |
[pagina 480]
| |
van Kolakowski een methodische kritiek kunnen noemen. Dat betekent een bereidheid om iedere stelling, ieder dogma principieel aan kritiek, discussie en revisie te onderwerpen. Of het nu gaat om de zin van het filosoferen of om de tegenstelling tussen naaktheid en verhulling in de natuur: Kolakowski zoekt voortdurend met scherpe, tegen de dogmatiek gerichte analyses de meest ‘effectieve’ oplossing. Hij gaat uit van de werkelijkheid zoals die door iedere mens dag in dag uit ervaren wordt. In een artikel uit 1959, De priester en de nar getiteld (het is het laatste hoofdstuk uit het boek De mens zonder alternatief), heeft Kolakowski het scherpst zijn standpunt geformuleerd. Als wijsgeer vervult hij inderdaad de functie van een nar: hij verkeert weliswaar aan de zijde der machtigen (de marxisten), maar zelf beschikt hij alleen over de macht van het woord. Hij merkt op wat de machtigen niet kunnen merken. Soms is zijn bijtende kritiek de machtigen welgevallig - maar meestal begrijpen ze er dan de portee niet van. In de meeste gevallen is het gelijk echter zo duidelijk aan de zijde van de nar, dat de machtigen er boos om worden. En wat iedere nar tenslotte onvermijdelijk overkomt, is ook het lot van Kolakowski geworden - hij werd uit het paleis gegooid, geroyeerd. Over de gesteldheid van de nar schreef Kolakowski in het genoemde artikel: ‘De nar is de twijfelaar aan alles wat vanzelfsprekend is. Hij verkeert weliswaar in goed gezelschap, maar hij behoort er niet toe en debiteert daarom brutaliteiten. De houding van de nar bestaat hierin, dat hij voortdurend erover nadenkt of tegengestelde ideeën misschien geen gelijk hebben. Zijn houding is van nature dialectisch. Zij wordt echter niet geregeerd door de zucht naar tegenspraak, maar door het wantrouwen ten opzichte van de gestabiliseerde wereld’. Zijn wereldvisie definieert Kolakowski aldus: ‘het gaat ons om goedheid zonder toegevendheid, moed zonder fanatisme, intelligentie zonder vertwijfeling en hoop zonder blindheid’. Ook deze wereldvisie is in zekere zin natuurlijk een utopie, maar Kolakowski's wenswereld staat heel wat dichter bij de realiteit dan het in dogma's gevangen marxistische paradijs. Kolakowski doet eigenlijk alleen maar een beroep op het gezonde verstand - zoals ook de nar pleegt te doen. | |
De visie van de narHet narrige karakter van Kolakowski's denken wordt nog onderstreept door zijn ongetwijfeld bijzonder groot literair talent. Juist omdat Kolakowski zich zo verbonden voelt met de werkelijkheid, gebruikt hij in zijn wijsgerige essays een procédé dat bijzonder aanspreekt en tevens provoceert. Hij knoopt vrijwel altijd aan bij de actualiteit en stelt met behulp van scherpzinnige aforismen het dogma aan de kaak. Als een werkelijke nar zegt hij waarheden waarom men aanvankelijk glimlacht, om daarna tot de bittere ontdekking te komen, dat die waarheid deze of gene levensbeschouwing volkomen ondergraaft. Kolakowski heeft echter niet alleen door middel van essays zijn denkwijze gepopulariseerd. Een van zijn meest succesvolle ‘propaganda’-middelen is een serie stichtende verhalen en sprookjes, waarin hij onder het mom van de pseu- | |
[pagina 481]
| |
do-exegeet of de verteller zijn wijsgerige inzichten tot uitdrukking brengt. In het eerste deel van De hemelsleutel becommentarieert Kolakowski enkele episodes uit het Oude Testament. Hij doet dit op een bijzonder ironische manier, met weinig eerbied voor het heilige van de geschiedenis. Zijn wereldse commentaar op de gewijde historie illustreert echter de onzekerheid en onrechtvaardigheid van het leven, de antinomie tussen theorie en praktijk. In het tweede deel van deze bundel worden dertien fabels verteld. Deze fabels lijken volkomen absurd, maar juist in die absurditeit wordt het groteske van het menselijke leven aangetoond. En opnieuw slaagt Kolakowski er in de antinomieën van het bestaan helder uit te drukken. De wijsgeer-nar Kolakowski is uiteindelijk een advocaat van de groteske. Zijn denken is een reactie op de gladstrijkerij van het marxisme (en van vele andere levensbeschouwingen). Zijn zicht op de werkelijkheid is in overeenstemming met de voortdurende veranderingen die er in de wereld plaats vinden. Kolakowski verabsoluteert zijn zienswijze echter niet omdat hij steeds weer in con-tact wil blijven met andere wijsgerige zienswijzen. Men zou Kolakowski een relativist kunnen noemen, maar het gaat dan om een positief relativisme. Een specimen van dit relativisme vindt men in de volgende Bijbelse vertelling van Kolakowski. |
|