of u bent verloren. Er is geen tussenweg. Er is helemaal géén weg. Er is alleen een labyrint van fruitige en bloeiende kleuren (het groen van zure appelen, het oranje van Fanta, het blauw van Fatima, het wit van Witte Donderdag, het zwart van Raveel), een verwarring van neerhof en sanitair (eenden, afvoerbuizen en lavabo's), een superieur negéren van de officiële perspectief, de officiële kleurenharmonie, het officiële vlak. In ruil daarvoor: een àndere perspectief of een anti-perspectief, geraffineerd vulgaire kleurstoten, en overal een fris en vitaal met-het-hoofd-tegen-de-muur-lopen.
Laat u kneden, drijf en dobber zomaar wat rond, verlies uw stuur, en ontdek uw zintuigen till you loose your senses. Het gaat om eten en drinken, om glimlachen, om spelen en gespeeld worden, om verrukt zijn. De ervaring is even complex en even eenvoudig als: gelukkig zijn.
Voor Raveel was het scheppen van het Beerveldse ‘environment’ (einde 1966, eerste maanden van '67) niets anders dan het realiseren in de ruimte van wat hij reeds lang nastreefde in zijn schilderijen: het doorbreken van de grenzen van het chevaletstuk, het kleuren en animeren van een hele ruimte, het introduceren van de elementen toeval, spel, beweging (met bijvoorbeeld een draaibaar wiel, een levende duif), het actief betrekken van de beschouwer in het oeuvre. Ook voor Raoul De Keyser ging het niet om een experiment: zijn schilderkunst was ook vroeger al driedimensionaal, uitvloeiend in boxen, in kleur-objecten, in shaped canvas. En waar zij dat niet doet, vreet zij de ruimte aan met de geniepige kunstgrepen van het trompe-l'oeil.
Elias en Lucassen hebben niet die pretentie. Zij vergenoegen zich met malsgeschilderde, humoristische, fleurige fresco's. Hun kunst bezit de irriterende pseudo-naïefheid van volkskunst en van kindertekeningen, voortgebracht door academisch-geschoolde volwassenen. Inzake dubbelzinnigheid zijn de vier spitsbroeders aan elkaar gewaagd; zij hebben zich te Beervelde kostelijk geamuseerd en zodoende kunstgeschiedenis gemaakt. Immers: hoe lang was het geleden dat nog eens een collectief kunstwerk was ontstaan in een equipe-geest die men sedert de ateliers uit de baroktijd verloren waande? En wie in België, buiten Delvaux (Albertina) en Magritte (Casino Knokke), tastte al schilderend zo diep de architectuur aan? Men kan er de fresco's van Pompeï bij slepen, en Mantegna's Sala degli Sposi, en het trompe-l'oeil van de midden-Europese rococo; maar het is wel duidelijk dat Raveel-and-his-boys hun aanval spontaner en zuiverder-picturaal gepleegd hebben, en dat hij slechts in deze post-abstracte tijd mogelijk was. Hij dankt er zijn percutante felheid aan en zijn bevrijdende werking.
Reactie en summa. Afrekening met de decoratieve taboes, met alle abstracte én figuratieve academismen, met de heilige ernst, met de salon-esthetica. Monument van de nieuwe figuratie, van de objectieve zichtbaarheid, van de ‘totale’ schilderkunst, van de openheid. Men kan met deze kelder àlle richtingen uit.