Streven. Jaargang 21
(1967-1968)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 386]
| |
Twee boekjes over VietnamGa naar voetnoot1
| |
[pagina 387]
| |
dukten ‘objectief’ wil laten noemenGa naar voetnoot3. De eerste regel is wel, dat je je niet beroept op een of andere wetenschappelijke graad, wanneer je mening of je werk daar niets mee te maken heeft. Een gepromoveerd ornitholoog mag best over Vietnam schrijven, als hij zich dan maar houdt bij de flora en fauna (en zijn beschouwingen verder ook nog baseert op wat er over die flora al onderzocht en bekend is). Als zo'n man zijn mening geeft over de Vietnamese oorlog spreekt hij als geïnteresseerd staatsburger, in ieder geval als leek. En dat dient hij dan te vermelden. Broekmeijer maakt voortdurend gewag van al zijn titels en kwalificaties; met name zijn doctorstitel siert ook op dit boekje de omslag. Maar er is niets, maar dan ook helemaal niets in het hele geschrift dat met wetenschap of wetenschapsbeoefening te maken heeft. Integendeel: het is de visie van de heer Broekmeijer, die 116 bladzijden lang wordt opgelepeld en waarop die visie berust blijft ons zorgvuldig onthouden. Er is geen bronvermelding te vinden in het hele boek. Er worden wel namen genoemd: Schlesinger bv. op p. 62, en dat gaat dan als volgt: ‘In his book “The Bitter Heritage” Mr. Schlesinger shows that he does not understand what is going on in Vietnam’.... en dat wordt vervolgens in een halve pagina niet aangetoond. Daarna wordt Galbraith in de mangel genomen, want die ‘holds another muddled view with regard to Vietnam’. Even verderop over beiden: ‘These so called experts on world-affairs, lacking insight in the true social and political situation in these troubled areas and above all in military affairs, are responsible for some of the misguided opinions held by the general public’ (p. 63)Ga naar voetnoot4. Als Broekmeijer deze scheldpartij een wetenschappelijke uiteenzetting noemt, en als hij meent dit geschrijf met zijn doctorstitel te moeten sieren, lijkt de vraag gerechtvaardigd of die titel niet op een ernstige vergissing berustGa naar voetnoot5.
Ik ben om meer dan één reden nijdig. Broekmeijer mag zijn mening hebben, en hij mag hem ook nog zo belangrijk vinden dat hij den volke daarvan uitgebreid kond wil doen. ‘Láát hem’; er zijn officieren die minder ongevaarlijke bezigheden verrichten, zowel voor zichzelf als voor de rest van de wereldGa naar voetnoot6. | |
[pagina 388]
| |
Maar hij dient er ook rekening mee te houden dat hij in een democratie leeft. Hij schrijft er op los, alsof hij de ongecontroleerde spreekbuis van een vast in het zadel zittende potentaat is, waarvan hij de beperkte visies ongestraft en onbesproken kan uitdragen. Hij heeft het mis. Er bestaat een vloed van informatie - bv. over Vietnam, en van mensen die er óók zijn geweest, en langer dan zes weken, en met meer kennis van zaken toegerust. Als hij meent die informatie rustig naast zich neer te kunnen leggen, neemt hij een houding aan die past in een staatssysteem waar maar één mening ongestraft als de juiste verkondigd kan worden, (nl. de zijne), en waar je niet beducht hoeft te zijn voor kritiek. Het minste wat hij in een democratie kan doen, is zijn gedachtengang en zijn mening verantwoorden. D.w.z.: aangeven welke informatie op welke grond door hem van geen of weinig belang wordt geacht, welke bronnen hij heeft benut, hoe de betrouwbaarheid van die bronnen te meten is. Dan kun je er tenminste een gesprek over gaan voeren. Nu moet ik Broekmeijers gebundelde opinies lezen als een bijbel, in het geloof dat deze autoriteit (zie achterflap) het inderdaad bij het rechte eind heeft. Wel, ik voor mij heb de fase van het onbeperkte vertrouwen in de opgediende autoriteit achter mij. Het valt niet te rijmen met het gedrag dat van mij als democraat en als iemand die professioneel met wetenschap bezig is, wordt verwacht. Ik wil wéten, waarop Broekmeijer (bv.) de kreet baseert dat ‘China will try to extend its influence, by every possible means, by open fighting as well as by assisting revolutionary movements. It will support every insurgency whitch it can label a war of national liberation. It will support agression by Communist neighbor states’.... enzovoorts, bladzijde 14. Wáár is de bewijsvoering? Wáár blijkt het uit? Welk Chinees gedrag geeft aanleiding tot zelfs maar het máken van deze veronderstelling? En als Broekmeijer daar zelf geen studies over heeft verricht, op wie beroept hij zich dan? Ik heb nog geen sinoloog iets dergelijks horen beweren - integendeel - en voorzover ik in de internationale betrekkingen thuis ben, valt het mij elke keer weer op hoe uitermate voorzichtig de Chinezen manipuleren, hoe zelden zij werkelijk tot het gebruik van geweld zijn te bewegen en hoe weinig er te merken is van Chinese troepen, bijvoorbeeld in Vietnam (waar nu wel rond de 700.000 Amerikanen bij de strijd zijn betrokken). Maar ik ben geen generaal, en ik zal er ook wel niks van weten, evenmin als natuurlijk de sinologen, of welke serieuze student van internationale betrekkingen in het algemeen. Op de volgende pagina (op elke pagina is het trouwens raak) maakt Broekmeijer het zo mogelijk nog bonter. ‘Nehru's faith in the broterhood of China was.... shattered in the mountains of the Himalaya’. Wat ik bij Broekmeijer niet lees, is dat India het er ook wel naar had gemaakt; dat de onderhandelingen over de vaststelling van de wederzijdse grenzen tussen China enerzijds en Pakistan, India en Burma anderzijds door de koppigheid van India onsuccesvol waren gebleven, en met Pakistan en Burma bevredigend waren verlopen - landen die dan ook al jarenlang normale betrekkingen met China onderhouden, en waar geen sprake is van ‘subversion’, of ‘liberation wars’. Het is om er moedeloos van te worden. Wat moet je hier nu mee? Eén antwoord is, het ernstig bestuderen, alle argumenten en beweringen uitge- | |
[pagina 389]
| |
breid analyseren, op zoek gaan naar des auteurs bronnen, en nagaan wat er nog meer over bekend is en wat er zoal over te zeggen valt. Ik denk dat de weinigen die van deze zaken serieus studie maken, hun tijd wel beter zullen kunnen besteden. Daar komt nog bij, dat het waarschijnlijk geen zin heeft: ‘de generaal vertelt verder’, en er is niets dat hem kan stoppen zolang er een uitgever te vinden is die aan deze politieke pornografie papier wil verspillen.
Een ander antwoord is, zoeken naar wat dieper liggende verklaringen: langzamerhand komt ook dat een beetje van de grond, er bestaan studies over ‘paranoïde elementen’ in de vorming van meningen en houdingen, en in de fundering van een bepaalde politiek. Ik heb in een vorig artikelGa naar voetnoot7 een poging gedaan enkele elementen voor zo'n verklaring bijeen te brengen. De vraag dient nl. niet te zijn, of iemand wel intelligent genoeg is. Het gaat erom of iemands ‘wereldbeeld’ verouderd en verroest is. In de termen van Van Benthem van den Bergh: welke ‘interpretatiekaders’ iemand hanteert. Dat brengt mij op het tweede boekje, waar ik in dit artikel met enige nadruk de aandacht op wil vestigen: het vlugschrift van ‘De Gids’ over Vietnam en de Ideologie van het Westen, van ene G. van Benthem van den Bergh. In het hele werkje valt over de auteur verder niets te vinden; wij worden in het onzekere gelaten omtrent zijn titulatuur, rang, bezoldiging, of eventuele wetenschappelijke mérites en ook wordt ons door een welwillende uitgever niets behartenswaardigs - op een flap of zo - meegedeeld omtrent 's mans kwaliteiten inzake het probleem Vietnam. Dat vind ik nou aardig. Ik weet niet van te voren wat ik aan de man heb, dus zal ik hem moeten meten aan zijn betoog. De Amerikaanse psycholoog Milton Rokeach heeft een studie geschreven onder de titel The open and the closed mind: je kunt mensen onderverdelen in degenen die de meeste waarde hechten aan de argumenten (open mind) en degenen die het eerst kijken naar de gezagspositie van de vent die de argumenten hanteert (closed mind). Ik kan over Van Benthem van den Bergh's betoog kort zijn. Het is het beste stuk literatuur over Vietnam dat bij mijn weten in het Nederlands is verschenen. Niet alleen dat het exacte informatie verschaft omtrent Vietnam - mét bronvermeldingen; bovendien heeft Van Benthem van den Berg zich gewaagd aan een verklaring van de merkwaardige langs-elkaar-heen-schreeuwerij over Vietnam die wij een discussie plegen te noemen. Mensen, zo meent vBvdB, bepalen hun mening op basis van hun ‘wereldbeeld’; en dat is ook in het zg. vrije westen een nogal hecht doortimmerde ideologie. Communistische landen zijn agressief en streven naar wereldverovering: dat is een politiek dogma, en er valt geen speld tussen te krijgen. Onwelgevallige feiten - feiten dus die daar niet mee in overeenstemming zijn - worden onder de tafel gewerkt, vervalst of niet ter kennis genomen. Uit. Ik vind er o.a. de heer Broekmeijer aardig in geportretteerd, al voert vBvdB een andere notoire communistenvreter ten tonele (J. de Kadt) met | |
[pagina 390]
| |
wie hij op zijn beurt een discussie onmogelijk achtGa naar voetnoot8. Die verklaring is, althans voorlopig, afdoende. Op sociaal-psychologisch of sociologisch vlak zou je geneigd zijn er een werkhypothese van te maken en er eens wat onderzoek aan te wijden - maar het lijkt mij het soort hypothese waarin verondersteld wordt dat boeren voornamelijk agrarische belangstelling hebben. Je hoeft m.a.w. niet te onderzoeken om te weten dat je er niet veel naast kunt zitten.
Het werkje is verplichte literatuur voor iedereen die zichzelf serieus neemt en zijn verantwoordelijkheid voor wat er nu en verderop gaat gebeuren, beseft. De Broekmeijer-fanclub zal het niet lezen; tot die club reken ik voorlopig ook Mr. Luns, die voor Nederland de buitenlandse politiek bepaalt (wat betreft Vietnam, zónder met de wens van de volksvertegenwoordiging rekening te willen houden zoals hij onlangs te kennen gaf). Aan hem is Van Benthem van den Bergh's werkje ‘tegen beter weten in’ opgedragen. De auteur is - het zij hier dan maar vermeld - docent voor internationale betrekkingen aan het Institute of Social Studies; hij is verbonden aan de Universiteit te Leiden waar hij kortgeleden is teruggekeerd na een tweejarig verblijf in de Verenigde Staten (Berkeley en Harvard). Hij voert in dit boekje geen wetenschappelijke titulatuur op, kennelijk omdat hij meent dat dit werkje met wetenschap weinig te doen heeft. Wel, daarover kan worden getwist. Ik ken er andere, die heel wat minder reden hebben om zich met een wetenschappelijk aureool te omhullen. |
|