| |
| |
| |
De kunst van de ‘stecci’
Nada Miletic
Tegen het einde van de dertiende eeuw, op een ogenblik dat er langs de Adriatische kust al monumentale kathedralen gebouwd zijn en het naburige Servië al kloosters met vermaarde fresco's bezit, ontstaat in het land van Bosnië en Herzegowina een kunstvorm die door een samenloop van omstandigheden kenmerkend zou worden voor deze Balkanstreek en uitdrukking vindt in een indrukwekkend aantal al dan niet versierde grafstenen. Aanknopend bij oude tradities en legenden noemt de volksmond de vindplaatsen van deze monumenten, ‘griekse begraafplaatsen’, ‘begraafplaatsen van de bruiloftsgasten’, of ‘van de reuzen’. De archeologen daarentegen spreken liever van de ‘stecci’, in het enkelvoud ‘stecak’, de oude benaming voor de grafmonumenten in het middel-eeuwse Bosnië.
De oorsprong van deze grafmonumenten gaat terug tot de tweede helf van de twaalfde, het begin van de dertiende eeuw. De oudste stecak die we bezitten, dateert echter pas van een eeuw later. Haar hoogste bloei kent deze kunst in de tweede helft van de veertiende eeuw. In de eerste decennia van de zestiende eeuw, onder de Turkse overheersing, verdwijnt ze om plaats te maken voor weer andere kunstvormen. De geografische spreiding van deze grafmonumenten volgt die van de culturele expansie van het toenmalige Bosnië; stecci vindt men ver buiten de landsgrenzen van Bosnië, in een gebied dat ook Herzegowina, Montenegro, Dalmatië omvat en zelfs streken die nooit tot Bosnië behoord hebben, zoals Lika, een gedeelte van Slavonië en het westen van Servië. Het klassieke gebied van de stecci blijft evenwel Bosnië, Herzegowina en Imotska Krajina. Enkele tienduizenden van die stecci zijn bewaard gebleven. Ze staan verspreid over de hele streek, in een van de mooiste landschappen van de Balkan: boven op een berg of diep in een vallei, bij een bergmeer of een rivier, op de canyons, of bij de kust, langs oude wegen, bij het puin van kerken of van illyrische burchten. Aangezien ze deel uitmaakten van de gesloten stam- of familienederzetting, komen ze bijna altijd voor in grote necropolen of in kleinere groepen, een enkele keer slechts geïsoleerd, en geven ze een duidelijk beeld van de sociale structuur van het feodale Bosnië. En zelfs hun situatie in de necropool, hun vorm en versiering zijn een neerslag van de verhoudingen in deze maatschappij. De regelmatige rijen van graven, die we in bijna alle grote begraafplaatsen
| |
| |
aantreffen, gaan beslist terug op de oude traditie van de rijvormige begraafplaatsen, die zo karakteristiek waren voor de voorgaande eeuwen.
De vele verschillende vormen van de stecci kunnen herleid worden tot enkele typen, die daar elk een serie varianten vertonen. Van de bescheiden grafplaat of de eenvoudige koffer tot de sacrofaag, het kruis of de obelisk, verraden al deze vormen bovendien de vele invloeden die in de loop van eeuwen op deze streek hebben ingewerkt. Elk van deze vormen heeft een eigen ontwikkeling gehad, bepaald door zijn geografische, historische, sociale en culturele context. Buiten die ontwikkeling blijft alleen een groep van grafstenen, ongehouwen stenen en zogenaamd lage gedenkstenen, in een gedeelte van Oost-Bosnië. De in de middeleeuwen algemeen bekende eenvoudige grafsteen is de meest voorkomende vorm van de stecak in Herzegowina en in een gedeelte van Montenegro. In Bosnië treft men hem slechts sporadisch aan. Meestal vertoont hij indrukwekkende afmetingen en een versiering van bandornamenten, symbolische tekens en heraldische motieven. De meest karakteristieke vorm van de stecak is echter de kistvorm. We treffen hem aan in alle mogelijke variaties: met of zonder voetstuk, rijk versierd of sober, met of zonder inscripties, van bescheiden afmetingen of van monumentale allures. Ook de sarcofaagvorm - juister: de monoliet die uitloopt in de vorm van een zadeldak - komt voor in het hele gebied van het oude Bosnië. Van de ene streek tot de andere laat deze zo'n grote verscheidenheid van vormen en verhoudingen zien, dat hij op zichzelf al voldoende gegevens verstrekt om een inzicht te krijgen in verschillende artistieke milieus. Zware, massieve of lichte, hoog opgerichte sarcofagen aan de ene kant, aan de andere de lage, uitgelengde uit Oost-Bosnië en West-Servië, die met hun spiraalmotieven een afzonderlijke groep vormen. De sarcofaag was de meest markante van de grafmonumenten en werd daarom steeds opgericht ter nagedachtenis van de voornaamste van de groep; dit verklaart ook dat de rijkste versieringen op sarcofagen te vinden zijn. Een
merkwaardig specimen hiervan is het monument van Donja Zgosca. Het fenomeen van de sarcofaag was in deze streek wel onvermijdelijk: de antieke traditie van het land en de kunst van de omliggende gebieden, waardoor de traditie nog versterkt werd, leidden ertoe, het graf op te vatten als een woning voor de overledene.
Via een heel andere weg werd de vorm geschapen die we, bij gebrek aan een nauwkeuriger benaming, de hoge kist zullen noemen. Hoog opgericht, elegant van verhoudingen, steeds versierd met een bogenrij, bevat deze kist slechts één mogelijke verwijzing: naar de kolonnades van de huizen in Herzegowina. Deze vorm komt haast uitsluitend voor in Oost-Herzegowina, het naburige Montenegro en in een enge strook van West-Herzegowina. In Herzegowina en in West-Bosnië treft men de stecak in de vorm van een kruis aan. Soms werd er bij dit kruis ook een grafplaat aangebracht. Opmerkelijk is de groep antropomorfe kruisen, rijkelijk versierd met bogen, symbolische tekens en portretten. De obelisk en de ‘nisan’ (een lage zuil van Turkse inspiratie), die omwille van hun ornamentiek bij de stecci mogen gerekend worden, treft men alleen in Bosnië aan en bij grote uitzondering in West-Servië en Sandzak. Het is de
| |
| |
meest recente vorm van de stecci, waarvan de oorsprong ontegenzeggelijk in het Oosten te zoeken is.
Zo verscheiden de vorm van deze monumenten is, zo rijk aan motieven en variaties op die motieven is hun iconografisch repertorium. Hoewel vele motieven en details vaak aan een classificatie ontsnappen, kunnen ze in grote lijnen toch ingedeeld worden in geometrische versieringen, symbolische tekens, dieren plantmotieven, architectonische motieven en allerlei figuratieve voorstellingen. Wel moet ervoor gewaarschuwd worden dat we er nooit helemaal zeker van kunnen zijn of we een of andere versiering wel juist lezen en bovendien treden ze op in talloze verschillende combinaties, zodat sommige motieven telkens weer een andere betekenis krijgen. Zelfs de meest eenvoudige versiering, de smalle, gevlochten band op de rand van de lage bosnische sarcofagen, kan, wanneer ze diagonaal is aangebracht, een architectonische constructie aanduiden, net zoals een fries van driehoeken op de schuine kant van een sarcofaag een echt dak kan suggereren. De fries met klaver bladranden op de stecci van Herzegowina, die op een grafplaat of grafkist niets anders dan het kader voor de versiering aangeeft, krijgt op een sarcofaag de betekenis van een dakrand. De variabiliteit van de interpretatie heeft echter vooral betrekking op de symbolische tekens: kruis, swastika, cirkel, rozet. Hun betekenis hangt af van de compositie waarin ze zich bevinden.
Het spiraalmotief is al even complex, des te meer omdat het in een uitgestrekt gebied voorkomt en steeds in nieuwe en anders gestileerde vormen. In Oost-Herzegowina wordt de spiraal gecombineerd met het kruis en de druiventros; in Imotska Krajina komt zij steeds voor onder de vorm van twee voluten met een gemeenschappelijke wortel; in Bosnië en in de Drinavallei neemt zij weer een heel andere vorm aan. Nog afgezien van haar decoratieve of symbolische betekenis, kan de groepering van de verschillende vormen waarin de spiraal voorkomt, tot nauwkeuriger inzicht leiden in de studie van de stecci. Zwaard en schild, uiteraard symbolen van een sociale stand, zijn de meest afgebeelde wapens, vooral in Herzegowina en langs de kust. De vorm waarin ze afgebeeld zijn, maakt vaak een tamelijk nauwkeurige datering mogelijk. Lans en dolk vullen deze heraldische voorstellingen aan, evenals de hand die het zwaard vasthoudt, een motief dat voor verschillende interpretaties vatbaar is.
De plantvormige motieven - wijnranken, loofwerk, palmetten, druiventrossen, gestileerde bomen, alleen of in rij - vertonen dezelfde verscheidenheid. Soortgelijke motieven werden in de kunst van die tijd algemeen gebruikt, maar op de grafmonumenten hebben ze waarschijnlijk een bijzondere betekenis. De bloemversieringen op de graven in de Drinavallei zijn wel heel typisch. De diermotieven, bekend door de oude Physiologus en de middeleeuwse bestiaria, worden voorgesteld in de meest merkwaardige thematische en stilistische combinaties, al komen ze ook afzonderlijk voor. Het hert neemt hier de belangrijkste plaats in. Wat tenslotte de architectonische figuren betreft, meestal worden ze gevormd door een rij bogen, soms schematisch, soms realistisch, maar in de meeste gevallen sterk gestileerd. In Herzegowina en Montenegro komen ze voor als zelfstandige versiering in de vorm van romaanse rondbogen of goti- | |
| |
sche spitsbogen, een enkele keer gevuld met een decoratief motief of een tafereel. In Bosnië en Imotska Krajina dienen deze bogen steeds als omlijsting van een of ander figuratief tafereel. Het zou ons te ver leiden als we deze vormanalyse door wilden voeren, maar in vele gevallen is het beslist mogelijk de oorsprong van bepaalde varianten, een bepaalde sfeer te achterhalen, soms zelfs de hand van de kunstenaar. Buiten de bogen komen ook soms schematisch voorgestelde vestigingen voor. Een prachtig gedetailleerd voorbeeld hiervan is het reeds vermelde monument van Donja Zgosca.
Enkele menselijke figuren zijn ongetwijfeld als portretten te beschouwen: ridders, echtparen of zelfs hele families. Hetzelfde kan echter niet beweerd worden van de vele ridders in gevecht, op jacht of in een andere scène. Naast de portretten met de opgeheven hand zijn vooral de portretten van kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders, oranten, de heilige maagd en een heilige krijger van belang. Voorstellingen van ridders in een tournooi komen veel voor in het gebied van Montenegro tot Kupreska Polje. Zowel wat de iconografische als wat de plastische behandeling betreft, zijn hierin vele variaties te onderscheiden. De aanwezigheid van een vrouwefiguur of het beeld van een burcht bijvoorbeeld verlenen dit motief een eigen betekenis.
Jacht- en danstaferelen, de meest karakteristieke figuratieve thema's van de stecci, laten eveneens een rijk interpretatiegamma zien. De jacht op herten, beren, everzwijnen, de jacht te paard met lans of boog, de valkenjacht of de jacht met honden, zijn slechts heel algemene groepen in dit zo verspreide en zo verschillend geïnterpreteerde thema. Elke nieuwe voorstelling is een nieuwe schepping, een ware verrassing. Zoals in de dans overigens. De dans van vrouwen, de dans van mannen, rijen van dansers en danseressen, twee dansende personen, de dans met de aanvoerder op een hert, zijn de meest summiere schema's waarin deze rijke en moeilijk te vatten stof enigszins geordend kan worden.
De zeldzame opschriften die bewaard zijn gebleven, stellen ons in staat slechts een heel beperkt aantal monumenten nauwkeuriger te dateren. In het algemeen eenvoudig en uitermate sober, vermelden deze teksten slechts de naam van de overledenen, van wie de meesten dan nog moeilijk te identificeren zijn. Bij uitzondering is de tekst meer gestoffeerd en biedt hij de mogelijkheid tot een preciezere historische of chronologische conclusie. Dank zij die summiere gegevens weten we dat de oudste versierde monumenten toebehoorden aan de edelen uit Bosnië en hun verwanten en dat deze traditie werd overgenomen door latere graven en hertogen van Walachije. De directe stijl van de inscripties en de vele namen van steenhouwers en opstellers die ze bevatten, geven ons uitermate belangrijk cultuurhistorisch materiaal in handen. Met hun gebalde zegging, zonder enige pathetiek, hun soms onhandige graveerwijze, integreren deze teksten zich ook plastisch perfect in het decoratieve patroon van de monumenten.
In deze rijke versiering van de stecci spelen een aantal factoren een belangrijke rol. In de eerste plaats is hier een uitgesproken binding met de oude tradities
| |
| |
uit de streek werkzaam, maar van de andere kant gaat er ook een sterke aantrekkingskracht uit van de levende stromingen van die periode. De periferische positie van deze kunst ten opzichte van de grote cultuursferen van Oost en West heeft zowel de ene als de andere richting in de hand gewerkt. Wanneer we daarbij nog denken aan de uitgestrektheid van het gebied waarin deze grafmonumenten voorkomen en de culturele verscheidenheid van de verschillende streken van dit gebied en beseffen hoe sterk de volksgeest zijn stempel op deze grafkunst heeft gedrukt, dan hebben we ongeveer een volledig beeld van de voornaamste componenten die aan de oorsprong van de stecci lagen. De gewoonte om deze monumenten op te richten op de illyrische tumuli of in de nabijheid van oude cultusplaatsen wijst op de grote eerbied voor de traditie, eenzelfde eerbied die ook de huidige kerkhoven nog een plaats geeft bij de stecci. De geest van het vroege christendom en die van de vele geheime sekten bleef doorwerken op deze woeste bodem, die ongenaakbaar was voor de nieuwe kerstening. Ook al kenden de makers van de stecci de juiste betekenis niet van de oude monumenten die ze kopieerden, toch ontleenden ze er hun vorm, versiering en tekens aan. Ze verwerkten deze met elementen van hun eigen tijd, romaans of gotisch, tot een nieuw geheel. Deze wisselwerking tussen oud en nieuw werd overigens door drukke politieke en culturele betrekkingen bevorderd. Portalen, kloostergangen, doopkapellen en gestoelten van de kuststreek werden door de dorpskunstenaar in het binnenland omgezet in zijn vlakke reliëfkunst. Verder werd ook geput uit reliëfs, manuscripten, weefsels, ivoren, edelsmeedwerk, houtsneden. De rijke plantmotieven, de fantastische dierenwereld, de ridderwereld van de westerse kunst drongen tot in Bosnië door. Met zijn geometrische en florale motieven in hout en textiel heeft ook de inheemse volkskunst bijgedragen tot de uitbouw van het zo verscheiden en toch
harmonische versieringspatroon.
Ondanks vele studies en steeds nieuwe ontdekkingen in verband met de stecci blijven we nog altijd het antwoord schuldig op heel veel vragen. We kunnen bijvoorbeeld constateren dat de bogenrijen en sommige figuratieve en heraldische voorstellingen uitsluitend in het zuidelijke Karstgebied en in het westelijke gedeelte van Bosnië voorkomen, maar waarom zijn ze niet te vinden in het oostelijke gedeelte van Bosnië? Waarom hier alleen een oneindige serie van spiraalmotieven, geheel verschillend van diezelfde motieven in een andere streek? Waarom verschijnen bloem- en wijnranken slechts langs de Driaa? Waarom treft men de dode met gekruiste armen enkel hier aan? Waarom verschijnt de lelie, tot een menselijke figuur ontwikkeld, alleen maar in een westelijke oase? En waar komt de vreemde versiering te Donja Zgosca vandaan? Deze landelijke monumenten, die men totnogtoe al te dogmatisch heeft benaderd, stellen nog tal van dergelijke vragen. Zonder voldoende onderzoek en zonder ze te situeren in een totale samenhang, heeft men ze te lang beschouwd als een direct resultaat van het Bosnische ‘bogomilisme’, als een expressief voorbeeld van de kunst van de Bogomilen uit Bosnië. Deze conclusie werd nooit getoetst aan de feitelijke gegevens en slechts die argumenten werden
| |
| |
| |
| |
| |
| |
| |
| |
| |
| |
weerhouden die de thesis ondersteunden. Zo kwam men ook tot een verkeerde interpretatie van de archaïsche stijl van deze monumenten en kon men geen inzicht verkrijgen in het geheel van deze kunst. De ware doctrine van de Bosnische kerk buiten beschouwing gelaten, illustreren deze stecci noch door hun vorm, noch door hun versiering enig dogma, nog minder een ketterij. De stecci zijn niets anders dan een bijzondere vorm van grafkunst en in dit geval halen de oeroude tradities, en hun symbolen het bijgeloof en de angst het op elk dogma.
Ondanks vele beïnvloedingen en ontleningen blijft er in deze kunst iets wat nergens te ontlenen is: het creatieve genie van deze kunstenaars die zichzelf ‘smeden’ noemden. Zij legden in deze stenen een oorspronkelijke visie, en die is het die ons aanspreekt en tot contemplatie voert. Aan vormen en motieven die zij elders vonden, gaven zij een nieuwe samenhang en bestemming. Zij voerden ze op tot nieuwe symbolen, die voor hen volkomen duidelijk waren. Zij deden dat echter met zoveel beheersing en in zo'n vreemde stilering, dat wij nooit helemaal zeker zijn of een bepaalde versiering slechts een rustieke transpositie is, of een nieuw symbool en een nieuwe boodschap bevat. Alles is verfijnd, tot het wezenlijke herleid, vol poëzie, maar het blijft ontoegankelijk en raadselachtig. Met hun onhandige techniek, hun gevoelige tekening, hun archaisme zetten deze duizenden grafstenen ons voor een onoplosbaar raadsel, maar ze geven ons ook een onvergankelijke waarde mee.
|
|