Spanje
Voor het eerst sedert het einde van de Spaanse burgeroorlog hebben op 10 oktober in het land van Franco rechtstreekse verkiezingen plaats gehad, nl. voor 104 van de 564 leden tellende Cortez; de overige 460 werden indirect gekozen. Actief kiesrecht bezaten gezinshoofden, zelfstandige vrijgezellen en gehuwde vrouwen, terwijl men kandidaat kon worden gesteld als men oud-lid van de vorige Cortez was, of door 5 parlementsleden of door 7 leden van de provinciale raden of door 1000 kiesgerechtigden als zodanig was voorgesteld; bovendien moesten alle kandidaten de eed van trouw aan de Nationale Beweging afleggen. Nauwelijks een milimeter in de richting van een democratie. De voornaamste ondergrondse politieke partijen boycotten de verkiezingen dan ook en blijkbaar met succes, daar slechts 60% der kiezers verscheen en dit percentage in Catalonië en Baskenland nog lager was.
Vooral twee groepen der bevolking eisen democratie, nl. arbeiders en studenten, terwijl ook in kerkelijke kringen het besef begint door te dringen, dat een sociale omwenteling noodzakelijk is en dat deze op meer democratische wijze zou moeten worden verwezenlijkt. Het gaat bij de arbeiders niet zozeer om hogere lonen en afremmen van de prijsstijgingen of om het sluiten van onrendabele bedrijven; het verkrijgen van stakingsrecht - waarvan overigens toch gebruik wordt gemaakt, al is het officieel verboden -, het recht van vrije vakverenigingen en de eis om medezeggenschap in het ontwerp nieuwe wet op de vakbonden - nu heeft alleen de officieel erkende Falange invloed - zijn voor hen belangrijker. Verheugend is het, dat de studenten hun plaats in de maatschappij blijken te begrijpen; zij komen op voor de rechten van de arbeiders naast hun eigen strijd voor vrije studentenvakverenigingen, onafhankelijk van regeringsbemoeiing. Vele hoogleraren staan aan de kant van de studenten, maar het resultaat van dit alles is tot nu toe de herhaalde sluiting van universiteiten en gevangenneming van studentenleiders.
In hoeverre Franco door van te voren aangekondigde proteststakingen, die ondanks regeringsverbod en gevangenneming van arbeidersleiders toch doorgingen, en door herhaalde arbeiders- en studentenonlusten wordt beïnvloed, is natuurlijk moeilijk te zeggen, maar is misschien op te maken uit het resultaat van een in november verwachte regeringswijziging, waarbij een nieuw departement voor zaken betreffende de syndicaten zou worden ingesteld. Dit zou komen te staan onder leiding van minister Giron, een der weinige populaire leiders der nationale beweging; hij zou als taak krijgen het gezag der syndicaten, zwaar aangetast door de ondergrondse arbeiderscomité's weer te herstellen. Als hij er hierbij van kan uitgaan, dat de heersende onrust niet kan worden afgedaan met de goedkope en uiterst onverstandige dooddoener van communistische activiteit, en dat ook Franco er niet aan zal kunnen ontkomen het patriarchale verlichte despotisme te vervangen door een parlementaire democratie, zou dit voor de ontwikkeling in Spanje zeer belangrijk zijn. Wat in 1939 hier niet mogelijk was, omdat het volk er niet rijp voor was, zal nu - nu de omstandigheden veranderd zijn - moeten gebeuren.
3-1-'67
J. Oomes