traditionele, wat ingeslapen politieke partijen, zou zij hiermee alleen al voldoende waarde hebben voor ons land.
In vrijwel alle partijen ontstond nu een activiteit, die - op een enkele uitzondering na - vroeger ongekend was. De drie confessionele partijen vormden een commissie van 18 om te beraadslagen over de fundamentele grondslagen en uitgangspunten van hun partijen en over de mogelijkheden voor samenwerking. Binnen de PvdA eiste Nieuw Links opnieuw een radicale herziening van de politiek der partij, opdat deze als middelpunt zou kunnen fungeren van een linkse concentratie, die zich krachtig tegenover rechts zou moeten opstellen. De Pacifistisch Socialistische Partij sprak over een drie-partijenstelsel, n.l. een conservatieve partij bestaande uit groepen van VVD en de christelijke partijen, een progressief-kapitalistische partij van de PvdA en de linkervleugels der confessionele partijen, terwijl de PSP en radicalen uit andere partijen zich dan zouden moeten verenigen in een radicale partij.
In de ARP-aanhang was tijdens de kabinetsformatie Zijlstra reeds blijk gegeven van een zekere onrust; elf meest jongere A.R.-kiezers verklaarden zich tot ‘spijtstemmers’ omdat h.i. de partij de in haar program uitgesproken ‘evangelische radicaliteit’ had verraden en niet had geprobeerd met anderen, die eveneens een radicale aanpak wensten van de welvaartsverdeling in de wereld en van de problemen in onze eigen samenleving, contact op te nemen om samen een regering te vormen. Bij dezen voegden zich radicaal-georiënteerde leden van CHU en KVP en tevens een aantal politiek niet-gebondenen. Zij wilde een radicale progressieve politiek voeren gebaseerd op de christelijke visie en achtten daarvoor een hervorming van de bestaande christelijke partijen noodzakelijk. Bezwaar tegen de reeds bovengenoemde commissie van 18 uit de drie christelijke partijen hebben zij slechts inzoverre, dat deze commissie als opdracht kreeg een eigentijdse formulering te geven voor een op de christelijke visie gebaseerde politiek. Zij vinden dit onvoldoende; zij zien, dat binnen deze christelijke partijen naast radicale ook conservatieve elementen zijn; dat beide groeperingen zich baseren op de christelijke gedachte maar dat zij politiek gesproken andere wegen wensen te volgen om deze te verwezenlijken; deze ‘scheiding der geesten’ moet niet in een vaag compromis verdoezeld worden. Over de vraag of dit noodzakelijk moet leiden tot splitsing en tot vorming van nieuwe partijen laten zij zich nog niet uit; zij houden rekening met de mogelijkheid van twee christelijke partijen, maar vinden deze kwestie op dit ogenblik prematuur en wensen nu voornamelijk actie te ontplooien om de gedachtenwisseling op gang te brengen of te versnellen.
Toen enkele KVP-radicalen, waaronder de oud-ministers Cals en Bogaers, via een brief steun zochten voor hun activiteit, waren de poppen aan het dansen. Het KVP-bestuur reageerde erg ondoordacht door ‘verbaasd’ te zijn - het had op de hoogte moeten zijn van de ideeën van de heer Cals, die deze nooit onder stoelen of banken heeft gestoken en voor de KVP zitting heeft in de commissie van 18 - en te spreken van een doorkruisen van het gesprek met ARP en CHU, terwijl het bestuur tevens meende, dat de actie organisatorisch gezien onjuist was, omdat deze geen rekening hield met de plannen om alle leden van