Vervolgens, en in het licht van dit eerste gevolg manifesteert zich de ware aard van de zionistische kolonisatie: heel Palestina in handen zien te krijgen, ten koste van de plaatselijke Arabieren. Dit tweede gevolg zou ik willen uitwerken in mijn derde punt.
Hoe hebben zich de bedoelingen van de kolonisten gemanifesteerd en welke zijn dat feitelijk geweest?
Tot 1947 zag Palestina er als volgt uit. Het is een Arabisch land zoals Syrië of de Libanon. Het is onderworpen aan het Engels mandaat, zoals Syrië en de Libanon onderworpen zijn aan het Frans mandaat. Het is bezaaid met zionistische nederzettingen, gesticht door de Internationale Zionistenbond. Het Joods Agentschap, dat uit deze organisatie is voortgekomen, belast zich met de immigratie en de financiering. De verspreide nederzettingen beschikken over een geheim beroepsleger van 60.000 man: de Haganah. Bovendien bestaan er twee groepen terroristen die tot openlijk erkend doelwit hebben het grote Palestina: de Irgun en de groep Stern. Het totaal van de door de zionisten gekochte en in cultuur gebrachte grond bedraagt 6% van Palestina.
In 1947 is de situatie tussen Arabieren en zionisten zo slecht geworden, dat de Engelsen de zaak voor de UNO brengen. Een internationale commissie van onderzoek beveelt de verdeling van Palestina in twee delen aan: 54% voor de kolonisten, 46% voor de Palestijnen. Het verdelingsvoorstel wordt op 29 november 1947 door de Verenigde Staten en door de Sovjet-Unie aangenomen. De zionisten geven hun principiële instemming, en daar was alle reden voor. De Arabieren weigeren. Zoiets is voor hen alleen nog maar erger. Gekant als ze reeds waren tegen de agrarische nederzettingen kunnen ze logischerwijze niets anders doen dan zich verzetten tegen de onafhankelijke zionistische Staat, die plotseling en brutaal overgaat van het bezit van 6% van de grond van Palestina naar een bezit van 54%, door een pennestreek van de UNO.
Van 29 november 1947 tot 15 mei 1948, datum van vertrek van de Engelsen en van de uitroeping van de staat Israël door de zionisten, en dus vóór het begin der vijandelijkheden van de kant der Arabische staten, vallen de Arabieren van Palestina, geholpen door vrijwilligers uit Syrië, Libanon en Irak, de zionistische nederzettingen aan. Voor hen is het een bevrijdingsoorlog die direct door het volk gevoerd wordt tegen een vreemde bezetter die uit Europa is gekomen. Maar de Haganah is daar, 60.000 man sterk, waarvan er 36.000 van 1940 tot 1945 de oorlog meegemaakt hebben aan de kant van de Engelsen en dus uitstekend getraind zijn. Zij drijven niet alleen de Arabieren terug, maar weten ook beslag te leggen op 80% van het land. Hun tegenstoot is van een verschrikkelijke gewelddadigheid: in Deir Yassin maken de zionisten 250 Arabieren af, waaronder 100 vrouwen en kinderen. De Arabieren vluchten en vinden een toevlucht in de naburige Arabische landen. Van deze guerillastrijd nog vóór de officiële oorlog van 1948 dateert het beruchte probleem van de vluchtelingen.
Op 15 mei 1948 proclameert Ben Goerion, voormalig hoofd van het Joods Genootschap, door de zionisten benoemd tot hoofd van de regering, de ge-