volk kon deze houding van zijn president niet altijd waarderen, maar consequent wist deze zijn standpunt te handhaven en bereikte daarmee, dat hij het Franse prestige in de Arabische wereld vermeerderde zonder het vertrouwen van Israël geheel te verspelen. Hij hoopte op deze wijze ‘overeenkomstig de Franse Midden-Oosten-traditie en zijn zending in de wereld’ een belangrijke rol te kunnen spelen bij de vestiging van een werkelijke vrede in dit gebied. Volgens de Franse opvatting is deze vrede niet te bereiken door rechtstreekse onderhandelingen tussen Israël en de Arabische landen, maar alleen door onderlinge samenwerking der vier grote mogendheden.
Natuurlijk is dit probleem ook aan de orde geweest tijdens de besprekingen die prime-minister Wilson op 19 en 20 juni voerde met president de Gaulle. Tot dit overleg was reeds in april besloten en de hoofdschotel zou moeten zijn de toetreding van Engeland tot de EEG, maar nu voegden zij het Midden-Oosten er aan toe. Wilson zal de strikt neutrale houding van Engeland wel hebben gebruikt om er eens te meer op te wijzen hoe de standpunten van beide landen parallel lopen en er dus een reden minder was om de Engelse toetreding te weigeren. Blijkbaar heeft dit niet veel indruk op de Gaulle gemaakt, want zijn standpunt is onveranderd gebleven, dat hij weinig enthousiast is maar zich niet verzet tegen een begin van onderhandelingen. Zou er voor de Gaulle in het Midden-Oosten een bemiddelingsrol zijn weggelegd, dan zal hij deze toch niet met Wilson willen delen.
De Gaulle's duidelijk uitgesproken mening, dat directe onderhandelingen tussen Arabieren en Israëli niet tot een oplossing van de moeilijkheden kunnen leiden, staat lijnrecht tegenover de opvatting in Tel Aviv, dat alleen op deze manier de oplossing kan worden bereikt. Israël heeft zich herhaalde malen bereid verklaard tot onderhandelingen, maar schept niet het meest gunstige klimaat ervoor, wanneer het op eigen houtje het op Jordanië veroverde deel van de stad Jeruzalem inlijft. Dit voorbarig optreden doet de Israëli geen goed, daar zij zodoende sympathie verliezen bij verreweg de meeste landen die hen tot nu steunden. Natuurlijk moet hun bestaansrecht verzekerd worden; het is begrijpelijk, dat Israël er weinig voor voelt om op dit ogenblik de bezette gebieden te ontruimen en daarmee alle onderhandelingsobjecten uit handen te geven, maar dit eenzijdig optreden is in tegenspraak met de verklaringen bereid te zijn om te onderhandelen en maakt de kans op samenwerking uiterst gering.
De afloop van de oorlog was een zware klap voor Nasser; in een eerste reactie nam hij de volledige verantwoordelijkheid voor het militaire échec op zich en trad af. Of de reactie hierop berekend was, is moeilijk na te gaan, maar als dit het geval is, is het een meesterlijke zet geweest. Overal in Egypte werden onmiddellijk betogingen gehouden om hem er van te overtuigen, dat hij onmisbaar was en zo kwam hij voor de tweede keer uit een zware nederlaag met een versterkt prestige te voorschijn.
De ernstigste directe gevolgen van de nederlaag zijn voor koning Hoessein van Jordanië; ook zijn leger is geheel verslagen, een belangrijk vruchtbaar deel van zijn land is bezet door Israëli en talrijke nieuwe vluchtelingen hebben zich gevoegd bij het miljoen dat reeds in zijn land verblijf hield. Door dit alles is de