Streven. Jaargang 20
(1966)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1075]
| |
Een vertaling van een encycliek
| |
[pagina 1076]
| |
Terecht wordt het als een trieste ervaring beschouwd dat de paus, die vanuit zijn grote zorg voor de dienst van de kerk aan de wereld de hoge waarde van het celibaat opnieuw, ‘in meer aan de hedendaagse mentaliteit aangepaste termen’, in het volle licht wil plaatsen, toch nog altijd een taal spreekt die velen van ons met de beste wil van de wereld niet meer verstaan. Daar ligt iets tragisch in. De Tijd maakt er een klucht van. Uit eigen ervaring weet ik dat het vertalen van een encycliek geen sinecure is: het moet gewoonlijk heel rap gaan en welke tekst moet je gebruiken: de Latijnse, de Franse, de Italiaanse?Ga naar voetnoot3 Maar er zijn grenzen. Van de 99 paragrafen die de encycliek telt, is er in deze Nederlandse vertaling bijna geen enkele waarin geen fouten voorkomen: fouten die alleen maar potsierlijk zijn, fouten ook die de betekenis van de pauselijke tekst vervalsen en de hele geest ervan nog wereldvreemder maken. Laat ik beginnen met de kernzin van de encycliek. N. 14 luidt in de vertaling van De Tijd (DT): ‘Wij zijn derhalve van oordeel dat de wet van het celibaat die thans van kracht is, ook nog in onze dagen onverbrekelijk verbonden moet blijven aan het geestelijk dienaarschap’. Op dat ‘geestelijk dienaarschap’ kom ik straks terug, maar eerst dit. ‘Onverbrekelijk’ is in geen enkele officiële tekst terug te vinden. De Franse versie zegt fermement, de Italiaanse fermamente, de Latijnse tekst heeft niets daarvan: ‘Legem igitur vigentem sacri caelibatus nunc etiam cum sacerdotali munere esse conectendam censemus’, wij zijn derhalve van oordeel dat de thans van kracht zijnde celibaatswet ook nog in onze dagen aan het ambt gekoppeld moet blijven. Voor latere interpretatoren toch wel een belangrijke nuance, dacht ik. Temeer omdat in de volgende paragraaf (n. 15) gezegd wordt: ‘het behoort tot het gezag van de kerk, volgens tijd en plaats (pro locis et temporibus) vast te stellen aan welke eisen de kandidaten voor het priesterschap moeten voldoen’. DT manoeuvreert het pauselijk gezag in een positie die te vergelijken is met die ten aanzien van de geboorteregeling bijvoorbeeld: er kan nooit meer iets aan veranderen. Niet alle fouten zijn zo ingrijpend. Er zijn er heel veel waar je je alleen maar vrolijk over kunt maken, als het niet zo triestig was. De celibaatsverplichting geldt volgens DT voor ‘de mannen die de hogere bevelen willen beantwoorden’ (n. 3). Als je wil weten wat dat betekent, moet je de Franse versie lezen: ‘les hommes qui veulent accéder aux ordres majeurs’, zij die de hogere wijdingen willen ontvangen. In n. 28 spreekt de paus van de steun die de priesters kun- | |
[pagina 1077]
| |
nen vinden in ‘la récitation attentive et pieuse de l'office divin’, het breviergebed; DT vertaalt: ‘in de aandachtige en vrome uitoefening van het goddelijke ambt’. Doorlopend (nn. 39, 42, 44) wordt la discipline touchant le célibat, de discipline, de praktijk, vertaald door de onderworpenheid aangaande het celibaat; in n. 44 vernemen we aldus dat de paus respect heeft ‘voor de onderworpenheid van de oosterse kerken’Ga naar voetnoot4. Uit enkele langere Franse zinnen is de vertaler helemaal niet wijs kunnen worden. In n. 16 zegt de encycliek: juist de crisis van het celibaat kan een aanleiding zijn om de hoge waarde van het celibaat opnieuw en zuiverder te belichten; ‘en effet, si les difficultés affectant la foi peuvent inciter l'esprit à chercher une intelligence plus exacte et plus profonde de celle-ci, il n'en va pas autrement de la discipline ecclésiastique, qui règle la vie des croyants’. DT vertaalt: ‘als de moeilijkheden die het geloof raken de geest ertoe kunnen aansporen om een dieper en juister begrip hiervan te zoeken, dan gaat het om niets anders dan de kerkelijke discipline, die het leven van zijn gelovigen regelt’. Wat dit dan ook mag betekenen. Zulke staaltjes van onbegrip voor een eenvoudige Franse zinsconstructie zijn verder te vinden in nn. 17, 26, 42 (twee keer), 44, 46, 47, 70, 87, enz. Eén voorbeeld daarvan vormt een goede overgang tot de fouten die al iets dieper ingrijpen in de geest van de encycliek. Men kan de encycliek o.m. verwijten dat ze weinig besef heeft ‘van de nieuwere exegese en van een ook maar gematigde secularisatietheologie’Ga naar voetnoot5. In DT n. 46 lees ik echter: ‘Wat wij “in het hart van Jezus Christus” beminnen, is de wereld waarin wij thans leven’. Dus toch sympathie voor een gematigde secularisering? Nee, er staat: ‘c'est le monde dans lequel nous vivons aujourd'hui, chers et vénérés Frères dans le sacerdoce, objet de Notre amour “dans le coeur de Jésus-Christ”, c'est ce | |
[pagina 1078]
| |
monde... qui a un urgent besoin...’. Het object van de liefde is hier niet de wereld, het zijn de priesters. Van die wereld wordt anderzijds niet gezegd dat zij in een geloofscrisis verkeert, zoals DT wil doen geloven, maar in een crise de croissance, een groeicrisis (croissance wordt ook in n. 48 nog eens vertaald door geloof). Als de paus de vermindering van het aantal roepingen toeschrijft aan ‘la perte ou l'affaiblissement du sens de Dieu et du sacré’ (n. 49), vertaalt DT dat door ‘het verlies of de verzwakking van de betekenis van God en van het heilige’ en maakt op die manier van de paus een God-is-dood-theoloog: wat volgens de paus verloren gaat, in de zin voor God. Een God-is-dood-theoloog is de paus overigens helemaal niet: volgens n. 2 in DT heeft hij, voordat hij zijn beslissing nam, ‘langdurig en onmiddellijk het licht en de bijstand van de Heilige Geest afgesmeekt’. O, o, zeg je dan: hoe gaat dàt in zijn werk? In de Franse versie staat: instamment, met aandrang. Op verschillende andere plaatsen doet DT de paus helemaal of bijna het tegenovergestelde zeggen van wat hij bedoelt. In n. 6 zegt de encycliek dat, ondanks het feit dat er in de Schrift geen argument te vinden is voor de verplichte koppeling van het celibaat aan het ambt, de kerkvaders tussen ambt en celibaat een ‘rapport étroit’, een nauw verband, hebben gelegd; volgens DT was dat een gering verband. In hetzelfde n. 6 zegt de paus: ‘souvent les textes patristiques recommandent au clergé, plutôt que de garder le célibat, de s'abstenir de l'usage du mariage’, m.a.w. eerder dan het ongehuwd-blijven werd de priesters aanbevolen zich in het huwelijk te onthouden; DT laat het eerder dan weg en vertaalt: ‘de patristische teksten bevelen dikwijls de geestelijkheid aan, zich van het huwelijk te onthouden’. Het motief van de cultische reinheid (altijd nog in n. 6, in de opsomming van de bezwaren die gemaakt worden tegen de oude argumenten voor het priestercelibaat), ‘la pureté requise (vereist) par le contact avec les choses saintes’, wordt in DT op zijn kop gezet: ‘de zuiverheid, verkregen door het contact met heilige zaken’. Met ‘vele bezwaarden’ vraagt de paus zich af (n. 7): als priesterroeping en maagdelijkheidscharisma niet uiteraard samenvallen, is het dan rechtvaardig, door het handhaven van de celibaatswet, diegenen die wel de roeping tot het priesterschap zouden hebben maar niet ook die van het celibaat, van het priesterschap af te houden (d'écarter du sacerdoce)? DT denkt eraan, deze mensen uit het priesterambt te verwijderen. In n. 64 zegt de paus dat men in het onderzoek naar de geschiktheid van de kandidaten voor het priesterschap de genade niet moet overvragen; als een kandidaat fysisch, psychisch en moreel evenwicht mist, moet men niet denken dat dat wel aangevuld wordt door de genade: ‘et l'on ne peut prétendre que, en ce domaine, la grâce supplée la nature’; volgens DT kan dat wel: ‘en men kan in dit opzicht slechts stellen dat de genade de natuur aanvult’. De encycliek spreekt hard over de ‘smartelijke deserties’ van hen die het ambt verlaten, maar DT is nog krasser. In n. 9 wordt ‘défections pénibles’ vertaald door ‘pijnlijke geloofsafval’; in n. 85, waar de encycliek zegt dat de kerk slechts met droefheid in het hart (avec tristesse) ontheffingen uit het ambt verleent, gebeurt dat volgens DT ‘met bitterheid in het hart’. (Van heel het vooraf- | |
[pagina 1079]
| |
gaande n. 84 overigens, dat handelt over ‘les causes concernant l'ordination sacerdotale’, de processen betreffende de geldigheid van een wijding, heeft de vertaler niet veel begrepen: les causes vertaalt hij door de redenen). Dan kun je al even goed effet vertalen door doel (n. 96), ses envoyés door hun naasten (n. 97), individus door gelovigen (n. 85), tempérance door ingetogenheid (n. 70), liberté ordonnée door gewijde vrijheid (n. 70), sans pour autant door zonder al te veel (n. 42), arbitraire door arbitrale (n. 41), reconnaître door dankbaarheid betuigen (n. 38), maîtres suprêmes door oppermeesters (n. 36), virtualités door deugden (n. 30), réalise door wordt gewaar (n. 27), en Grégoire de Nysse door Gregorius van Nicene (n. 39). Maar het is tijd dat we overstappen naar meer fundamentele bezwaren tegen deze ‘vertaling’, zijdelings ook naar meer fundamentele tekorten van de encycliek zelf. Mijn voornaamste bezwaren tegen DT kunnen samengevat worden in drie punten. De encycliek pleit terecht voor de hoge waarde, ook in onze wereld, van het vrij aanvaarde charisma van de maagdelijkheid omwille van het Rijk Gods, maar de argumenten welke zij aanhaalt voor de innerlijke affiniteit tussen ambt en celibaat en vervolgens voor de verplichte koppeling van het celibaat aan het ambt, zijn ontleend aan een verouderde theologie. Welnu, DT steunt blijkbaar op een nog veel oudere theologie. 1) De sterke nadruk welke de encycliek herhaaldelijk legt op de noodzakelijkheid voor de priesterkandidaten om het verplichte celibaat in volledige vrijheid op zich te nemen, wordt in DT op vele plaatsen tenietgedaan. 2) Op vele plaatsen verwart de encycliek maagdelijkheid en celibaat met kuisheid, resp. volledige kuisheid; hier en daar maakt DT het nog bonter. 3) Op vele plaatsen schemert in de encycliek nog iets door van een ‘geklerikaliseerde’ visie op het priesterschap: de priester is de kerk; in DT wordt deze tendens nog aangedikt. 1. De encycliek erkent natuurlijk (n. 17): zoals de praktijk van de primitieve kerk en de traditie van de oosterse kerken aantonen en zoals op het Concilie is verklaard, wordt de maagdelijkheid niet van nature vereist door het priesterschap (‘wordt de maagdelijkheid niet vereist door de aard van de priester’, vertaalt DT). Het behoort echter tot het gezag van de kerk om, volgens tijd en plaats, te bepalen welke eisen zij stelt aan hen die priester willen worden (n. 15). Gezien de affiniteit, de convenientia (in DT doorlopend vertaald door geschiktheid) tussen priesterschap en celibaat, een conveniëntie die nooit helemaal inzichtelijk gemaakt kan worden (iets waarvan de paus zich blijkens een stijlfiguur, in n. 30, ook wel bewust schijnt te zijn: ‘welke andere overwegingen zouden wij hier nog aan toe kunnen voegen?’), gezien de innerlijke harmonie tussen priesterschap en celibaat, is het gezag in de Latijnse kerk van oordeel dat het celibaat nog altijd één van die eisen moet zijn. Het celibaat is echter een vrij levensontwerp, het celibaat omwille van het Rijk Gods is een vrije en vrij aanvaarde gave. Wordt het verplichtend gekoppeld aan het ambt, dan moet wie priester wil worden deze verplichting in volle bewustzijn en volledige vrijheid op zich nemen, in een bewust, persoonlijk en vrij ‘engagement’. Het accent dat de encycliek op deze vrije beslissing legt, wordt in DT sterk afgezwakt gewoon doordat engagement bijna overal vertaald wordt door ver- | |
[pagina 1080]
| |
plichting. In n. 11 bijvoorbeeld: ‘On objecte qu'en pratique cet engagement résulte moins d'une décision vraiment personnelle que d'une attitude passive’ wordt in DT: ‘men maakt er bezwaar tegen dat deze verplichting in de praktijk niet zozeer uit een werkelijk persoonlijke beslissing voortkomt’. Hetzelfde in nn. 64, 69, 70 (‘assumer ses propres engagements’ = ‘de aanvaarding van zijn eigen verplichtingen’; maar hier wil ik teveel bewijzen; in het Latijn staat gewoon: ‘in muneribus gerendis’). In n. 71 geeft dat iets heel curieus. Om de kandidaat tot een helemaal vrije keuze van het celibaat te helpen, vindt de encycliek het nuttig ‘que pendant certaines périodes d'essai l'engagement dans le célibat soit mis à l'épreuve, avant que ce dernier ne devienne stable et définitif avec le presbytérat’; DT vertaalt: ‘dat de celibaatsverplichting gedurende bepaalde proefperiodes op de proef gesteld wordt, voordat hij zich definitief aan het priesterschap bindt’. Wat is er in die proefperiodes allemaal mogelijk? In n. 82, waar de paus suggereert dat de priesters jaarlijks hun vrije celibaatsbelofte zouden vernieuwen, vertaalt DT verplichting waar in het Frans oblation, in het Latijn donatio staat. Een overgang tot het volgende punt vormt n. 13, waar sprake is van het getuigenis van de tallozen die in alle tijden trouw zijn geweest ‘à leur engagement de chasteté parfaite’ (‘fideliter perfectae castitatis sponsionem colentium’). DT vertaalt: ‘die trouw zijn aan de verplichting tot volledige kuisheid’. 2. Meteen zitten we volop in de verwarring tussen de deugd van kuisheid, die voor iedereen geldt, en het charisma van de maagdelijke levensstaat, een verwarring waarvan, zoals al uit dit n. 13 blijkt, de encycliek zelf niet vrij te pleiten is (cfr. ook n. 6, 7). Paulus VI haalt o.m. een uitspraak van Joannes XXIII aan: het celibaat kan niet afgeschaft worden, want dan zou de kerk niet meer kuis zijn (n. 37). Toch gaat DT nog iets verder dan de encycliek. In n. 13 bijvoorbeeld volgt op de boven geciteerde tekst: ‘Egregiem autem huius generis spectaculum singulari veritate fidem facit, regnum Dei veluti visceribus humanae societatis haerere’. Juist tevoren is er echter sprake van hen ‘qui vitam caelibem vivant’; direct daarna weer van ‘castissimorum hominum’. DT (deze keer getrouw aan de Franse versie) laat al die aarzelingen weg, spreekt alleen van al die mensen ‘die trouw zijn aan de verplichting van volledige kuisheid’ en vertaalt: ‘Dit indrukwekkende verschijnsel toont de aanwezigheid van de verheven werkelijkheid van het rijk van God in de boezem van de moderne maatschappij’. Het is dus de kuisheid van alle gedoopten, gehuwden zowel als ongehuwden, die teken is van het Rijk Gods. Meteen vervalt de hele zogenaamde tekenwaarde van het celibaat en een van de voornaamste argumenten van de encycliek. Hetzelfde gebeurt (nu weer in afwijking van de Franse versie) in n. 34 met het zogenaamde eschatologische argument. Een ‘bijzonder teken van de hemelse goederen’, een aankondiging van ‘de aanwezigheid in ons midden van de laatste fase van de historie der verlossing’ is volgens de Latijnse tekst ‘perfectae continentiae propter regnum caelorum servandae donum’, volgens de Franse versie ‘le don de la chasteté parfaite en vue du royaume des cieux’, volgens DT de kuisheid, zonder de toevoeging ‘voor het rijk der hemelen’. | |
[pagina 1081]
| |
3. De ‘klerikale’ visie op het priesterschap en de kerk - de priester is de kerk - die op verschillende plaatsen in de encycliek nog om de hoek komt kijken, wordt door DT nog grover geklerikaliseerd. Niet zozeer omdat er al eens gesproken wordt van de waardigheid voor het priesterschap waar er moet staan geschiktheid of van de leiding van de priesters in plaats van dienst (n. 15) (of omdat volgens DT n. 50 de kerk onlangs de menselijke waarden heeft uitgevaardigd), maar door de wel bijzonder ongelukkige vertaling, heel de tekst door, van le ministère sacerdotal, le ministre de Dieu enz. door het priesterlijke dienaarschap, de dienaar Gods enz. Door de paus zelf worden verschillende woorden van Jezus, waarvan we mogen denken dat ze tot àlle gelovigen gericht zijn, toegepast op, ja, gemonopoliseerd voor de priester of degene die in maagdelijkheid leeft. Zij zijn het licht van de wereld en het zout der aarde (n. 13); zij stralen de glorie van Christus uit (2 Cor. 8, 23), door hen straalt op de wereld van heden de ‘glorie van de genade’ af (Eph. 1, 6) (n. 45); de kleine kudde van Lc. 12, 32 is het kleine aantal priesters (n. 47); zij bezitten volmaakter de goederen van het Rijk (n. 31, weggevallen in DT; cfr ook nn. 20, 22); de gemeenschap met Christus is volmaakter naarmate iemand vrij is ‘van elke band van vlees en bloed’ (n. 21). Ik vraag me af hoe gehuwden dat allemaal verstaan. Maar als dan op de koop toe minister Dei, de bedienaar, hij die in het ambt staat, vertaald wordt door de dienaar Gods, de dienaar van Christus enz., dan is het helemaal niet meer te lezen. Dan spreekt de encycliek (n. 18) van de ‘multiforme geschiktheid (conveniëntie) van het celibaat voor de dienaren van God’ of (n. 60) van ‘de schoonheid, het belang en de gepastheid van de gewijde maagdelijkheid voor de dienaren van Christus en de Kerk’: voor alle gelovigen dus, zou ik denken. Dan verdwijnt (in n. 19) het universele priesterschap van alle gelovigen helemààl uit het gezicht, en hiermee wordt dan weer een van de bezwaren die tegen de encycliek gemaakt kunnen worden, nog eens verzwaard.
Een korte opmerking om te sluiten. Het spijt me dat ik De Tijd deze onbehoorlijke omgang met de encycliek moet verwijten. Voor de krant én voor de zaak die hier in het geding is. Sommigen in Vlaanderen (en in Nederland?) zullen immers zeggen: zie je wel, al die ‘vernieuwers’ in Nederland, ze weten niet eens waarover ze praten. Ik kan daar alleen maar mijn overtuiging tegenover stellen: ze weten het meestal heel goed; deze ongelukkige vertaling is slechts een accident, zoals er wel eens meer voorkomen in het leven. De ernst van de discussies over het priestercelibaat, die na deze encycliek voort zullen gaan, zal er niet onder lijden. |
|