Streven. Jaargang 20
(1966)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1013]
| |
De ‘nieuwe spelling’
| |
1. De spelling verandert te vaakVelen zijn wrevelig, omdat dit de derde ‘nieuwe spelling’ in een kwart eeuw zou zijn, terwijl de Fransen en de Engelsen van spellinghervorming verschoond blijven. Het voorbeeld is wel erg slecht gekozen. De Franse en Engelse spelling zijn zo erbarmelijk gebrekkig, dat bijna iedereen tegen de officiële schrijfwijze zondigt. Aan een vereenvoudiging van de Franse en Engelse spelling, die zonder een radikale omspitting van het woordbeeld niet mogelijk is, wordt sinds jaren ernstig gewerktGa naar voetnoot1. Wel deinst men telkens terug voor de gevolgen. De zo geroem- | |
[pagina 1014]
| |
de vastheid van de Franse en Engelse spelling is uitsluitend het gevolg van hun volstrekte ondoelmatigheid. Daarentegen is aanpassing van het woordbeeld bij een vergaand fonologische spelling zoals de Nederlandse steeds mogelijk. Het verwijt van de zoveelste ‘nieuwe spelling’ is trouwens niet helemaal rechtmatig. De voorgestelde regeling is hoofdzakelijk slechts een afsluiting van de spelling-1946. In dit jaar heeft een Belgisch-Nederlandse staatskommissie (de eerste gemengde kommissie in de bijna twee eeuwen oude spellingkwestie) regels opgesteld voor de schrijfwijze van ee/e, oo/o en sch/s en daarbij een aantal punten onopgelost gelaten, o.a. de schrijfwijze van de bastaardwoorden en van de tussenklanken n en s, waarvan de regeling aan de Belgisch-Nederlandse kommissie-Van Haeringen (de zg. Woordenlijstkommissie) werd opgedragen. Bedachtzaam progressief te werk gaande heeft deze kommissie voor de letters en letterverbindingen c/k, qu/kw, x/ks, th/t, ae/e en -iseren/ -izeren in bastaardwoorden een regeling uitgewerkt die het mogelijk maakt deze fonemen en foneemverbindingen zowel konservatief-traditioneel (c, qu, x, th, ae, -iseren) als progressief-vernederlandst (k, kw, ks, t, e, -izeren) te spellen, doorgaans met voorkeur voor de eerste schrijfwijze. Op dit punt heeft de Woordenlijstkommissie het bestaande gebruik (dat door De Vries en Te Winkel en de latere bewerkers van de officiële Woordenlijst voor de Spelling van de Nederlandse Taal volkomen was genegeerd) erkend en in elk geval het bewijs geleverd, dat ze oog had voor de spellingrealiteit. Radikaal is de Woordenlijstkommissie geweest ten aanzien van de verbindingen ph en rh, die door f en r werden vervangen (biografie, reuma). Daarentegen heeft de Woordenlijstkommissie qu, ou en y voor gesproken k, oe en i(e) onaangetast gelaten, behalve in enkele (veelal) fakultatieve spellingen: goeverneur, kiet (naast quitte), cilinder. Vergeleken bij De Vries en Te Winkel brachten de voorstellen van de kommissie met betrekking tot de tussenklanken n en s een aanzienlijke vereenvoudiging, zonder daarom alle moeilijkheden uit de weg te ruimen. Gepubliceerd in 1954, werden de regels der kommissie met de daarbij horende Woordenlijst van de Nederlandse Taal kort daarop in beide landen ambtelijk ingevoerd. Ofschoon de keuze tussen voorkeur- en toegelaten spelling aan de Noordnederlandse usus heette te beantwoorden, was het naast elkaar bestaan van twee schrijfwijzen voor één en hetzelfde woord ook voor de Nederlandse taalgebruiker een doorn in het oog. Het regende weldra klachten, toen bleek dat het vrijwel onmogelijk was korrekt Nederlands te spellen zonder telkens de Woordenlijst (het groene boekje!) op te slaan. Het Vlaamse kommissielid Prof. Pauwels schreef een nuttige Toelichting bij de nieuwe Woordenlijst van de Nederlandse Taal (1954), waarin men kan nagaan welke woorden uitsluitend met c of k of bij voorkeur met c en k worden gespeld en evenzo voor de overige gevallen met dubbele schrijfwijze. Al door haar omvang (ruim zeven blz. met dubbelvormen) bewijst deze handleiding de praktische onhanteerbaarheid van de Noordnederlandse ususregel. Zo mogelijk nog minder bevredigend was de regeling ten aanzien van de verbindingsletter n, waar de juiste onderscheiding tussen b.v. schoenendoos | |
[pagina 1015]
| |
(Van Dale) en hoededoos, bessenjenever en bessesap, kreeftenvangst en forellevangst, wespennest en muizenest stof levert voor scherpzinnige hersengymnastiek. De felle tegenstand die op de invoering van de Woordenlijst-1954 volgde, noopte de beide regeringen ertoe al in 1955 een Belgisch-Nederlandse kommissie voor de spelling van de bastaardwoorden (de eerste Bastaardwoordenkommissie) met de vaststelling van een eenvormige schrijfwijze voor de dubbelvormen van de Woordenlijst te belasten. Twee jaar later werd dezelfde opdracht verstrekt aan de Woordenlijstkommissie zelf, die in 1958 een vrij progressieve regeling opstelde voor de c/k, qu/kw of k en ae/e, terwijl ze de h in de verbinding th schrapte en voor de overige dubbelvormen de ‘als enig toegestane c.q. voorkeurspelling van de Woordenlijst’ voorschreef. Gemelde regeling, die slechts door een geringe meerderheid in de kommissie was onderschreven, werd door de Vaste Kommissies van Advies inzake de Schrijfwijze van de Nederlandse Taal in beide landen verworpen en is daarom nooit tot uitvoering gekomen. In regeringskringen was men de overtuiging toegedaan, dat een herziening van de Woordenlijst nauwelijks vier jaar na zijn invoering nog voorbarig was. Voor het onderwijs in Nederland (niet in België!) werd de vrijheid gelaten de progressieve spelling toe te passen. Men nam zich voor de ontwikkeling van de spelling der bastaardwoorden bij het onderwijs en in de maatschappij te volgen en na verloop van tien jaar zou ‘de schrijfwijze van de bastaardwoorden opnieuw aan de orde (worden) gesteld, met de (progressieve) voorstellen van de meerderheid der Woordenlijstcommissie als uitgangspunt’ (aldus de nota van de Nederlandse Vaste Kommissie van Advies). De gestelde termijn van tien jaar is thans bijna verstreken. Inmiddels hadden de beide regeringen in mei 1963 aan een tweede Bastaardwoordenkommissie (de huidige) de taak opgedragen een spelling van de bastaardwoorden zonder keuzemogelijkheid, met een zo konsekwent mogelijke opzet in fonologische zin en een zo ver mogelijk gaande vernederlandsing te ontwerpen. De opdracht aan deze kommissie verstrekt was beduidend ruimer dan die van de eerste. Doordat de beperking tot de dubbelvormen van de Woordenlijst verviel, had de kommissie nu de vrijheid om voor alle letters en letterverbindingen in bastaardwoorden een regeling te treffen. Ook lag het in de lijn van haar opdracht, dat de kommissie, voor de noodzaak van een grondige herziening van de Woordenlijst-1954 geplaatst, de schrijfwijze van de tussenklanken (met instemming van de Belgische en Nederlandse ministers) in haar onderzoek zou betrekken. Deze materie valt immers buiten de spellingswet in Nederland (m.a.w. is wettelijk regelbaar bij maatregel van bestuur) en heeft eveneens tot de taak van de Woordenlijstkommissie behoord. Na tweeëntwintig werkvergaderingen van telkens twee of drie dagen is de kommissie in mei 1966 met haar spellingvoorstellen gereedgekomen. Haar rapport dat door de Vaste Kommissies van Advies in Nederland en België over het geheel genomen gunstig werd beoordeeld, werd op 28 februari 1967 door de beide ministers openbaar gemaakt. Op de keper beschouwd zijn de vooropgestelde regels derhalve geen ‘nieuwe spelling’, doch slechts de nadere uitwer- | |
[pagina 1016]
| |
king van in 1946 niet geregelde onderdelen van de spellingwijziging. De kommissie vertrouwt, dat deze regeling definitief is, zodat verdere aanpassingen overbodig zijn of in elk geval jaren zullen uitblijven. Spellingverandering, zelfs op ondergeschikte punten, mag niet te vaak gebeuren. Zeker niet in Vlaanderen, waar het Nederlands nog steeds in een taalstrijd is gewikkeld. | |
2. De voorgestelde regeling is te ingrijpendOfschoon de kommissie zich duidelijk tegen elke vorm van radikalisme heeft afgezet, wordt haar door konservatieven een te grote progressiviteit verweten. Critici beweren, dat haar voorstellen een radikale breuk met het verleden en een verarming van de taal zouden betekenen. Het laatste verwijt mist elke grond en getuigt van een volslagen onbegrip in de verhouding taal: spelling. Spellingwijziging betreft uitsluitend de schriftelijke weergave der taal, niet de taal zelf, zodat spellingverandering nooit taalverminkend kan werken. Wat de breuk met de traditie betreft, die door een samenraapsel van nieuwe woordbeelden uit het spellingrapport wordt ‘geïllustreerd’, het volstaat een willekeurige tekst in de spelling-1954 volgens de regels van de kommissie om te spellen om zich van het tegendeel te vergewissen. Het totale spellingbeeld wordt door de regeling van de kommissie niet noemenswaardig gewijzigd. De als karikatuur van de nieuwe regels bedoelde ingezonden persstukken (waarbij doorlopend groteske schrijfwijzen van eigen vinding op de kommissie worden afgeschoven) geven een opzettelijk vertekend beeld van de werkelijkheid.
De voorgestelde hervormingen betreffen hoofdzakelijk de letters en letterverbindingen ae/ e, é(e)/ ee, ou/oe, y/ i, c/k, c/ s, qu/ kw of k, cc/ ks, s/z, th/t en x/ ks. Voor gesproken k wordt k (voorheen k, c en qu), voor gesproken s wordt s (voorheen s en c) en voor gesproken z wordt z (voorheen z en s) geschreven, terwijl niet gesproken h uit het woordbeeld verdwijnt. Alleen de vervanging van c door k vindt genade in de ogen van ‘soepele’ konservatieven. De rest oordelen zij volstrekt uit den boze. Wie dan toch aanstoot neemt aan de vervanging van c door k (of s naar gelang van de uitspraak), bedenke dat talloze Latijns-Franse c's al eeuwen geleden door een Nederlandse k werden vervangen. Zijn kaart, kalk, kapitaal, klerk, koers, kompas, kroon, sekte enz. minder duidelijk door hun k? Door het opnemen in de Woordenlijst-1954 van toegelaten k-vormen voor de meeste c-woorden heeft de Woordenlijstkommissie zelf de weg tot vernederlandsing van de Latijns-Franse c gebaand. Hetzelfde geldt van qu/ kw of k en x/ ks. Wie heeft nog enig bezwaar tegen kwaliteit, kwantiteit, kwestie (zestig jaar geleden nog veelal qualiteit, quantiteit, quaestie), sekse en tekst? Ook voor de vervanging van c door s en ou door oe zijn voldoende voorbeelden uit het verleden aan te wijzen: porselein, sierenGa naar voetnoot2, singel; groep, proef, soep, toer, troep enz. Vgl. ook siment bij Vondel en sirkel bij Hooft voor cement en | |
[pagina 1017]
| |
cirkel. Prof. Van Werveke beweert geen behoefte te hebben aan de vernederlandsing van citroen tot sitroen. Maar waarom dan wel sigaar van Sp. cigarro? In abdiseren, fabriseren, kompliseren, konvoseren, provoseren, vaseren, karsinoom enz. bevordert het nieuwe woordbeeld de juiste uitspraak. De Vlaamse uitgever De Bock maakt zich druk over de diskrepantie tussen sentimeter en het symbool cm, doch vergeet dat een dergelijke tegenstelling tussen scheikundige symbolen en hun Nederlandse benaming al lang bestaat (Au: goud, Fe: ijzer). Zal men wegens Ph de schrijfwijze fosfor (1954) naar phosphor terugdraaien? Waarom zou de overgang van hymne naar himne lastiger zijn dan die van rhythme en tyran naar ritme en tiran in 1954? Men kijkt vreemd op van etwie voor etui. Maar was pijpetuitje dan zoveel overzichtelijker? Men staart zich blind op logies voor logisch naast het zelfstandig naamwoord logies, doch vergeet dat woorden niet buiten hun kontekst worden gelezen. Wie toch verwart regent met régent, bedélen met bédelen, kantelen met kantélen, negéren met négeren in een geschreven kontekst? Als pronkstuk der kommissiespelling en schrikaanjagende boeman voor gekultiveerde Nederlanders en zowat alle Vlamingen moet het nieuwe woordbeeld odeklonje dienst doen. Alweer een ‘vervlaamste spelling’, protesteren verontwaardigde Noordnederlanders, onbekend met het feit, dat zelfs minder ontwikkelden in Vlaanderen dit woord op zijn Frans in drie stukken uitspreken. Wie behoefte heeft aan deze uitspraak, schrijve rustig eau de cologne, zoals carter naast karter. Door alleen odeklonje (waarmee vgl. trouwens lodderein van l'eau de la reine) en karter in de nieuwe Woordelijst op te nemen, geeft de kommissie te kennen, dat dit de vernederlandste vormen (ook in de uitspraak van beschaafden) zijn. Het staat echter iedereen vrij van zijn kennis van de vreemde taal (of zijn afkeer voor de gangbare noordelijke uitspraak odeklonje) te doen blijken door deze woorden verder volgens de Franse of Engelse schrijfwijze te spellen.
De spelling der kommissie geeft de doodsteek aan de vreemde ae, c, q, th, x en y. In hun emotionele verdwazing gewagen literatoren op drift en balorige konservatieven van een uitbening, een barbaarse slooppartij, een striptease van het alfabet, ja zelfs van een versjofeling van de schrijftaal. Hetzelfde heeft men in 1934 aan Marchant verweten. Nu kraait er geen haan meer naar. Nochtans was de schrapping van de buigings-n en de aftakeling van het naamwoordelijk geslacht, waaraan zo menig konservatief van nu in 1954 flink heeft meegedaan, een groter slooppartij, niet alleen van de spelling, doch ook en vooral van de eeuwenoude schrijftaal. In een rustig en goed doordacht artikel in Neerlandia 1967, pp. 39-42 (het beste stuk dat tot nog toe tegen het spellingrapport werd geschreven), prijkt een afbeelding van Mathijs de Vries met het veelzeggende onderschrift ‘Wat zou prof. De Vries er van gezegd hebben?’. Met ervan (aldus het groene boekje) bedoelt de konservatieve schrijver de voorgestelde regeling van de Bastaardwoordenkommissie. Maar wat zou Mathijs de Vries wel gezegd hebben van de afbraak van het naamwoordelijk geslacht en de | |
[pagina 1018]
| |
naamvals-n? Voor Nederlands sprekenden bezuiden de Moerdijk en in Vlaams-België is het nog altijd veel ‘erger’ commissie door hij of zijn te vervangen dan dit woord overeenkomstig de uitspraak met k te schrijven. De vernederlandsing van de schrijfwijze der bastaardwoorden, aldus de critici, plaatst het Nederlands buiten de Europese taal- en kultuurgemeenschap. Arme Nederlandse taal, die alleen met enkele lettertekens aan de bronnen der westerse beschaving vastzit! Geldt dit misschien ook van het Italiaans en het Spaans met hun uiterst progressieve spelling van Griekse kultuurwoorden? Wie de band met de oude kuituur meet aan de spelling, komt hierbij tot de onverwachte vaststelling, dat het Italiaans met agiografia, bibliografia, bibliotheca, enciclopedia, inno (hymne), mitologia, psicologia, sessuologia, teatro naast eigennamen als Bacco (Bacchus), Ciro (Cyrus), Ercole (Hercules), Ettore (Hector), Geova (Jahwe(h)), Gesu Cristo (Jezus Christus), Giovenale (Juvenalis), Giugurta (Jugurtha), Lutero (Luther), Omero (Homerus), Orazio (Horatius), Senofonte (Xenophon), Tucidide (Thucydides) en plaatsnamen als Atene, Egitto, Ellade, Gerusalemme, Micene, Olimpo, Termopili, Tiro verder van het Grieks, Latijn enz. zou verwijderd staan dan het Nederlands (zelfs in progressieve spelling). In het Zweeds werd al in 1801 de schrijfwijze der leenwoorden aan die der inheemse woorden aangepast. Het Deens en vooral het Noors, in mindere mate ook het Duits vertonen dezelfde ontwikkeling. Zelfs het Frans doktert moeizaam aan de omspelling van Engelse leenwoorden (stoc of stok voor stock). Volgens sommige critici is het uit de tijd ‘te proberen internationale woorden te vernederlandsen’. De kommissie sloeg dus blijkbaar de bal mis, toen ze het ‘internationaal herkenbare’ douane door doeane verving. Bekrompen Angelsaksers die hiervoor customs gebruiken, om van het Duitse Zoll niet te spreken. Blijkbaar reikt het internationalisme van sommige Noordnederlandse critici niet verder dan de Sjans Elisées. De bekende Noordnederlandse neerlandicus Dr. Kruyskamp, die hartstochtelijk tegen is, noemt het een maskerade Franse woordbeelden als bureau, cadeau, café en chauffeur tot buro, kado, kafee en sjofeur te willen vernederlandsen. Is het niet veeleer een anachronistische verkleedpartij deze woorden, die tot de taalschat van elk zesjarig kind behoren, in een verouderd Frans spellingkleed te laten voortleven? Gesteld dat de Franse spelling zou vereenvoudigd worden, zal men dan de Nederlandse woorden van Franse herkomst aan de nieuwe Franse schrijfwijze aanpassen? Dezelfde criticus geraakt wel heel erg van de wijs, wanneer hij aan de Vlaamse pers verklaart gehoord te hebben, dat bij aanvaarding van de voorstellen der kommissie de hogere kringen in Vlaanderen liever Frans zullen spreken. Alsof deze kringen ‘onder de vigeur’ van De Vries en Te Winkel wel bereid waren de landstaal te spreken! Ernstiger is de kritiek ten aanzien van internationale technisch-wetenschappelijke vaktermen van Grieks-Latijnse makelij (cadmium, cyaan, thermodynamica), waarvan de aan dode talen ontleende schrijfwijze kans op onveranderlijkheid biedt. De kommissie heeft wel degelijk het bezwaar van een omspelling van dergelijke woorden gevoeld en ‘acht het mogelijk, dat sommige beoefe- | |
[pagina 1019]
| |
naren van de wetenschap in hun wetenschappelijke publikaties aan de officieel niet meer erkende spelling zullen vasthouden, daarmede te kennen gevende dat zij deel willen hebben aan hun internationale vaktaal’ (blz. 6 van het rapport). Het gebruik van een wetenschappelijke, op internationaal patroon gevormde schrijfwijze bij deze woorden staat op één lijn met dat van een internationale transskriptie van bv. Slavische, Indische en Afrikaanse eigennamen in wetenschappelijke publikaties (Cechov, Siva, Bantu) naast de voor het gewone Nederlandse taalgebruik geldende vernederlandste Tsjechov, Sjiva, Bantoe. Geheel anders liggen de verhoudingen bij bureau, cadeau, café, chauffeur en douane, die tot de dagelijkse omgangstaal behoren en trouwens niet eens internationaal zijn. Omspelling van deze woorden betekent bovendien geen breuk met een ‘eeuwenoude traditie’. Sommige critici (waaronder de Vlaamse ondervoorzitter van de BSP) ontraden met klem de vernederlandsing van Franse bastaardwoorden, omdat hierdoor het aanleren van het Frans zal bemoeilijkt worden. Arme kindertjes, jammert men, die op de lagere school sjofeur leren schrijven en zodra ze Frans leren, moeten omschakelen naar chauffeur. Alsof de Nederlandse spelling moet dienen om later gemakkelijker Frans, Latijn en Grieks te leren! Zonderlinge pedagogen, die de paarden achter de wagen spannen. In de Belgische Senaat, waar voor- en tegenstanders van de nieuwe regeling de degens kruisten, uitte de heer Smets (BSP) de vrees, dat ‘de nieuwe spelling der bastaardwoorden een verwijdering zal tot stand brengen tussen onze twee taalgemeenschappen’! Deze kolder herinnert levendig aan de Westvlaamse kanunnik De Foere, die in januari 1844 de Belgische Kamer bezwoer de gedeeltelijk vernederlandste spelling-Bormans niet te aanvaarden, daar anders met de Hollandse schrijfwijze ook het orangisme en het protestantisme België zouden binnensluipen. Weer anderen betreuren, dat met de vernederlandsing van het woordbeeld het gevoel voor de etymologische samenhang met vreemde talen zal verloren gaan. Welk nut heeft het voor de gewone taalgebruiker te weten, dat cadeau aan het Frans is ontleend? De verdere oorsprong van dit woord zal hem vermoedelijk toch wel ontgaan. De meeste Vlamingen spreken cacao drielettergrepig (zoals in het Frans) uit. Ter bevordering van de juiste uitspraak zal men de omspelling van cacao tot kakou alleen maar toejuichen. Hiervoor zal men de Spaanse spelling cacao gaarne prijsgeven en zich over de oorsprong van dit woord uit Azteeks cacaua(tl) verder geen kopzorgen maken. Anderen noemen het nieuwe spellingbeeld ongewoon en daarom ‘lelijk’. De ervaring der laatste spellingherziening heeft geleerd, dat de lezer vlug aan het nieuwe woordbeeld went. Is het naast elkaar voorkomen van Nederlands gespelde inheemse woorden en van in hun vreemde schrijfwijze nagenoeg onveranderde bastaardwoorden niet veel opvallender en ongewoner door de uiteenlopende schrijfwijze van dezelfde spraakklanken? Het verschil tussen bastaarden inheemse woorden is taalkundig grotendeels (en voor de gewone taalgebruiker steeds) irreëel. Waarom dan nog langer een verschillende maatstaf bij de spelling van één zelfde klank in bastaard- en inheemse woorden aanleggen? | |
[pagina 1020]
| |
Treffend is het taai voortleven van verouderde argumenten uit het spellingdebat. Herhaaldelijk verplaatst ons de kritiek der tegenstanders naar de aanvangsjaren van de spelling-De Vries en Te Winkel, nu honderd jaar geleden. In zijn Grondbeginselen der Nederlandsche Spelling van 1863 noemde Te Winkel de vernederlandste schrijfwijze van bastaardwoorden een ‘mystificatie, strijdig met de etymologie en den goeden smaak’. Zo was kwantiteit volgens hem een ‘plompe, smakelooze schrijfwijze’. Een spelling advokaat en prokureur achtte Te Winkel onaanvaardbaar, omdat ‘die woorden persoonen uit den aanzienlijken stand aanduiden’ en ‘reeds de goede smaak de spelling N.N., Advocaat en Procureur eischt’. Geldt dit misschien ook voor acrobaat, voorkeurspelling voor akrobaat? Ook nu verwijten literatoren en ingekapselde spellingpedanten de kommissie met dinee en soepee de schrijfwijze te demokratiseren en ‘de taal naar de proleet te brengen’. Wie maar enigszins met de geschiedenis van de Nederlandse spelling is vertrouwd, weet dat ondanks de eerder konservatieve houding van Siegenbeek (1804) de vernederlandste schrijfwijze der bastaardwoorden in de eerste helft der XIXe eeuw (en al eerder) in Nederland een ruime toepassing vond. Getuige de Nederlandsche Akademie van Wetenschappen (1851), J.H. Alberdingk Thyms Over de Spelling van de Bastaardwoorden in 't Nederduitsch (1843), de spelling van Busken Huet, Allard Pierson e.a., die als kultuurdragers heus niet hoeven onder te doen voor onze hedendaagse spreekbuizen van de klassieke beschaving. De Vries en Te Winkel hebben deze tendens naar vernederlandsing slechts tijdelijk kunnen afremmen. Al in de negentiger jaren stak de reaktie het hoofd op met Kollewijn, hierin gevolgd door de meest gezaghebbende taalkundigen in Noord en Zuid (waaronder de Nederlandse romanist Salverda de Grave), doch evenzeer bestreden door schrijvers, journalisten en beati possidentes van de gevestigde schrijfwijze. Men kan betreuren, dat de huidige spellingregeling een postume overwinning is van Kollewijn, maar dit doet geen afbreuk aan het gezonde beginsel, dat de spelling zich zoveel mogelijk bij de beschaafde uitspraak behoeft aan te sluiten en dat het blijven voortschrijven van ingeburgerde leenwoorden op de wijze van de taal van herkomst op zijn minst een misplaatst anachronisme is. Door de vernederlandsing der bastaardwoorden te bevorderen heeft de kommissie de ‘scheve’ lijn van het groene boekje ‘recht’ getrokken en brengt zij de logische afsluiting van de in 1954 officieel ingeslagen nieuwe koers.
Belachelijk is het verwijt van enghartig taalnationalisme, alsof de Vlaamse leden der kommissie uit afkeer voor het Frans de vernederlandsing van Franse bastaardwoorden aan hun Nederlandse collega's zouden hebben opgedrongen, terwijl men de Engelse bastaardwoorden zou hebben ontzien. ‘Flamingante drijverij van Vlaamse taalmaniakken’, ‘Nederlands onder het Vlaamse juk gekromd’, jammeren opgewonden Hollanders, wie het blijkbaar ontgaat, dat de Vereniging voor wetenschappelijke Spelling, die merendeels uit Noordnederlanders bestaat, een nog veel drastischer vernederlandsing van de schrijfwijze der bastaardwoorden bepleit. Dat de Franse pers in België met dezelfde onzin | |
[pagina 1021]
| |
pronkt, wekt geen verbazing, wel dat ‘nuchtere’ Noordnederlanders dergelijke nonsens verkopen. De afwijkende behandeling van Franse en Engelse bastaardwoorden door de kommissie is uitsluitend het gevolg van de verschillende positie waarin deze woorden verkeren. De Franse ontleningen zijn ouder en vaak volkomen (ook qua uitspraak) ingeburgerd, zodat alleen de veel geprezen goede smaak en het gevoel voor de etymologie hun aanpassing aan de Nederlandse schrijfwijze in de weg staan. De Engelse leenwoorden daarentegen zijn veel jonger en bewaren nog grotendeels hun vreemde uitspraak, die vernederlandsing van het woordbeeld uitsluit. Franse leenwoorden met onnederlandse fonemen laat de kommissie om dezelfde reden ongemoeid (nuance, peignoir). De invloed van het Frans op de Nederlandse standaardtaal is thans veel geringer dan die van het Engels, zodat de vernederlandsing van de bestaande Franse bastaardwoorden een periode in de ontwikkeling van de Nederlandse woordenschat afsluit. Al met al heeft de kommissie een veertigtal Engelse leenwoorden in de spelling vernederlandst, waaronder bebie, freem, grok, keek, kooks, overal (overall), piknik, ponnie (pony), reel, resen, tenk, trem, trenen, ten dele in aansluiting op de Woordenlijst-1954. Van freem, keek en resen bestaan afleidingen en flexievormen in het Nederlands: freempje, keekje, reeste en gereest. Wie voor deze woorden uitsluitend een Engelse schrijfwijze frame, cake en racen aanvaardt, moet ook konsekwent framepje, cakeje, racete, geracet blijven spellen en veroordeelt door deze hybridische spellinggedrochten zichzelf. | |
3. De voorgestelde regeling is niet konsekwentErnstiger lijkt het verwijt van inkonsekwentie bij de vernederlandsing van bastaardwoorden. Waarom bv. boederen naast boudoir en kamoeflage naast journalist? Men bedenke dat de kommissie vaste regels voor de vernederlandsing der bastaardwoorden heeft uitgewerkt en dat ook de gevallen van niet-vernederlandsing behoorlijk zijn verantwoord. De kommissie heeft de omspelling van de als zj gesproken j (en g) verworpen en was dus wel genoodzaakt in journalist de ou te handhaven met het oog op de juiste uitspraak. In de regel verhinderen naast dubbele uitspraakmogelijkheden (auto, restaurant) ook gehandhaafde vreemde spellingbeelden (ch voor sj; g en j voor zj; oi) en vreemde meervoudsvormen (collo, colli) de vernederlandsing van het woordbeeld. Voor het produktieve formans -ge werd een uitzondering gemaakt, omdat anders de gelijkvormigheid van kamoeflage en kamoefleren verbroken wordt. Hetzelfde geldt van elektricien en rezervoir niettegenstaande hun Franse -cien en oi naast en wegens elektries en rezerveren. De voorstellen van de kommissie zijn geen willekeurig samenraapsel van lukraak gekozen spellingwijzigingen, doch een afgerond stelsel van samenhangende regels, dat in de toekomst als richtlijn voor het omspellen van nieuw ingeburgerde leenwoorden dienst kan doen. In dit opzicht verdient de regeling van de kommissie ongetwijfeld de voorkeur boven die van Kollewijn, die voor de schrijfwijze van bastaardwoorden veelal slechts incidentele wijzigingen voor- | |
[pagina 1022]
| |
stelde. Zoals elk systeem voeren ook de nieuwe regels tot enkele op het eerste gezicht schokkende woordbeelden: sinies voor cynisch, sezarisme voor caesarisme, sezuur voor caesuur (waarmee vgl. echter D. Zäsaropapismus, Zäsur). Wie de spelling van het grondwoord over die van de afleiding wil laten beslissen, moet ook benedictijn en dominicaan naast Benedictus en Dominicus blijven spellen, wat gelet op de bekendheid en frekwentie van deze woorden stellig ‘erger’ is dan sezarisme, waarvan de betekenis volkomen losstaat van de eigennaam Caesar. De kommissie heeft het voor- en nadeel van een strakke toepassing van haar regels zorgvuldig overwogen. Uitzonderingen op de regel zijn didaktisch alleen verantwoord bij kategorieën van voorvoegsels en woordeinden (bv. circum-; -cee, -cide), niet bij losstaande woorden, omdat hierdoor de regel ontwricht en waardeloos wordt. Het nadeel van het ongewone woordbeeld wordt trouwens door de grote winst van de verkregen eenvormigheid en eenheid bij de spelling van bastaardwoorden ruimschoots opgevangen. | |
4. De kommissie is haar opdracht te buiten gegaanTenslotte verwijt men de kommissie, dat zij met het voorschrijven van zeën, kniën, tans, tuis, deren (voor deern) en toren (voor toorn) de perken van haar opdracht heeft overschreden. Het stellen van regels voor de meervoudsvormen op -eën (voor -eeën) en -iën (voor -i(e)ën) in bastaardwoorden noopte de kommissie ingevolge het fonologische beginsel tot een konsekwente toepassing van dezelfde regel op Nederlandse woordeinden (zeën zoals ideën, kniën zoals koloniën, melodiën). De weglating van de h in tans en tuis is het gevolg van de algehele schrapping van h in de verbinding th in bastaardwoorden (tee voor thee, waarvan de h etymologisch ongegrond is). Voor de dubbel gespelde woordeinden -aren/ aarn (lantaren, lantaarn) en -oren/ oorn heeft de kommissie de eerste schrijfwijze veralgemeend. Wie tegen Gods toren aankijkt, kan de frekwentie van deze spelling in het WNT nagaan. Wie huiverig is voor ideën, melodiën, kniën, zij verwezen naar Multatuli's Ideen, Huets Literarische Fantasien en Kritieken en de spellingen moskeen, sakristiën, knien volgens Weiland. Zelfs deren voor deern is Alberdingk Thym uit de pen gevloeid. Ook op deze punten werd de opdracht van de kommissie door de beide ministers achteraf uitgebreid. | |
5. De voorstellen van de kommissie zijn niet vergaand genoegVan radikaal progressieve zijde, met name door de Vereniging voor wetenschappelijke Spelling wordt aan de kommissie een te grote omzichtigheid bij het volbrengen van haar taak ten laste gelegd. Zo had de VWS gaarne gezien, dat de kommissie ook de schrijfwijze ie/ i in inheemse en bastaardwoorden (giter zoals liter), die van ei/ ij, ou/ au, van de onduidelijke klinker in -ig en -lijk, die van de als sj uitgesproken ch en van de als zj uitgesproken g en j in bastaardwoorden alsook de spelling der werkwoordsvormen in haar regeling | |
[pagina 1023]
| |
had betrokken. Tegen de door de VWS op deze punten noodzakelijk geachte vereenvoudiging heeft de kommissie dit overwegende bezwaar, dat algehele aanvaarding van de voorstellen der VWS het bestaande woordbeeld te zeer aantast. De kommissie, die het midden houdt tussen konservatisme en radikalisme, wenst geen stortvloed van nieuwigheden op de spelling te laten neerkomen, waardoor de afstand met het onmiddellijk verleden te groot en de ‘kontinuïteit van het schriftbeeld’ inderdaad ‘verstoord’ zou worden. Mocht het evenwel blijken, dat aan de kommissie van hogerhand een ruimere opdracht wordt verstrekt, dan is deze wel bereid een en ander uit de verlanglijst der progressieven alsnog te overwegen.
* * *
Zullen de voorstellen der kommissie de gewenste spellingrust brengen? Het antwoord op deze vraag hangt niet alleen af van de praktische bruikbaarheid van de voorgestelde regeling, doch ook van de houding van maatschappij, onderwijskringen en regering t.o.v. de hervormingsdrift van radikale spellingvereenvoudigers, die beweren met de voorstellen van de kommissie geen vrede te hebben. Of zal de minister voor de Nederlandse Kultuur het oor lenen aan de konservatieve reaktie, waarvan de Gentse hoogleraren en akademieleden Lambrechts en Van Werveke de belangrijkste vertegenwoordigers zijn? In de Senaat heeft Prof. Lambrechts, die beweerde ‘sine ira et studio’ te spreken, verklaard ‘het debat op een hoger plan te plaatsen dan dit gekozen door de linguisten, die blijkbaar iets nodig hebben, zoals de kinderen’ en ‘nu eenmaal iets moeten hebben om zich mee te amuseren’ (Beknopt Verslag en Parlementaire Handelingen). Prof. Lambrechts deelde mede het rapport niet volledig te hebben gelezen, ‘want na 25 blz. heb ik me kwaad gemaakt’. Sprekers spellingdeskundigheid moge inmiddels blijken uit zijn beweringen, dat ‘talen naar elkaar moeten toegroeien’ (?) en dat het ‘een gevaar (is) vreemde woorden los te maken van de taal tot dewelke zij historisch, grammatikaal en struktureel behoren’. Met vreemde woorden bedoelt spreker kennelijk bastaardwoorden. Nu zijn bastaardwoorden juist die leenwoorden, die alleen nog historisch met de taal van herkomst zijn verbonden, doch zich overigens als oorspronkelijk Nederlandse woorden gedragen, afleidingen met affixen enz. vertonen. Res loquitur miras, cum quis fervescit in iras. De afdeling Letteren van de Vlaamse Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België (waarbij van België het Franse de Belgique vertaalt!) heeft een motie uitgegeven, waarin de voorgestelde spelling der bastaardwoorden ‘onaanvaardbaar’ wordt genoemd, omdat zij ‘veel verder gaat dan wat nodig is om een einde te maken aan de heersende verwarring’ en ‘deze verwarring nog zou vergroten’. Het wachten is nu op het deskundig verslag, dat deze akademie en de Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde (gelukkig niet van België) aan de minister zullen uitbrengen. Terloops zij opgemerkt, dat de Nederlandse Akademie van Wetenschappen het interim- | |
[pagina 1024]
| |
rapport van de Bastaardwoordenkommissie in oktober 1964 lang niet ongunstig heeft beoordeeld. Mochten onverhoopt de konservatieven het pleit winnen en de voorgestelde regeling door de beide regeringen worden verworpen, dan blijven de narigheden van de dubbelvormen van de Woordenlijst-1954 en hiermede de spellingonrust voortbestaan. Afschaffing van deze dubbelvormen door alleen de progressieve schrijfwijze van de Woordenlijst-1954 te erkennen, lost de ter zake bestaande moeilijkheden slechts ten dele op. Er zijn namelijk een groot aantal bastaardwoorden, die in de Woordenlijst-1954 uitsluitend met c, cc, qu, s, y enz. worden geschreven en thans bezwaarlijk in hun konservatieve spelling naast de overige progressief met k, ks, kw, z, i enz. gespelde woorden kunnen gehandhaafd blijven. Het ‘terugdraaien van de voorkeur’ is een luiheidsoplossing, die nog minder progressief zou zijn dan de in 1958 door de Woordenlijstkommissie voorgestelde regeling. Evenmin verdedigbaar is een mogelijk voorstel van konservatieve zijde om een groot aantal bastaardwoorden op grond van hun technisch-wetenschappelijke gebruikssfeer of hun internationaal karakter a priori van vernederlandsing uit te sluiten. Het gebruik van technisch-wetenschappelijke termen blijft niet beperkt tot wetenschappelijke vakkringen. Een aantal ervan wordt ook door niet wetenschappelijk geschoolden, technici en zelfs gewone vaklui, gebruikt. Universitair en nijverheidsonderwijs maken gebruik van dezelfde terminologie. Wat technisch-wetenschappelijk of internationaal is, kan ieder voor zichzelf proberen uit te maken, maar twee schrijvers en een zelfde schrijver op verschillende tijdsstippen zullen het nooit eens zijn over deze merendeels willekeurige onderscheiding. Zelfs mocht een lijst van zodanige bastaardwoorden kunnen worden gekonstrueerd, dan is de didaktische bruikbaarheid ervan nihil. Niemand toch zal kunnen onthouden welke formeel niet gekenmerkte woorden technisch-wetenschappelijk of internationaal en daarom in de vreemde schrijfwijze taboe zijn. In de praktijk komt dit voorstel neer op een incidenteel vernederlandsen van de overige bastaardwoorden, met als onvermijdelijk gevolg: vergroting van het aantal spellingwillekeurigheden en volmaakte spellingchaos.
Spellingonrust is voor Vlaanderen noodlottig. Vlaamse taalleraars kunnen hun tijd veel nuttiger besteden aan het aanleren van het juiste taalgebruik (ook van bastaardwoorden) in plaats van uren te verspillen aan het inprenten van fossiele spellingelementen in bastaardwoorden. Vlamingen verwijten wel vaker en terecht aan Hollanders hun pedante voorkeur voor Franse (en Engelse) bastaardwoorden. Dat ook het Zuiden in dit opzicht niet vrijuitgaat, bewijzen Vlaamse taaldwaasheden als Generale Bankmaatschappij (voor Algemene), Internationaal Maritiem Agentschap (voor Scheepvaart-), rekonversie (voor omschakeling), Wapenmuseum van Liège (op een Belgische postzegel) enz. Deze taalbastaardij te bevechten is alleszins gewichtiger dan zich op te winden over ‘sjofeurs met odeklonje’ en ‘keek etende bebies’. |
|