- van de Verenigde Staten, is de regering in voortdurende moeilijkheden geweest. Er was een periode nl. van 1955 tot '63, waarin er enige bestendigheid te ontdekken was onder premier Karamanlis, de stichter van de Nationaal Radicale Unie, maar toen deze naar aanleiding van een onbetekenend meningsverschil met de koning aftrad en het land verliet, volgden de regeringen elkaar snel op. De werkelijke reden voor het aftreden van Karamanlis moet worden gezocht in de tegenstelling tussen de gematigde progressiviteit van Karamanlis en het conservatisme van het hof. Misschien zou het de leider van de Unie van het Centrum, George Papandreou, gelukt zijn om enige rust te brengen, als hij wat tactischer was te werk gegaan en er zo in zou zijn geslaagd het vertrouwen van de koning te winnen. Toen hij echter eind '65 als premier tevens minister van defensie wenste te worden om dan het leger te zuiveren van rechtse, conservatieve elementen, joeg hij zijn tegenstanders te hoop, die daarop al hun invloed op de jonge koning Constantijn aanwendden om onmiddellijk het door Papandreou in een boze bui aangeboden ontslag te aanvaarden.
Het geheel werd nog meer gecompliceerd door de ondoorzichtige Aspidaaffaire. Aspida zou een organisatie zijn van links-revolutionaire legerofficieren onder leiding van Andreas Papandreou, met het doel de monarchie omver te werpen. Er is een proces geweest, dat weinig beantwoordde aan de eisen van een normale rechtspleging, er zijn vonnissen geveld en enkele beschuldigden, juist degenen, die bekend hadden lid van Aspida te zijn, werden vrij gesproken. Maar Andreas kon men, daar hij parlementaire onschendbaarheid genoot, niet aanpakken. Men moest een andere kans afwachten.
Eind december van het vorig jaar maakte de Nationaal Radicale Unie, nu onder leiding van Kanellopoulos, moeilijkheden; hij zegde de steun van zijn partij aan de zittende regering Stephanopoulos op en eiste spoedige nieuwe verkiezingen. De regering wenste nl. een wetsvoorstel in te dienen tot wederinvoering van de volledige evenredige vertegenwoordiging in plaats van de bestaande versterkte evenredigheid met een minimum. Aanneming van dit voorstel zou verlies betekenen voor de grotere partijen, ook voor de nationaal-radicalen en vandaar de haast van hun leider. Twee overgangsregeringen volgden elkaar snel op, de laatste met Kanellopoulos aan het hoofd, en op 28 mei zouden er verkiezingen worden gehouden, die naar men algemeen verwachtte door de beide Papandreous zouden worden gewonnen. Ruzie was er nog geweest over de datum van de ontbinding van het zittende parlement; gebeurde dit voor 28 mei, dan zouden de leden niet meer onschendbaar zijn en zou Andreas P. in moeilijkheden komen.
In Griekenland worden vader en zoon Papandreou door hun tegenstanders communisten genoemd. In de ogen van de conservatieven in het leger en aan het hof is echter ieder die streeft naar de in het sociaal en economisch achterlijke land noodzakelijke hervormingen, communist; dat Papandreou tot nu toe elke samenwerking met Verenigd Democratisch Links, waarin de verboden communistische partij een onderdak heeft gevonden, heeft afgewezen, deert de conservatieven niet. De angst voor het aan de macht komen van dit ‘communisme’ heeft op 21 april l.l. geleid tot een uiterst rechtse staatsgreep van het