George Grosz
K. Schippers
In de beroemde ‘Dada Almanach’ van Richard HuelsenbeckGa naar voetnoot1 staat een even beroemde foto, waarop twee keurige heren een bord vast houden met de tekst ‘Die Kunst ist Tot. Es lebe die neue Maschinenkunst. Tatlinks’. Het zijn de fotomonteur John Heartfield (die eigenlijk Herzfeld heette) en de tekenaar George Grosz, die tijdens een dada-tentoonstelling in 1920 op deze manier lieten blijken, dat het wat hun betreft allemaal niet meer hoefde. ‘Maschinenkunst’ dus. Heartfield - met Raoul Hausmann de uitvinder van de fotomontage - heeft het niet bij de ironische bewering alléén gelaten. Hij accepteerde de fototechniek met alles erop en eraan als een exacte medewerker bij het kunstproduktieproces. Grosz daarentegen heeft zich altijd ver van de machines gehouden. En hoewel zijn mentaliteit eerste-uurs-dadaistisch was (anti-alles, inclusief dada) ademt zijn werk veel meer de geest van de regelrechte satire. Grosz' pen vond lucht en ruimte in het schoon schip makende anti-klimaat van dada. Die tijd (1916-'20) moet als een katalysator hebben gewerkt voor het met de galpen vastleggen van zijn reële, hoewel weinig hoopgevende inzichten. Want na dada heeft Grosz dubbel zo hard doorgetekend aan dezelfde serie tekeningen, die door de geportretteerden niet als waar werd herkend. Grosz ging in 1933 dan ook in Amerika wonen. Zijn onderwerpen? De Duitsers.
Die Duitsers liggen nu voor mij in het monumentale boek Ecce HomoGa naar voetnoot2, dat Grosz in 1923 publiceerde en dat door de Amerikaanse uitgeverij Grove Press opnieuw voor iedereen bereikbaar is geworden. Een familiealbum vol met naar recreatie zoekende stervelingen, waarbij het werk ongenoemd blijft. Bordeelklanten, kaartende bierdrinkers, kotsende feestgangers, hoeren, militairen en directeuren, die een avondje uit zijn, zoeken de ontspanning, waar krachtens het Deense gezegde geen mens buiten kan. Vrolijk ziet het er niet uit. Dat is de werkelijkheid nu eenmaal niet altijd. Maar een pessimist kunnen we Grosz toch moeilijk noemen. Zijn werk legt een realiteit bloot, die van alle tijden is, net zo reëel als een bosje narcissen, hoewel met een andere geur. Ik zou zeggen: maakt u eens een tramritje tijdens het spitsuur in de grote stad. Dat is een levende expositie van ongetekende Grosz-figuren, die zich huis- en anderwaarts