Streven. Jaargang 20
(1966)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 556]
| |
Een nieuwe psalmvertalingTevje in de musical Anatevka zegt voortdurend: ‘Zoals het goede boek zegt...’, en hij citeert gul en vrij uit de Schrift, waar hem dat te pas komt. Joden, en rechtzinnige protestanten, kunnen met bijbelspreuken leven, al gaat dat bij de laatsten gepaard met een heilig respect voor de tekst, ook zoals die gestold is in het hoogdravend jargon der vaderen. De Tale Kanaäns heeft een eigen idioom en eigen woorden, dat weten alle predikanten. Maar ook bijbelvertalers beseffen dat, en zij hebben moeite zich aan de heerschappij van die taal te ontworstelen, voelende dat hier rechtzinnigheid gemakkelijk naar eigenzinnigheid voert. Zij moeten kiezen tussen hun eerbied voor de tekst en die voor de lezer. Kiezen zij voor het eerste, dan vertrouwen zij als Tevje op de autonome werking van taal in de kerk. Kiezen zij het tweede uitgangspunt, dan houden zij bij hun arbeid die mensen voor ogen voor wie de officiële bijbeltaal ver weg is, maar die toch zo graag nog heden ten dage iets met hun bijbel willen doen. Met deze bedoeling zijn de volgende psalmen vertaald. Het zijn er vier uit een verzameling van 50, die binnenkort gaat verschijnenGa naar voetnoot1. Ze zijn van de hand van Huub Oosterhuis en Michel van der Plas, in samenwerking met H. Renckens en P. Drijvers, die vooral het exegetische speurwerk verrichtten. Het is een letterlijke vertaling, dat wil zeggen een precieze weergave van wat in de grondtekst staat. Maar met dat uitgangspunt alleen kan men nog alle kanten op. Men kan met grote kennis van zaken recht doen aan het Hebreeuws, terwijl het Nederlands daarbij geweld lijdt. De psalmvertaling van prof. J. Van der Ploeg o.p. (1963) is daarvan een triest voorbeeld. Men kan ook zowel Nederlands als Hebreeuws pogen te sauveren, en daarbij aanleunen tegen de geijkte woorden en zinsconstructies der traditie, zoals de vertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap doet (1959). Het nieuwe van de vertaling waarvan deze vier psalmen een specimen zijn, schuilt in de combinatie van een aantal factoren, die misschien het beste aan een voorbeeld kunnen worden toegelicht. Hier volgen de verzen 5 en 6 van psalm 11, in de vertaling van achtereenvolgens v.d. Ploeg, het NBG, en Oosterhuis c.s. | |
[pagina 557]
| |
‘Jahweh onderzoekt rechtvaardige en zondaar
en wie het onrecht liefheeft haat Hij diep.
Over de zondaars laat Hij het regenen
vurige kolen en zwavel;
en een hevige stormwind
is de beker die hun deel is’.
‘De Here toetst den rechtvaardige en den goddeloze;
en wie geweld bemint, dien haat Hij.
Hij regent op de goddelozen vurige kolen en zwavel,
schroeiende wind is het deel van hun beker’.
‘Goeden en kwaden doorschouwt Hij,
aanstichters van terreur
verafschuwt Hij hartgrondig.
Dat soort krijgt van Hem
stortbuien vuur en zwavel,
gloeiende woestijnwind
krijgen zij voor hun dorst’.
‘Goeden en kwaden’ zegt deze vertaling. Ze kiest het meest directe woord in plaats van ietwat verstarde termen. In het woord ‘aanstichters’ graaft zij dieper dan de andere vertalingen, en laat het handelend aspect dat het Hebreeuwse ‘zij die beminnen’ aankleeft, meeklinken. Zo is ook ‘geweld’ gewelddadigheid, dus ‘terreur’. Dezelfde zorg om het Hebreeuwse beeld in zijn oorspronkelijkheid te herstellen, vindt men terug in het woord ‘woestijnwind’, waar gekozen is voor de in de grondtekst gerechtvaardigde associatie met de ‘samum’, een gloeiende wind in de woestijn. Sprekende, levende taal wil deze vertaling brengen, en zij zegt dan ook ‘dat soort’, in plaats van de matte herhaling ‘de zondaars’, en het voor ons niet meer toegankelijke ‘is het deel van hun beker’ vervangt zij door het plastische ‘krijgen zij voor hun dorst’. Opvallend is de ritmische bewerking tot eenvoudige heffingsverzen, die de psalmen opnieuw als gedichten herstelt, en de vertaling voor de liturgie bruikbaar maakt. De grote winst van dit literair doorwrocht werkstuk is, dat de psalmen, van kerkelijk jargon en cliché ontdaan, herkenbaar worden als ons eigen gebed. Ze zijn uit een isolement verlost. Men beleeft de emoties, angst en verrukking van de joodse bidder mee, en op zijn ritmisch spreken ademt het eigen hart.
T. van der Stap | |
[pagina 558]
| |
Psalm 11
Mijn schuilplaats is bij Hem.
Waarom dan gezegd:
‘vogel, vlucht naar de bergen;
daar, die man zonder God
spant zijn boog, legt aan,
schiet in de nacht, wil onschuld
treffen in het hart.
Scheuren de fundamenten,
wat baat dan goedheid nog’.
God, in zijn heilig huis,
Hij op zijn troon in de hemel,
zoekt met zijn ogen de wereld,
toetst de kinderen van Adam.
Goeden en kwaden doorschouwt Hij,
aanstichters van terreur
verafschuwt Hij hartgrondig.
Dat soort krijgt van Hem
stortbuien vuur en zwavel,
gloeiende woestijnwind
krijgen zij voor hun dorst.
Hij, de waarachtigheid zelf,
heeft de waarachtige lief.
Onschuld zal Hem aanschouwen.
| |
[pagina 559]
| |
Psalm 32
I
Gelukkig is de man
wiens ontrouw is vergeven,
wiens kwaad vergeten is.
Geluk voor hem, als God
zijn zonden niet meer telt,
als hij bekennen durft:
ik heb gezondigd.
Zolang ik doof was voor
de stem van mijn geweten,
werd ik verteerd van binnen,
vluchtte in zelfbeklag.
Uw hand woog zwaar op mij,
dagen en nachten lang.
Mijn krachten kwijnden weg
zoals een mens wegkwijnt
onder de zomerhitte.
Maar toen kon ik mijn kwaad
niet meer voor U verbergen.
Ik dacht: ik ga naar Hem,
zeggen wat ik gedaan heb -
en Gij hebt mij vergeven.
Daarom mag elke mens
die in uw naam gelooft,
vertrouwvol tot U gaan,
zolang Gij U laat vinden.
Al breekt een zondvloed los,
hem zal niets overkomen -
Gij hebt toch ook mijn angst
bezworen, Gij zijt zelf
de ark van mijn behoud.
Het lied van uw verlossing
is overal om mij heen.
| |
[pagina 560]
| |
II
Zo spreekt de Heer uw God:
‘Ik zal u wegwijs maken,
mijn raad zal ik u geven
mijn ogen zijn op u:
wees toch niet redeloos
en koppig als een ezel,
een paard dat men met sporen
en teugels moet bedwingen -
het zou u slecht vergaan’.
Ontvlucht uw God, gij vindt
ellende overal,
maar geeft gij u gewonnen,
Hij zal genadig zijn.
Mensen van goede wil,
Hij is een bron van vreugde,
verheugt u dan in Hem
met een gelouterd hart.
| |
[pagina 561]
| |
Psalm 97
Koning is onze God,
alle stranden der aarde
lachen en juichen van vreugde.
Hij woont in nacht en wolken,
gerechtigheid en waarheid
schragen zijn koningstroon.
Vuur gaat voor Hem uit,
brandt zijn vijanden weg.
Het weerlicht over de wereld.
De aarde heeft het gezien.
De aarde kronkelde en steunde
als een barende vrouw.
Bergen smelten als was
waar onze God verschijnt,
heer en meester op aarde.
De hemelen hebben verkondigd,
de heidenen hebben aanschouwd
zijn liefde in volle luister.
Schande over de mens
die zich voor beelden buigt,
die zich beroemt op niets.
Alle beelden van goden
buigen toch zelf, ja knielen
voor onze God in het stof.
Sion heeft het gehoord,
de steden van Juda juichen
dat Gij hun redder zijt,
o, allerhoogste God,
meer en groter zijt Gij
dan alle aardse goden.
| |
[pagina 562]
| |
Alwie boosheid haat
wordt van God bemind.
Hij bewaart hun hart.
Hij zal zijn geliefden
eens voorgoed bevrijden
uit de greep van het kwaad.
Licht is uitgezaaid
voor Gods gerechte vrienden,
vreugde zal ontbloeien.
Vrienden, weest verheugd
en verkondigt zijn naam
boven alle namen.
Psalm 124
Terecht kan Israël zeggen:
was God niet vóór ons geweest
toen de mensen tegen ons waren,
was God niet vóór ons geweest,
ze hadden ons levend verslonden,
wij waren verbrand in hun woede,
het water had ons besprongen,
de vloed ons meegesleurd,
en in de kokende golven
zouden wij zijn vergaan.
Maar God, Hij zij geloofd,
heeft ons gespaard voor hun tanden,
Wij zijn ontsnapt, als een vogel
aan het net van de vogelaar;
het net is gescheurd
en wij zijn gevlogen -
Onze hulp is de naam van de Heer
die hemel en aarde gemaakt heeft.
|
|