| |
| |
| |
Politiek Overzicht
Internationaal
Rhodesië
De besprekingen tussen de Engelse prime-minister, Wilson, en zijn Rhodesische ambtgenoot, Smith, aan boord van de ‘Tiger’ in de nabijheid van Gibraltar waren een uiterste poging van Londen om alsnog een akkoord te bereiken. Het was echter tevergeefs. Wilson kon niet anders dan strikt vasthouden aan het eens ingenomen standpunt neergelegd in de constitutie van 1961 en de zes principes, die neerkomen op de eis van een spoedige verbetering van de politieke en economische situatie van de inheemse meerderheid. Smith bleek tijdens de onderhandelingen niet te beschikken over de volledige volmacht om te beslissen en na een uitstel van twee dagen moest Londen aannemen, dat men in Salisbury niet op de voorstellen wenste in te gaan. Wilson was toen gedwongen over te gaan tot een beroep op de V.N. De veiligheidsraad kwam bijeen en stelde allereerst vast, dat de toestand in Rhodesië een bedreiging voor de vrede vormde en behandelde vervolgens het Engelse verzoek om selectieve sancties tegen Rhodesië te nemen.
Hier kwamen echter de moeilijkheden. Over de in de Veiligheidsraad door Engeland in te dienen motie moet eerst beraadslaagd worden door de vier Gemenebestlanden, die zitting hebben in deze raad en vervolgens door alle 23 leden van het Gemenebest. Onder dezen zijn er echter verschillende die verder willen gaan dan Engeland en aandringen op toepassing van een olie-embargo en zelfs op het gebruiken van geweld. Voor het laatste voelt Londen niets en het eerste zou alleen maar afdoende zijn, als men het niet alleen tegen Rhodesië afkondigde maar het ook van toepassing verklaarde op de Unie van Z. Afrika en de Portugese koloniën, daar van dezen niet is te verwachten, dat zij de V.N.-sancties zullen toepassen. Dit zou leiden tot een direct conflict tussen Engeland en de Unie van Z. Afrika en hierdoor zou de Engelse economie, die er toch al slecht voor staat, ernstig gedupeerd worden, daar Z. Afrika nog altijd Engelands grootste afnemer is. Men begreep in Londense regeringskringen blijkbaar toch niet aan een olie-embargo te kunnen ontkomen en tijdens de debatten over de Rhodesische kwestie in het Lager Huis verklaarde de regering zich bereid verplichte olie-sancties te aanvaarden mits deze niet tot economische moeilijkheden met andere landen zouden leiden. Op aandringen van de Afrikaanse landen werd dit embargo dus aan de lijst van goederen die door dwingende sancties werden getroffen, toegevoegd en de resolutie werd op
| |
| |
16 dec. in de Veiligheidsraad aangenomen met 11 voor en 4 onthoudingen. Een Britse weigering om geweld te gebruiken tegen de regering van Ian Smith werd niet veroordeeld, alhoewel de Afrikaanse staten dit wensten; ook een voorstel om Z. Afrika, dat geen economische sancties tegen Rhodesië wenst toe te passen, en Portugal te veroordelen werd verworpen. Eigenlijk staat hiermee de hele sanctie-politiek op losse schroeven. Hoe wil men met een onvolledige toepassing ooit Rhodesië dwingen? En wat voor gevolg zal een mislukking hebben voor de V.N.? Het doet ons te veel denken aan de mislukking van de Volkerenbond in verband met de in 1935 tegen Italië getroffen sancties wegens de aanval op Abessynië.
| |
Vietnam
Het lijkt er op, dat de komende ambtsperiode van Oe Thant, die op 2 december met algemene stemmen voor vijf jaar werd herkozen, nog vele jaren zal worden beheerst door de oorlog in Vietnam of misschien nog meer door de uitbreiding hiervan tot een wereldoorlog. De V.S. intensiveren de strijd voortdurend en naderen met hun luchtbombardementen steeds meer de N. Vietnamese hoofdstad Hanoi; zij bombardeerden herhaalde malen doelen in de buitenwijken en zouden dit ook in de stad zelf doen. Wij willen president Johnson graag geloven, dat de opdracht is gegeven om slechts militaire doelen te bestoken, maar het is helaas onvermijdelijk, dat hierbij tevens burgerslachtoffers vallen. Wij geloven ook graag in de oprechtheid van allen die hierin aanleiding vinden te protesteren tegen het Amerikaanse optreden, maar betreuren het, dat zij ook niet - en veel eerder - protesteerden tegen b.v. de aanslagen van de Vietcong in Z. Vietnam, waarbij ook slachtoffers vielen onder de burgerij. Iedereen wil vrede en zeker in Vietnam, omdat hier alle voorwaarden voor handen zijn voor het ontstaan van een grote oorlog, wanneer hetzij communistisch China, hetzij Rusland gaat deelnemen aan de strijd. Ook Washington ziet dit gevaar en dringt daarom aan op onderhandelingen; ook Johnson ziet in, dat het uiterst moeilijk zo niet onmogelijk is om een militaire overwinning te behalen en dat de laatste nog weinig of geen betekenis zal hebben als niet tevens een verbetering van de sociaal-economische toestand van de bevolking wordt verwezenlijkt. Dit is echter niet mogelijk zonder vrede en hiervoor is de goede wil van beide partijen vereist.
Paus Paulus wees hierop in zijn kerstboodschap, toen hij de hoop uitsprak, dat de tweedaagse kerstwapenstilstand zou worden verlengd, een wapenstilstand waarin beide partijen bewilligd hadden. Maar zowel dit bestand als dat rond nieuwjaar is zonder verlenging voorbij gegaan. Ook alle pogingen van Oe Thant zijn nog steeds tevergeefs geweest; hij stelt drie voorwaarden voor succes van eventuele onderhandelingen, n.l. staken van de luchtaanvallen op N. Vietnam, vermindering ‘in aanzienlijke mate’ van de vijandelijkheden en erkenning van het Nationale Bevrijdingsfront als onderhandelingspartner. Oe Thant kreeg eindelijk in december de volledige medewerking van de V.S. in zijn vredespogingen toegezegd, maar afgezien van de vraag of Hanoi iets voor dit plan voelt, is er nog de vraag wat deze volledige medewerking werkelijk betekent
| |
| |
Twijfel aan de oprechtheid van deze woorden ontstaat niet alleen door de voortzetting der bombardementen, maar ook door uitlatingen van personen als kard. Spellmann, die in een kersttoespraak voor de troepen in Z. Vietnam opriep tot strijd tot de onvoorwaardelijke overgave. Daarmee ging de 78-jarige hoofdaalmoezenier der Amerikaanse strijdkrachten veel verder dan de president der V.S., en lijnrecht in tegen de opvatting van de Paus. Ondanks het feit dat hij van alle kanten werd aangevallen, wenste de kardinaal niets van zijn woorden terug te nemen. Dat hoeft ook niet; het kwaad is al gedaan; eens te meer is er twijfel gezaaid aan de oprechte vredeswil van de V.S. en dit is koren op de molen van Hanoi en Peking.
| |
NAVO
De jaarlijkse ministerraad van de Noord Atlantische Verdrags Organisatie, waarin de ministers van buitenlandse zaken en van defensie der verschillende leden zitting hebben, kwam op 15 en 16 december te Parijs bijeen. Om meerdere redenen was deze bijeenkomst belangrijk. Het was n.l. de laatste maal dat zij in de Franse hoofdstad werd gehouden; wel trekt Frankrijk zich slechts terug uit de geïntegreerde militaire organisatie van het verbond en wenst het ook nu nog na 1969 lid van het bondgenootschap te blijven, maar de andere leden wensten toch niet in te gaan op de Franse suggestie de zetel van de raad in Parijs te laten, terwijl de NAVO-commando's en bases uit Frankrijk moeten vertrekken; volgend jaar hoopt men in tijdelijke verblijven in Brussel te vergaderen in afwachting van het klaar komen van definitieve gebouwen in Heijssel. Belangrijker was het feit dat deze keer de nadruk niet op de verdediging tegen en de afschrikking van het Oost-blok lag, maar op de ontspanning van de verhouding met Rusland, terwijl tevens de nadruk werd gelegd op de uitbreiding van politieke en vooral economische activiteiten. Wat de verhouding tot Rusland betreft verklaarde de Franse minister, Couve de Murville, dat dit geen kwestie voor de NAVO was maar voor ieder van de leden afzonderlijk; Frankrijk wenst geen integratie op het terrein van de internationale politiek. Het wil kennelijk de door de Gaulle reeds bewerkte betere verstandhouding met Rusland, zoals die in de afgelopen maand ook bleek uit het bezoek van de Russische premier, Kosygin, niet prijsgeven en zijn politiek niet aanpassen aan meer algemene NAVO-opvattingen.
Tenslotte was de bijeenkomst belangrijk, omdat hier het eerste optreden plaats had van Brandt als nieuwe minister van buitenlandse zaken der W.-Duitse Bondsrepubliek. Hij verklaarde zich voorstander van het Atlantisch bondgenootschap; verdedigde ook de stelling, dat Duitsland recht had op hereniging door zelfbeschikking, maar verklaarde tevens dat dit streven naar hereniging geen hinderpaal mocht vormen voor de ontspanning tussen Oost en West; verder wees hij er nadrukkelijk op, dat de Bondsrepubliek geen kernwapens verlangt noch de controle hierop, maar slechts medezeggenschap verlangt in het waarborgen der veiligheid. Men hoopt hierdoor de Russen tegemoet te komen en hun angst voor een herlevende Duitse macht althans enigszins weg te nemen.
| |
| |
| |
West-Duitse Bondsrepubliek
De felle uitval die de Russische premier, Kosygin, zich tijdens zijn negendaagse bezoek aan Frankrijk tegen de W.-Duitse Bondsrepubliek veroorloofde, was misschien een gevolg van het feit dat de Gaulle ook tijdens deze besprekingen bleef weigeren het Oost-Duitse régime te erkennen. Dit heeft hij steeds geweigerd en nu kan hij zeker niet anders, daar het standpunt van Bonn t.a.v. Frankrijk zich aan het wijzigen is. Kwam er tijdens het bewind van Erhard weinig terecht van het in 1963 gesloten Frans-Duitse vriendschapsverdrag vooral tengevolge van de politiek van de toenmalige minister van buitenlandse zaken, Schröder, die voorstander was van een op de V.S. geörienteerde Duitse politiek, nu er een nieuwe regering in Bonn is opgetreden benadert deze het Frans-Duitse probleem ook anders. Men wil nu niet meer kiezen tussen Frankrijk en de V.S., maar ‘samen met Frankrijk, Amerika's oudste bondgenoot in Europa’ proberen te komen tot een nauw verbond tussen de vrije Europese staten en de V.S. Het is in elk geval een vondst, maar wil Frankrijk met de V.S. samenwerken? De Gaulle's nieuwjaarsrede klonk ietwat anders. Er zal heel wat diplomatieke handigheid van Kiesinger en Brandt vereist worden om deze puzzle op te lossen. Gaan zij concessies aan de Gaulle doen inzake de EEG en de Europese politieke eenheid? Gaan deze ook ten koste van de toetreding van Engeland tot de EEG, waarvan de laatste tijd weer sprake is?
Ook tegenover het Oostblok verandert de houding van Bonn. Meer en meer wordt de Hallstein-doctrine, volgens welke geen diplomatieke betrekkingen konden worden aangeknoopt met landen die de DDR erkenden, prijs gegeven. Vroeger maakte men hierop alleen een uitzondering voor Moskou, maar nu wil Bonn toenadering zoeken tot Roemenië, Bulgarije, Hongarije, Tsjecho-Slowakije en Polen. De toenadering tot de eerstgenoemde drie landen wordt vergemakkelijkt door het ontbreken van grenskwesties, maar zowel t.a.v. Praag als Warschau zijn deze van ernstige aard. Voor Praag was daarom de verklaring van Kiesinger bedoeld, dat het verdrag van München in 1938, waarbij het Sudetenland bij het Duitse Rijk gevoegd werd, ongeldig was. Tot een erkenning van de Oder-Neisse linie tegenover Polen heeft Bonn het echter nog niet gebracht; wel verklaarde men begrip te hebben voor het Poolse verlangen naar veilige grenzen. Gelukt het Bonn om met een of meer Oost-Europese landen betrekkingen aan te knopen, dan zou dit de W.-Duitse positie aanzienlijk versterken bij het bezoek van Brandt aan Moskou in de loop van 1967.
| |
Nederland
Het kabinet Zijlstra loopt
De behandeling van de belastingvoorstellen van het kabinet Zijlstra halverwege december in de Tweede Kamer werd met meer dan gewone belangstelling tegemoet gezien. Van heinde en verre werden alle leden opgetrommeld en het was al uitzonderlijk 148 van de 150 kamerleden bij elkaar te zien. Zijlstra behaalde de overwinning over de gehele linie. De verlaging van de inkomsten- en loonbelasting werd met 77-71 stemmen uitgesteld tot 1 juli; de PvdA en VVD
| |
| |
stemden en bloc tegen, zoals zij en bloc vóór stemden bij een liberaal amendement om de belastingverlaging voor ongehuwden reeds bij 35 jaar te doen ingaan. Een merkwaardige samenwerking, die geen succes had. Met grote meerderheid werd het wetsontwerp aanvaard om de verhoging van de omzetbelasting reeds met 1 juli te doen ingaan. De regering krijgt hiermee de beschikking over ruim een half miljard gulden en hopelijk slaagt zij er in nu een goede basis te leggen voor de bestrijding der inflatie.
6-1-67
J. Oomes
| |
België
Conflict Union Minière - Kongo
In de loop van december steeg de spanning rond de besprekingen tussen de Union Minière du Haut Katanga en de Kongolese regering die plaats hadden te Kinsjasa. Een ogenblik zag het ernaar uit dat er een overeenkomst bereikt was, maar tenslotte liep het uit op een breuk. De Union Minière verlegde haar maatschappelijke zetel niet van Brussel naar Kinsjasa, er werd geen nieuwe NV van Kongolees recht opgericht in onderlinge verstandhouding en evenmin een nieuwe NV van Belgisch recht. In plaats daarvan richtte de regering te Kinsjasa eenzijdig een nieuwe exploitatiemaatschappij op (de Société Congolaise des Minerais), met een kapitaal waarvan 55% toebehoort aan de Kongolese Staat, 15% aangeboden werd aan de Britse Tanganyika Concessions Ltd (een maatschappij die 14,5% van het kapitaal van de ‘oude’ Union Minière bezit) en 30% opengesteld werd voor publieke inschrijving. Aan beide zijden werden van dat ogenblik af de lijnen strakker getrokken. De Union Minière betwistte de rechtsgeldigheid van het Kongolese initiatief, verklaarde zich op die voorwaarden niet meer bereid de opbrengst van de verkoop van het Kongolese koper aan Kongo te transfereren, liet weten dat zij het Kongolese koper dat door de nieuwe Kongolese maatschappij op de markt wordt gebracht, als haar eigendom blijft beschouwen en dat zij met alle rechtsmiddelen haar rechten zal doen gelden. Van Kongolese zijde werd de uitvoer van koper eerst stopgezet, vervolgens werd beslag gelegd op alle activa van de oude Union Minière in Kongo; er werden retroactieve fiscale vorderingen ingebracht die in de miljarden liepen; de concessies van de Union Minière, die geldig waren tot 1990, werden ingetrokken.
Politiek en commercieel is de toestand nog onoverzichtelijk. Aanvankelijk had men de indruk dat vier-vijf directeuren van de Union Minière in Kongo de beheerdersposten zouden aanvaarden die hun door de Kongolese maatschappij werden aangeboden; na ruggespraak met de leiding te Brussel wezen zij dit aanbod van de hand. Ook de Tanganyika Concessions Ltd., waarvan de Kongolese regering gezegd had dat ze op haar voorstellen inging, trok zich terug en beklemtoonde haar solidariteit met de Union Minière-Brussel. Voor het Belgische personeel van de Union Minière in Katanga begon het jaar in grote onzekerheid. De Kongolese regering verzekerde dat het niet-Kongolese personeel al zijn verworven rechten behield, maar of ze die belofte (gedeeltelijke uitbeta- | |
| |
ling in harde valuta, over vele jaren gespreide pensioenrechten, enz.) wil of kan houden, is een andere vraag.
Tot nog toe heeft men niet in twijfel getrokken dat de nieuwe Kongolese maatschappij in staat zal zijn de ontginning technisch voort te zetten, zelfs indien het Belgische personeel zijn medewerking zou weigeren. Het vervoer van het koper naar de inschepingshavens lijkt echter moeilijker te regelen. Een volledige spoorverbinding tussen de Katangese mijnen en Matadi bestaat er niet. Gedeeltelijk moet het vervoer met binnenschepen gebeuren, over rivieren waarvan de bevaarbaarheid er in de jongste jaren vanwege het gebrek aan onderhoudswerken niet op verbeterd is. Aangenomen dat de normale jaarproduktie 300.000 ton bedraagt, is de capaciteit van de verbindingsweg over Kongolees grondgebied te klein om de volledige produktie van Katanga naar Matadi te brengen. De beste verbinding is de Benguela-spoorweg, die Katanga via Portugees Angola met de haven van Lobito verbindt. Maar de betrekkingen tussen Kongo en Portugal zijn slecht, zodat Kinsjasa van die kant maar weinig medewerking kan verwachten. (De Britse Tanganyika Concessions Ltd. is aandeelhouder in deze spoorweg). Dit probleem houdt nauw verband met het vervoer van koper uit Zambia. Indien het Zambisch koper niet via Zuid-Rhodesië naar de Portugese havens van Mozambique vervoerd wordt, blijft er geen andere rationele wisseloplossing over dan de spoorweg via Katanga en Angola. Zal de regering Moboetoe hiervoor een oplossing vinden? Kan de Benguela-spoorweg geen koper door Angola vervoeren, dan werkt hij met verlies en is de haven van Lobito een belangrijke trafiek kwijt. Verder blijft te bezien hoe de commercialisatie van het Kongolese koper zal verliezen.
Of de rechtbanken buiten Kongo rekening zullen houden met het rechtsstandpunt van de Union Minière, weet men nog niet. Toen destijds Nederlandse plantagemaatschappijen eigendomsrechten lieten gelden op Indonesische thee die te Antwerpen geveild zou worden, verklaarde een Antwerpse rechtbank zich onbevoegd. Voorlopig zijn de koperprijzen snel gestegen, omdat niet alleen de mijnen in Afrika, maar ook die in Chili met allerlei moeilijkheden hebben te kampen. Zolang de vraag groot en de prijzen hoog blijven, zal Kongo wel partijen koper aan de man kunnen brengen, maar zal dat in de lange periode ook tegen behoorlijk renderende voorwaarden kunnen gebeuren? Afgezien van alle bijkomende factoren moet men voor ogen houden dat de mijnontginning in Katanga zowat de helft van de Kongolese belastingen en de uitvoer vertegenwoordigt. Dit kan voor de Kongolese regering zowel een reden tot halsstarrigheid zijn als tot gematigdheid. Een zo groot overwicht van één onderneming wijst op een ongezonde structuur van het bedrijfsleven en op een typisch koloniale eenzijdigheid van het nationaal produkt. Voor nationalistisch-gezinde regeringen is dit een uitdaging die onvermijdelijk haar stempel drukt op het hele politieke leven. Maar indien de ontginning en de uitvoer van het koper ontredderd worden door mateloze eisen tegenover een maatschappij waarvan de technische en economische prestaties niets te wensen overlieten, dreigt de regering haar eigen basis te ondergraven en alle kansen op economische expansie te verknoeien. Het is dan ook absoluut wenselijk dat de besprekingen hervat worden
| |
| |
met het oog op de oprichting van twee maatschappijen, een Kongolese exploitatiemaatschappij en een Belgische commerciële en financiële vennootschap, elk met een kapitaal dat redelijk verdeeld wordt tussen alle betrokkenen en met waarborgen van Kongolese zijde, dat met fiscale en financiële strijdmiddelen geen feitelijke onteigening zal worden nagestreefd. Van de ene kant moet een rendabele exploitatie mogelijk zijn, van de andere kant moet Kongo de indruk kwijt kunnen raken dat één enkele onderneming een soort ‘staat in de staat’ blijft. In die geest was een verklaring van de Belgische regering gesteld, die de rechten van de Union Minière bevestigde, maar door haar formulering een uitnodiging inhield om het toch nog maar eens met een minnelijke schikking te proberen. De voornaamste hinderpaal lijkt ons de zwakheid van de regering Moboetoe en van heel het Kongolese staatswezen te zijn.
| |
Exit Baron Pierre Nothomb
In de laatste dagen van december overleed baron Pierre Nothomb, 79 jaar oud, jarenlang senator voor Luxemburg. Verkozen op een C.V.P.-lijst, was hij een onafhankelijk politicus. Voor politici van dit type is er in de tegenwoordige parlementaire democratie en partijpolitiek vrijwel geen plaats meer. Hij was een ietwat romanesk man, romanschrijver, dichter en historicus. Hij was zeer bedrijvig op het gebied van de buitenlandse politiek en het militaire beleid en het ontbrak hem beslist niet aan ruime ideeën en soms heel pertinente inzichten. Maar hij was teveel een honnête homme, te speels, te rijk aan fantasie, om in deze technocratische tijd het parlement of de regering concreet te beïnvloeden.
Na de eerste wereldoorlog ijverde hij met het door hem opgerichte ‘Comité voor Nationale Politiek’ o.m. voor een wijziging van de Belgisch-Nederlandse grenzen. In Nederland en Vlaanderen werd dit niet erg op prijs gesteld, en ook de officiële kringen te Brussel achtten zijn anti-Nederlands irredentisme niet opportuun. Later is gebleken dat hij veeleer een Bourgondische visie op de historische ontwikkeling voorstond: hij nam zelfs geen genoegen met de Belgische grenzen van 1830, omdat ook het Belgische staatsbestel hem onhistorisch leek. In dat opzicht vertoonde hij een opvallende politieke verwantschap met Joris Van Severen en het Verdinaso in hun laatste fase.
In het begin van de jaren twintig was hij, met de ‘Action Nationale’ en de ‘Jeunesse Nationale’, een voorloper van de fascistisch-rechtse ideologie. Maar toen de rechtse tendenties met Rex in de jaren dertig vaste vormen aannamen en in de tweede wereldoorlog tot collaboratie met de Duitsers leidden, was hij niet meer bereid hieraan mee te werken. Na de oorlog was hij een inspirator van het streven naar Europese eenheid. Hij sprak van een ietwat mystische verbondenheid met Duitsland, die zowel in het historische Rijk als in de ‘christianitas’ wortelde en die verschillende van zijn historische romans inspireerde. Geestelijk en menselijk was hij een heel gevoelig man, die in zijn gezinsleven zowel met diepe vreugde als met schrijnend verdriet bedeeld werd. Een van zijn zonen kwam als officier om bij een ontploffing die in de jaren dertig in het land een massale beroering veroorzaakte. Zijn zoon Paul was tot 1940 een actief communist (secretaris-generaal van de partij), die als piloot deelnam aan
| |
| |
de Spaanse burgeroorlog. In de tweede wereldoorlog verliet hij de communistische rangen en maakte een heel persoonlijke ontwikkeling door, die hem tot een actieve rol in het verzet bracht. Dit belette niet dat hij na 1944 door een Belgische krijgsraad veroordeeld werd wegens samenwerking met de Duitsers. Na zijn vrijlating werd hij te Parijs o.m. door André Malraux als een vriend ontvangen en vond hij opnieuw aansluiting bij het geestelijk patrimonium van zijn land en zijn familie. Een van Pierre Nothombs kleinzonen gedroeg zich als consul-generaal in Kongo opmerkelijk moedig. Zo bleef, vele generaties lang, de geest van daad- en offervaardigheid wakker waarmee Jean-Baptiste Nothomb destijds bijgedragen had tot de oprichting van België. Als een tekort in Pierre Nothombs persoonlijkheid zal steeds zijn gebrek aan contact met het wezen van de Nederlandse en Vlaamse beschaving en gemeenschap aangevoeld worden. Hoffelijkheid en vriendschap met leidende Vlaamse figuren hebben deze leemte niet kunnen vullen.
| |
Onzeker begrotingsevenwicht
Voor het begin van het parlementaire eindejaarsverlof waren Kamer en Senaat al grotendeels klaar met de begrotingen, iets wat sedert lang niet meer gebeurd was. De regering diende budgettaire documenten in waaruit moest blijken dat inkomsten en uitgaven in evenwicht waren, ofschoon vroeger gezegd was dat dit pas in 1968 mogelijk zou zijn. Of dit evenwicht stand zal kunnen houden tegen de druk van de politieke en conjuncturele omstandigheden, wordt door vele politici (ook van de regeringspartijen) en waarnemers betwijfeld. De regering zelf scheen niet rotsvast overtuigd te zijn van de soliditeit van haar positie. Bij de jaarwisseling werd er zelfs gesproken over volmachten die de regering aan het parlement zou vragen om de politieke problemen krachtdadiger en met meer samenhang te kunnen aanpakken.
| |
Artsenstaking
Op 16 en 17 december staakte een van de drie belangrijke artsensyndicaten, de zogenaamde Federatie-Henrard. De stakingsmotieven werden op 13 december door de woordvoerders van de federatie als volgt samengevat: 1) de gerechtelijke vervolgingen tegen artsen die vóór 12 mei 1966 de opgelegde tarieven hebben overschreden; 2) de vervolgingen die het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering inspant tegen artsen die administratief staken; 3) de besluiten van Minister De Paepe die het de regering mogelijk maken de nomenclatuur van de geneeskundige prestaties vast te leggen; 4) het voorontwerp van Minister Hulpiau waardoor volgens de stakende federatie het medisch syndicalisme wordt vernietigd en aan de artsen het stakingsrecht wordt ontzegd.
Het betreft hier een steeds maar ingewikkelder wordende problematiek waartegenover de drie voornaamste artsensyndicaten (het Nationaal Verbond van Syndicale Kamers (D. Wijnen) - het Algemeen Syndikaat (Dr. De Brabanter) en de boven vermelde Federatie-Henrard) standpunten innemen die soms niet zoveel van elkaar verschillen en waarin outsiders het spoor allang bijster zijn.
5 - 1 - 67
Hektor de Bruyne
|
|