Dit symbool omvat dus als het ware de hele roman. Maar algauw wordt het duidelijk, dat de eigenlijke ‘meermin’ Sera is: met een obsederende regelmaat komen in de hele roman termen terug die de sfeer van het water oproepen: vloeien, vissen, wier, aquariums, enz. Dit begint reeds op de eerste bladzijde waar we Sera zien dromen als vertoefde ze in water. Dit vloeiende karakter heeft rechtstreeks te maken met haar vrouwelijke natuur en haar spontane overgave aan het leven. Dat zij zelf de Meermin is, wordt nog duidelijker als wij vernemen dat zij een schrijfster is, een dichteres, die een belangrijk gedicht heeft geschreven over ‘De Duiker’. In gesprekken met haar literaire vriend, Swaert, wordt wel uitgemaakt, dat zij het hierin over zichzelf heeft. Deze methode is op zichzelf kenschetsend voor het ‘modernisme’ in de roman. Zoals vaak in andere recente romans geschiedt, is de hoofdfiguur een auteur die in de roman als dusdanig optreedt en daarbij een werk ter sprake brengt dat binnen de roman als een projectie kan worden beschouwd van deze roman zelf. Gemakkelijk kan men hierbij op de eerste plaats denken aan een gelijksoortig procédé in Gide's Les Faux Monnayeurs. Alle commentaren - en die zijn wel zeer uitvoerig - over het werk van Sera, De Duiker, zijn als bij procuratie toepasselijk op het werk van Hella Haasse zelf, De Meermin.
Deze symboliek wordt nog stringenter, als men heeft ingezien, dat de andere hoofdfiguur, de leider van het verzet, Hazekamp, in dat verzet schuilging onder de naam Diepwater. Hazekamp-Diepwater speelt de hoofdrol in dat verzetsdrama, in het ‘toen’ van de roman. Vermits Sera in de hele roman steeds opnieuw in dat verleden onderduikt om de waarheid te vernemen, staan de symbolen Meermin-Duiker-Diepwater in een organische verhouding tot elkaar, en vatten als dusdanig ook heel de intrige samen, inbegrepen de expliciete structuur zelf van de roman. Indien men er nog rekening mee wil houden, dat termen als onderduiken, onderduiker, enz. schering en inslag waren in het verzet, dan mag men wel concluderen, dat deze hele symboliek werkelijk op de uitgebeelde realiteit ‘plakt’. Ter aanvulling moet dan nog worden aangestipt, dat de ‘Meermin’ in haar halfslachtigheid - half vrouw en half vis - een zeer juiste voorstelling is van Sera zelf en van de hele roman: beide staan voor een deel in de werkelijkheid van het nu, maar voor het andere deel in de werkelijkheid van het toen. Herhaaldelijk wordt in de roman Sera deze halfslachtigheid, deze dubbelheid verweten.
Dat is dan in zoverre belangrijk voor de psychologische kant van de intrige, dat het Sera precies te doen is om een harmonische integratie van dit troebele verleden in haar eigen op dit ogenblik te verwerven psychisch evenwicht. Ook op psychologisch vlak staat de spanning tussen heden en verleden in het centrum. De mensen die haar omgeven, haar echtgenoot, Hazekamp, Swaert, enz., leven in feite in een gebroken wereld: zij wensen het verleden (de oorlog - het verzet) te vergeten, maar slagen er juist daarom niet in, een nieuw evenwicht te bereiken, en leven in feite inauthentiek. Daartoe zou men nu de psychologie van de andere hoofdpersonages moeten confronteren met die van Sera. Haar echtgenoot, met zijn mislukte droom om archeoloog te worden, is in feite een