| |
| |
| |
Politiek overzicht
Nederland
Kabinetscrisis in Nederland
Wat velen verwachtten en misschien ook vreesden, is in de vroege ochtend van 15 oktober gebeurd. Het kabinet Cals leed een nederlaag in de Kamer en bood zijn ontslag aan de Koningin aan. Hieraan waren vier dagen lange algemene politieke en financiële beschouwingen voorafgegaan, waarin beide grote oppositiepartijen, VVD en CHU, zich van het begin af aan scherp tegenover de regering opstelden en een krachtige bestrijding van de inflatie eisten, te bereiken door versobering van de staatsuitgaven en vervroeging van de invoering van de verhoogde omzetbelasting naar 1 januari 1967 om weer tot een gezonde financiële positie te komen. Ook de regeringspartijen oordeelden niet onverdeeld gunstig. De PvdA verweet de regering ontactisch optreden bij verschillende gelegenheden, maar schaarde zich verder achter het kabinet; bij monde van de fractievoorzitter, Nederhorst, eiste zij van de KVP en de ARP een duidelijke stellingname en waarschuwde, dat samenwerking van deze twee partijen met de VVD zou leiden tot moeilijkheden bij het zoeken naar de noodzakelijke dekking; alleen wanneer zij zouden vasthouden aan de PvdA zou een rechtvaardige verdeling ontstaan.
De ARP had geen kritiek op het uitgavenbeleid van de regering, maar vroeg zich af of de dekking hiervoor wel voldoende was. Scherper was de houding van de KVP-fractievoorzitter, Schmelzer, die wel waardering had voor veel goeds in het regeringsbeleid, maar de regeringsverwachtingen t.a.v. de sociaal-economische ontwikkeling veel te optimistisch vond en zowel de dekking voor 1967 als voor '68 te gering achtte; hij vroeg daarom van de regering een duidelijk antwoord en helder omschreven oplossingen en niet een afschuiven met de mededeling dat het parlement maar met voorstellen in dezen moest komen.
In hun antwoord bleven de ministers Cals en Vondeling vaag en bleef men spreken over de goede verwachtingen voor 1967 zonder duidelijk aan te geven waarop dit vertrouwen berustte. Zowel van VVD als van ARP zijde lagen er reeds moties ter tafel, maar beide werden overtroffen door een motie-Schmelzer, waarin gevraagd werd om meer waarborgen voor een evenwichtige groei in de sociaal-economische sector en tegen verdere geldontwaarding en werkeloosheid. De regering beschouwde deze motie - en niet ten onrechte - als een duidelijk blijk van gebrek aan vertrouwen, waaraan de gebruikelijke consequenties zouden worden verbonden. Nadat namens de ARP nog was verklaard, dat zij tegen
| |
| |
de motie-Schmelzer was omdat zij niet wilde tornen aan de uitgaven voor '67, maar ook niet tenvolle instemde met de volledige steun die door de PvdA aan de regering werd gegeven, werd de motie met 75 tegen 62 stemmen aangenomen en zat Nederland in een regeringscrisis.
Zoals te verwachten was werd de heer Schmelzer belast met de vorming van een kabinet; de ruime formulering was een novum. Een reconstructie van het demissionaire kabinet achtte men niet in de bedoeling van de opdracht te liggen, maar overigens kon de formateur alle kanten op. Hij zocht de oplossing in een overgangskabinet, dat zou moeten besluiten tot kamerontbinding, waarna vervroegde verkiezingen zouden plaats hebben. Daarbij probeerde hij samen met de ARP een minderheidsregering te vormen, maar stuitte op de solidariteit van de ARP-ministers en van de KVP-er Bogaers met hun demissionaire collegae. Een poging om oud-minister Zijlstra (ARP) over te halen zijn uitzonderlijk groot gezag te lenen voor een nieuwe regering mislukte eveneens en, naar het zich liet aanzien, niet uitsluitend om persoonlijke redenen van de betrokkene. Een ogenblik leek het of er geprobeerd zou worden om rondom de kern van KVP-ministers uit het vorige kabinet enkele minder duidelijk uitgesproken ARP-personen samen met niet-politieke figuren te groeperen, maar op het laatste ogenblik kwam hierin weer een wijziging. Van ARP-zijde werd de formateur benaderd met een plan de dekking voor de uitgaven voor '67 te verbeteren en dit voor te leggen aan de PvdA; zou deze hiermee akkoord gaan, dan zou een reconstructie volgen; zou de PvdA er niet op in gaan, dan zou de ARP vrij zijn om met Schmelzer te gaan samenwerken. Enkele dagen hierna heeft de formateur zijn opdracht terug gegeven omdat hij hiermee niet akkoord ging en minister Veldkamp tenslotte te hoge eisen stelde aan zijn her-optreden in de eigen-formatie van de heer Schmelzer. Vermelden wij nu nog even, dat er in kringen van CHU-jongeren werd gevraagd om steeds het landsbelang te laten prevaleren.
Het is al met al inderdaad een wat trieste zaak geworden voor de heer Schmelzer en de overgrote meerderheid van de KVP, maar er is een ander verschijnsel, dat ons de laatste drie weken ernstig heeft verontrust. Het begon eigenlijk al met de aanduiding van de gebeurtenissen rond de motie-Schmelzer als ‘de nacht van Schmelzer’. Dat wekte ons te veel associaties met onfrisse gebeurtenissen als de Bartholomeusnacht van 1572 of de nacht van de lange messen in 1934. Het kwam verder tot uiting in talrijke perscommentaren, waar men nu premier Cals ging voorstellen als martelaar van zijn eigen partij, terwijl men vroeger nauwelijks een goed woord voor zijn optreden over had. In radio- en televisie-uitzendingen troffen wij telkens weer aan een volslagen gebrek aan waardering voor andere opvattingen dan die van de verslaggevers, die hun tegenstanders dan ook steeds maar weer direct of indirect een totaal gebrek aan progressiviteit verweten; men stond onmiddellijk klaar met het etiket: conservatief, uit de tijd enz. en bespeelde daarmee de massa zonder te laten blijken dat men toch ook gelooft in de eerlijkheid en goede trouw van zijn tegenstanders; iedere andere mening werd verketterd en belachelijk gemaakt zonder dat men ook maar scheen te beseffen, dat men staaltjes van demagogie en indoctrinatie gaf, die wel eens uiterst gevaarlijk zouden kunnen blijken.
| |
| |
Democratie houdt in respect hebben voor de mening van tegenstanders en dit verliest men uit het oog. Het is normaal dat er meningsverschillen bestaan over het gebeurde rond de regeringscrisis; ook dat deze verschillen tot uiting komen binnen de verschillende partijen. Maar is het nodig om het optreden van de KVP-fractie onmiddellijk toe te schrijven aan een pressure-groep van de werkgevers - hetgeen onjuist was - en tevens de werknemers aan te sporen een eigen politieke partij te vormen? Is het nodig, dat een ex-minister en KAB-voorman spreekt over lidmaatschap van de KVP en stemmen op PvdA of ARP? Beide genoemde partijen waren er helemaal niet gelukkig mee! Is het nodig of zelfs fair om een hoogleraar, die zijn lidmaatschap van de KVP openlijk opzegt, voor de radio te laten debatteren met leerlingen van een middelbare school, waardoor het meer wordt een doceren over zijn redenen van vertrek? Dit laatste in elk geval liever voor een ander publiek.
Meningsverschillen over het gebeurde zijn er bijna in alle partijen; splitsingsverschijnselen zien wij te veel en het vreemde is, dat bijna alle nieuwe partij-formaties in hun vaandel de eenheid schrijven. Op deze manier gaan wij echter in de richting van de 54 partijen, die in de twintiger jaren eens aan de verkiezingen deelnamen. Dan wordt het land onbestuurbaar en vernietigen democratische partijen de democratie. Overigens - maar dit tussen haakjes - in de laatste weken gold niet, dat de Nederlander geen interesse had in de landspolitiek!
| |
Internationaal
Erhard
Ook de regering Ehrhard kwam er de laatste maanden slechter voor te staan. Eind augustus was er steeds fellere kritiek op de minister van defensie, von Hassel, waaraan technische en politieke vraagstukken ten grondslag lagen. Toen op 15 september Ludwig Westrick als minister zonder portefeuille en leider van het bureau van de Bondskanselier aftrad, waarop reeds eerder in de CDU was aangedrongen, wensten sommige kringen van de gelegenheid gebruik te maken een volledige reorganisatie van het kabinet door te voeren en Strauss, voorzitter van de Beierse CSU, in de regering op te nemen, terwijl andere partijleden zelfs aandrongen op het aftreden van Ehrhard. Zijn bezoek aan Washington einde september bracht niet het door hem verhoopte succes in de compensatie-kwestie, d.i. de verplichting van W.-Duitsland om ter compensatie van de uitgaven van de V.S. voor de legering van troepen in de bondsrepubliek wapenaankopen in de V.S. te doen; Ehrhard bepleitte opheffing van deze bepaling of tenminste uitstel, maar kreeg nul op het rekest. Wel was hij het met Johnson eens, dat verspreiding van kernwapens in het nationale beheer van niet-nucleaire staten moet worden voorkomen, maar dit kan weer als onvriendelijk tegenover Frankrijk worden opgevat, waardoor hij weer grotere moeilijkheden zou kunnen krijgen met wat wel eens de gaullistische vleugel van de CDU/CSU wordt genoemd.
Met de oppositiepartij, SPD, lag hij voortdurend over hoop over toenaderingspogingen tot de DDR, of het nu was naar aanleiding van een pleidooi van Wehner tot vorming van een economische gemeenschap tussen de twee delen
| |
| |
van Duitsland als voorbereiding van een vredesconferentie of over te drukke contacten van de Berlijnse burgemeester, Brandt, met de Sovjet-ambassadeur in Oost-Berlijn.
Nu is de bom ook gebarsten met de FDP, zijn liberale coalitiegenoot. Het conflict gaat over een begrotingstekort voor 1967 van vier miljard mark, dat gedekt zou moeten worden door belastingverhoging, terwijl de FDP dit uitdrukkelijk had uitgesloten; na enig geharrewar traden de liberale ministers uit het kabinet. Het aftreden van Erhard is niet noodzakelijk, want volgens de grondwet kan een regering slechts ten val worden gebracht door een constructieve motie van wantrouwen, d.w.z. dat de voorstemmers het van te voren eens moeten zijn over de persoon van de nieuwe bondskanselier en dit is in de huidige situatie uiterst moeilijk. Men zoekt achter het liberale optreden electorale motieven; in de Länder Hessen en Beieren moeten nieuwe deelstaatparlementen gekozen worden en de FDP zou hier zware verliezen gaan lijden samen met de CDU/CSU; door zich nu van de coalitie los te maken zou zij het vege lijf trachten te redden.
Erhard heeft nu bekend gemaakt zijn functie wel te willen neerleggen, maar hij heeft er zoveel mits-en aan toegevoegd, dat hij zich tenminste in dit opzicht een waardig opvolger van Adenauer getoond heeft.
| |
Vietnam
De oorlog in Vietnam blijft nog steeds in het middelpunt der belangstelling staan. Terwijl in Z. Vietnam de regering Ky enkele regeringscrises doormaakte, werden er in de gehele wereld pogingen gedaan om tot vrede te komen. Op de verjaardag van zijn bezoek aan de Verenigde Naties deed Paus Paulus VI opnieuw een hartstochtelijk beroep op allen om vrede in het algemeen en speciaal in Z.O. Azië. Verder werd er gesproken over bemiddelingspogingen, waarin Indonesië en mogelijk Japan een rol zouden spelen. In de V.N. deed Oe Thant een plan aan de hand en de V.S. probeerden voorzichtig aan de verlangens van de secretaris-generaal tegemoet te komen zonder veel succes. Overigens mislukten alle pogingen ook al door de onverzoenlijke houding van Hanoi en Peking.
De Vietnamese kwestie is ook het middelpunt van besprekingen geweest op een drietal topconferenties. In New Delhi confereerden de leiders van de niet-gebonden landen, mevrouw Indira Gandhi en de presidenten Tito en Nasser; veel praktische betekenis had dit niet; aandringen op staking van de bombardementen door de V.S. is usance en in het slotcommuniqué werd Hanoi ook nu weer meer ontzien dan Washington.
President Johnson maakte zijn eerste grote reis buiten het Westelijk halfrond tijdens zijn presidentschap en bezocht daarbij diverse landen in Z. en O. Azië. Hij was ook aanwezig op de topconferentie over Vietnam, die op 24 oktober in Manilla begon en waarop men allereerst wilde laten zien, dat de V.S. niet alleen staan in de oorlog in Vietnam, maar dat de in Manilla aanwezige landen, t.w. Z. Vietnam, Australië, Nieuw-Zeeland, Z. Korea, Thailand en de Philippijnen, militiare bijstand verlenen. Of dit zo belangrijk is, is een vraag; o.i. is belangrijker, dat er een weinig-nieuws-brengend officieel communiqué werd gepubli- | |
| |
ceerd, waarin men tussen de regels door kon lezen, dat men het onderling niet helemaal eens was.
En tenslotte kwamen in Moskou negen communistische landen, waaronder Roemenië en Cuba, bijeen om over Vietnam en natuurlijk China te praten. Hier was men het over het eerstgenoemde onderwerp wel eens, maar zat men met de practische moeilijkheid van het transport van hulp aan Hanoi, daar Peking weigert om Russische hulp via Chinees grondgebied te laten vervoeren. Men kan nu over zee, maar dit is een grote omweg of - en dit schijnt het plan te zijn - men kan deviezen aan Hanoi verstrekken, waardoor dit zelf beter voor zijn bevoorrading zou kunnen zorgen eventueel ook uit Westerse landen. Voor Rusland zou hier nog het voordeel aan verbonden zijn, dat een directe confrontatie met de oorlogsvloot van de V.S. vermeden zou worden.
4-11-1966
J. Oomes
| |
België
Van Acker opnieuw Kamervoorzitter
De herverkiezing van dhr. Struye tot voorzitter van de Senaat was geen verrassing. Struye is het nooit helemaal eens geweest met het NATO-bondgenootschap en van zijn openingstoespraak heeft hij weer gebruik gemaakt om enkele pijltjes op de NATO af te schieten. De vestiging van de SHAPE in België mag geen aanleiding zijn om het gastland relatief méér financiële lasten op te leggen dan de andere NATO-leden, betoogde hij. Hij pleitte voor een herziening (een aanzienlijke vermindering) van België's NATO-verplichtingen; de NATO heeft niet het geringste supranationaal gezag en alleen het parlement beslist over de militaire inspanningen van het land.
De herverkiezing van Achille Van Acker tot voorzitter van de Kamer was eigenlijk al evenmin een verrassing, al strookt ze niet met de samenstelling van de regeringsmeerderheid. Op grond van precedenten kon de liberale coalitiegenoot verwachten dat P.V.V. en C.V.P. samen een liberaal tot voorzitter zouden gekozen hebben. De candidatuur van dhr. Jeunehomme, een Waalse P.V.V.-er, werd na bespreking in de schoot van de P.V.V., uiteindelijk echter niet gesteld. Ze had overigens weinig kans. De Vlaamse C.V.P.-kamergroep was in de huidige sfeer niet bereid haar stem te geven aan een Nederlands-onkundige Waal (die gauw wat ‘versnelde lessen’ in het Nederlands was gaan volgen), behorend tot een partij die op de regering een anti-Vlaamse druk uitoefent. Voor de Waalse volksvertegenwoordiger Prof. Périn was de intrekking van deze candidatuur een gelegenheid om er op te wijzen dat ‘een Waal’ dus geen voorzitter meer kan zijn van Kamer of Senaat. Om nauwkeurig te zijn had hij moeten zeggen: ‘een eentalige Waal’, en dan krijgt het incident een andere betekenis.
De herverkiezing van Van Acker heeft wel degelijk een politieke achtergrond. De C.V.P.-ers die de huidige regeringscombinatie met de P.V.V. niet genegen zijn, zagen veel liever een socialist in de voorzitterszetel, omdat op die manier
| |
| |
in de Kamer een symbool aanwezig bleef van de samenwerking tussen C.V.P. en B.S.P. De Vlaamse liberalen zouden met tegenzin voor dhr. Jeunehomme gestemd hebben. Bovendien gaven niet alleen Vlaamse, maar ook Waalse liberalen er de voorkeur aan, de functie van Kamervoorzitter, die toch ieder jaar opnieuw moet toegewezen worden, te laten vallen in ruil voor een gouverneurspost meer. Men neemt inderdaad aan dat de socialistische gouverneur van Antwerpen eerstdaags vervangen zal worden door een liberaal, en dat een liberaal gouverneur in Wallonië door een liberaal zal worden opgevolgd. De P.V.V. zou aldus een gouverneurspost winnen ten koste van de socialisten.
Theoretisch zijn de provinciegouverneurs persoonlijkheden zonder partijpolitieke binding: de politiek-neutrale vertegenwoordigers van de koning, van de centrale uitvoerende macht. Destijds behoorden zij bijna allen tot de adel of de burgerlijke aristocratie. Hun aanzien steunde meer op de hiërarchie der sociale klassen dan op partijpolitieke invloeden. Hun functie was vaak een ‘otium cum dignitate’ voor oud-ministers, die aldus hun carrière in het openbaar leven afsloten. Thans is ook deze geleding van de staatsapparatuur onderworpen aan de wet der partijpolitieke doseringen.
| |
Vertraagde publikatie uitvoeringsbesluiten
De nieuwe zittijd van het parlement is begonnen in het teken van nieuwe tegenstellingen tussen de Vlaamse en de Waalse volksgemeenschappen, ditmaal wegens de vertraagde publikatie van de uitvoeringsbesluiten van de taalwetten. Het betreft hier de taalwetten die in 1963 door de C.V.P. zeer tot ongenoegen van een groot deel van de Vlaamse openbare opinie, aanvaard werden. De daaropvolgende verkiezingsnederlaag van de C.V.P. is in Vlaanderen zeker voor een deel te wijten geweest aan deze op Hertoginnedal uitgewerkte teksten, waarin de Vlamingen tot grote concessies genoopt werden. De positieve aspecten van deze wetgeving zijn daarenboven tot nog toe grotendeels dode letter gebleven, o.m. omdat de toepassing ervan afhankelijk gemaakt was van de publikatie van uitvoeringsbesluiten.
Onder druk van de Vlaamse opinie had eerste-minister Van den Boeynants beloofd dat deze nu eindelijk in de eerste helft van de maand november gepubliceerd zouden worden. De datum had belang, niet alleen omwille van de vele maanden tijd die men al verloren had, maar ook omdat er een politieke en wettelijke princiepskwestie mee gemoeid is. De tegenstanders van de uitvoeringsbesluiten, vooral dan de liberalen, staan er immers op dat deze uitvoeringsbesluiten vooraf ter goedkeuring worden voorgelegd aan de zgn. ‘Commissie Van der Poorten’. Dit kan echter pas in de tweede helft van november gebeuren.
Deze kwestie, die slechts in schijn een procedure-kwestie is, heeft de betrekkingen tussen de twee regeringspartners bemoeilijkt, vooral omdat ze niet alleen de C.V.P. en de P.V.V., maar in beide partijen de Vlaamse en de Waalse afdelingen tegen elkaar zet.
Van meet af aan hing er rond deze commissie een grote dubbelzinnigheid. Op wens van de P.V.V. keurden de Kamer op 23 juni en de Senaat op 28 juni
| |
| |
een wetsvoorstel goed tot oprichting van een ‘vaste commissie voor de verbetering van de betrekkingen tussen de Belgische taalgemeenschappen’. Haar bevoegdheden werden omschreven in termen waaraan de C.V.P. een andere interpretatie gaf dan de P.V.V.
De Vlaamse C.V.P.-ers en de Volks-Unie vreesden dat door toedoen van de Walen deze commissie de ijskast kon worden waarin alle wetten in verband met Waalse of Vlaamse problemen voor lange tijd bevroren konden worden. De Vlaamse mandatarissen verklaarden dat het parlement zijn wetgevende taak niet mocht afstaan aan een willekeurige commissie. De samenstelling van de commissie - gedeeltelijk vertraagd door het parlementaire reces, gedeeltelijk ook door partijpolitieke en Vlaams-Waalse spanningen - gebeurde pas bij koninklijk besluit van 10 oktober. Volgens een in de Belgische politiek ingewortelde (verkeerde) gewoonte werden uitsluitend aanhangers van een der drie zgn. ‘traditionele’ partijen benoemd.
De meeste waarnemers betwijfelen dat de commissie ooit tot de verbetering van de betrekkingen tussen de twee volksgemeenschappen zal kunnen bijdragen. Wordt ze inderdaad gebruikt als een grendel tegen elke wetgevende arbeid in verband met de ontvoogding van Vlaanderen, dan zal ze het vertrouwen van de Vlamingen in de grote partijen en in de eenheidsstructuur van de Staat alleen maar verzwakken. Dit alles werd in de jongste weken herhaaldelijk in vrijwel alle Vlaamse bladen (ook in de socialistische) geschreven. Men maakt echter opnieuw een periode mee waarin de politieke vertegenwoordigingen en de partijbesturen de evolutie van de tijdgeest hooghartig negeren. Actuele voorbeelden in de buurlanden tonen aan dat zulks tot kortsluitingen leidt en de werking van de democratische instellingen bemoeilijkt.
| |
Verstarring te Brussel
Een kleine Brusselse partij, het ‘Front Démocratique des Francophones’ (F.D.F.) genoemd, heeft de laatste tijd in al de fasen van de zojuist geschetste moeilijkheden een sterke druk uitgeoefend. Deze partij ontstond vlak voor de verkiezingen van 1965. Ze kwam alleen op in het arrondissement Brussel en behaalde er 3 kamerzetels. Men vergelijke hiermee de P.V.V.: 11 zetels (winst 5); C.V.P.: 8 zetels (verlies 2); B.S.P.: 9 zetels (verlies 4); Volks-Unie: één zetel. Het F.D.F. behaalde tevens één zetel in de senaat en zes in de provincieraad van Brabant. Het is een partij die de integrale verfransing van het arrondissement Brussel nastreeft en de Brusselse agglomeratie steeds verder wil uitbreiden. Aangezien een groot deel van de Brusselse P.V.V., en van de Brusselse B.S.P. in laatste instantie hetzelfde wil, staan de Vlaamse posities te Brussel onder zware druk. Men kan in de geschiedenis van België geen voorbeeld vinden van een zo massieve en hartstochtelijke aanval op het Nederlands te Brussel. Men zoekt in die geschiedenis ook vruchteloos naar centrale politieke krachten die het ooit gewaagd hebben in te gaan tegen de liberaal-franskiljonse druk en zeker de huidige regering zal dat niet wagen: ze vreest eraan te gronde te gaan. Bij haar ontstaan lieten de Brusselse liberalen al direct blijken dat zij
| |
| |
de toewijzing van verschillende portefeuilles aan Vlaamse liberalen helemaal niet op prijs stelden. De leiding van de P.V.V. heeft moeite gehad om de Brusselse liberalen in toom te houden, en sedertdien zijn de spanningen nog duidelijker geworden.
| |
Dagbladfusie
De offensieve kracht van partijen als het F.D.F. te Brussel steunt niet alleen op een meer dan honderd jaar oude traditie van liberaal-burgerlijke overmacht. Ze wordt eveneens in stand gehouden en versterkt door de Franstalige Brusselse pers, die zich nooit heeft ingespannen om Vlaamse standpunten objectief bekend te maken aan Franstaligen. In de jongste tijd mag men de houding van bladen als Le Soir of Pourquoi-Pas? zonder overdrijving vlaams-vijandig heten. Dit is van belang nu de uitgevers van Le Soir, de N.V. Rossel et Co, op 27 oktober overgegaan zijn tot de oprichting van de grootste perstrust van het land, door opslorping van verscheidene andere Franstalige liberale bladen uit Luik, Brussel, Antwerpen en Gent.
Voor de eerste maal ontstaat in België een krantengroep met een oplage die de 500.000 exemplaren benadert of overtreft. Over de achtergronden en bedoelingen van deze fusie werden tegenstrijdige verklaringen in omloop gebracht. De Agence Rossel had zich enkele maanden voordien omgevormd tot een N.V. Aangezien de opgeslorpte bladen meestal behoorden tot een door graaf de Launoit gepatroneerde groep en graaf de Launoit een leidende figuur is van de Brufina-Bank van Brussel, werd in de Gazet van Antwerpen de veronderstelling geopperd dat N.V. Rossel de banden nauwer had aangehaald met een financiële groep. Hierop volgde een logenstraffing van Rossel. Volgens De Nieuwe Gids zou graaf de Launoit zijn pak aandelen van de krantengroep verkocht hebben, ten einde de participatie van Brufina in bepaalde staalondernemingen te bevorderen.
Hoe dan ook, het blijft een feit dat het krantenbedrijf in toenemende mate geconcentreerd wordt in enkele grote groepen. Financieel en technisch zijn er allerlei factoren die zulk een evolutie verklaren. Maar deze stand van zaken houdt een gevaar in voor de geestelijke vrijheid en uiteindelijk voor de democratie. Indien alle communicatiemiddelen, nieuwsbronnen en -media afhankelijk worden van enkele supergrote particuliere groepen, dan betekent dit een ernstige bedreiging voor de vrijheid van opinievorming. Veel hangt in zulke omstandigheden af van het vrijheidsinstinct dat in de gemeenschap leeft. In een land met een trust-pers winnen week- en maandbladen en andere periodieke en niet-periodieke uitgaven aan belang: deze kunnen ook zonder aanzienlijke kapitalen en publiciteitsbudgetten in stand gehouden worden. Althans indien de wil om vrij te denken en te schrijven voldoende krachtig blijft in de geestelijk en politiek actieve groepen. In België, zoals elders overigens, zal er in de komende jaren nog vaak aanleiding zijn om zich hierover te bezinnen, vooral omdat andere vormen van nieuwsverspreiding - radio en TV - zo sterk onder de invloed staan van de regering en van de ‘traditionele’ partijen.
| |
| |
| |
Fusie staalnijverheid
Ook op een ander terrein tekent de fusiebeweging zich sterk af, nl. in de staalnijverheid. Sedert een tweetal jaren is de toestand van de Belgische staalbedrijven bestendig verslechterd. Ook in andere Westeuropese landen is dit het geval. Maar wegens de kleinere afmetingen van de Belgische siderurgische ondernemingen, en omdat ze voor hun afzet meer afhankelijk zijn van de uitvoer, zijn ze nu zwaarder getroffen. De regering en de vakbeweging hebben zich de jongste weken herhaaldelijk met deze vraagstukken ingelaten. Men verwacht dat eerlang een soort ‘ronde-tafelconferentie’ van werkgevers en werknemers en overheidsvertegenwoordigers zal gehouden worden.
Ondertussen werd bekend gemaakt dat de grootste Belgische staalonderneming, Cockerill-Ougrée, zal overgaan tot de opslorping van N.V. Providence, waardoor een staalonderneming met een jaarlijkse produktie van zowat 5 miljoen ton tot stand zal komen. In de E.G.K.S. zal ze op de vijfde plaats staan. Anderzijds zullen de staalbedrijven van Espérance-Longdoz, Hainaut-Sambre, Phénix Works en Neuves-Maisons Châtillon (dit laatste in Frankrijk gelegen) een zeer nauwe technisch en commerciële samenwerking tot stand brengen.
De vakbeweging heeft haar teleurstelling laten blijken over het feit dat ze bij de voorbereiding van deze fusies of andere vormen van coördinatie genegeerd werd. In de volgende maanden zal er nog wel ander nieuws in verband hiermee te melden zijn, en zal de regering denkelijk met concrete plannen voor de dag komen.
Intussen zijn de noteringen van de staalaandelen op de Belgische beurzen op een bedenkelijk laag peil gezakt. Heel de beurs is weliswaar à la baisse, maar de afglijding van de koersen der staalondernemingen - historisch, samen met de kolenmijnen, de peilers van de Belgische industrie - wekt in talrijke milieus ernstige bezorgdheid.
9 - 11 - '66
Hektor de Bruyne
|
|