| |
| |
| |
Politiek overzicht
Internationaal
Indonesië
Zoals te verwachten was heeft president Soekarno zich niet zonder meer neergelegd bij het feit dat hij steeds meer naar de achtergrond werd verdreven, maar zijn pogingen tot herstel van zijn macht zijn tot nu toe weinig succesvol geweest. Zijn tegenstander, generaal Soeharto, aan wie de president op 11 maart zijn politieke bevoegdheden had overgedragen, slaagde er tijdens de enige malen uitgestelde bijeenkomst van het Voorlopig Raadgevend Volkscongres op 20 juni in de machtsoverdracht te laten bekrachtigen, waardoor het Soekarno praktisch onmogelijk wordt nog hierop terug te komen; hetzelfde congres ontnam Soekarno het presidentschap voor het leven en al bleef hij in de functie van staatshoofd gehandhaafd totdat een gekozen congres anders zou beslissen, zijn bevoegdheden werden sterk beperkt. Het congres wenste, dat er een einde zou komen aan de confrontatie-politiek tegen Maleisië, dat Indonesië het isolement, waarin het land door Soekarno was terecht gekomen, zou doorbreken en weer zou toetreden tot de Verenigde Naties en andere internationale organisaties, waardoor dus tevens de as Peking - Djakarta werd veroordeeld. In overeenstemming met een besluit van het Volkscongres werd einde juli het kabinet Soeharto gereorganiseerd; bij deze gelegenheid beweerde Soekarno premier te zijn maar Soeharto verklaarde, dat deze functie was afgeschaft. Ook stelde de president, dat de confrontatie tegen Maleisië moest worden voortgezet, maar dit presidentiëel bevel was reeds lang achterhaald door de feiten. Reeds twee maanden eerder was er in Bangkok een akkoord tussen vertegenwoordigers van beide landen tot stand gekomen, dat ondanks tegenstribbelen van Soekarno op 11 augustus leidde tot een officiële vrede. Soekarno beweerde nu, dat dank zij zijn energiek verzet het in augustus geratificeerde akkoord heel wat gunstiger was dan dat van enkele maanden eerder, hetgeen overigens door de Indonesische minister van buitenlandse zaken, Malik,
onmiddellijk openlijk werd ontkend.
Met deze vrede wordt de Indonesische schatkist - en ook andere, b.v. de Britse - bevrijd van een ontzaglijk veel geld verslindende oorlog en kan het kabinet alle aandacht besteden aan de economische opbouw van het land. Dit is hard nodig; Soekarno heeft geen enkel begrip van economische problemen en beweert nu nog, dat de toestand helemaal niet zo slecht is. De huidige regering ziet echter in, dat om de chaos te overwinnen het noodzakelijk is de verbindin- | |
| |
gen met Singapore te herstellen en verder ervoor te zorgen, dat het land weer internationaal vertrouwen geniet. Daarom wil Soeharto opnieuw toetreden tot de Verenigde Naties, daarom trekken Indonesische handelsdelegaties overal heen en daarom ook besteedt Djakarta weer aandacht aan West-Irian. De regering heeft een onderzoek ingesteld naar de toestand aldaar en schijnt tot de conclusie te zijn gekomen, dat er een andere koers moet gevaren worden; er moet een einde komen aan de uitplundering van dit gebied, want in het kader van de nieuwe politiek past het niet de volksstemming, die er volgens de overeenkomst met Nederland over enkele jaren moet worden gehouden, achterwege te laten. Wil men deze echter laten doorgaan, dan zal men toch zijn uiterste best moeten doen iets te doen vergeten van het zuiver koloniale optreden van de Indonesiërs.
| |
Peking - China
Deze verbeteringen in de toestand in Zuid-Oost-Azië werden vrijwel overal toegejuicht, met uitzondering echter van Peking. Hier verwijt men Indonesië geheel te handelen naar de bevelen van de Verenigde Staten. Er is in de ogen van Peking misschien één ding nog erger, n.l. samenwerking met Moskou. Communistisch China komt steeds meer in een geïsoleerde positie, ook in Azië, waar Noord-Korea naar Moskou begint over te hellen, terwijl de Japanse communistische partij probeert een neutrale houding aan te nemen in het Russisch-Chinese conflict en de regering van Pakistan vriendschappelijker gaat optreden tegenover de Verenigde Staten.
Intussen gaat in het binnenland de zuivering voort; men spreekt van een grote ‘culturele revolutie’, waarbij men zich richt tegen alle vreemde Westerse - d.i. ook Russische - invloeden; er heerst een xenophobie, die herhaalde malen tot excessen heeft geleid en waarbij grote groepen jonge ‘rode gardisten’ ageren tegen alles wat wijst op een bourgeois-mentaliteit en het daarmee samenhangende kapitalisme; in het kader van deze actie worden straten herdoopt en zo werd de straat waaraan de Sovjetambassade ligt, gesierd met de eenvoudige naam: straat van de strijd tegen het revisionisme. Tevens wordt uiteraard met succes een grote propaganda gevoerd voor de verspreiding van de denkbeelden van Mao Tse-toeng; deze geven richtlijnen voor het handelen in alle takken van bedrijf, sport, literatuur en wetenschap. De leiding van deze campagne zou in handen liggen van de minister van defensie, Lin Piao, die in de partijhiërarchie steeds meer naar boven klimt en bekend staat als voorstander van een harde politiek.
Speciaal de opvatting dat leger en volk volkomen geïntegreerd moeten zijn, zodat militairen taken kunnen vervullen in de burgermaatschappij en deze van het leger kan leren, verdient de aandacht. Men meent, dat de bedoeling van deze integratie is, dat het leger zo controle op de bevolking kan uitoefenen, maar ook dat het volk zou kunnen waken tegen te specialistische verlangens van bepaalde legerafdelingen, die door hun specialisatie proberen een eigen machtspositie op te bouwen en een kloof bewerken tussen leger en volk. Een volgens de principes van Mao gevormd leger zou er bovendien toe kunnen
| |
| |
bijdragen de revolutionaire geest onder de massa te bevorderen en tenslotte een goed gedisciplineerde arbeidsreserve vormen met behulp waarvan men op economisch en sociaal terrein een nieuwe ‘grote sprong vooruit’ zou kunnen doen. Wat de resultaten van al deze activiteiten zullen zijn is vanzelfsprekend onzeker; ook op politiek gebied is men nog niet veel wijzer geworden. Wel verscheen de naam van Tsjoe En-lai onlangs in de hiërarchische volgorde op de achtste plaats en die van Lin Piao op de tweede, maar of hiermee de strijd om de opvolging van Mao Tse-toeng is beslist is nog een vraag.
| |
Vietnam
Het besluit van president Johnson om de bombardementen op Noord-Vietnam uit te breiden tot de olie-opslagplaatsen in de omgeving van Hanoi en Haiphong heeft nogal wat afkeuring verwekt, zelfs bij vroegere aanhangers van zijn politiek. Oe Thant, secretaris-generaal der Verenigde Naties, en de Engelse premier, Wilson, keurden het besluit openlijk af en in de Verenigde Staten sloot senator Robert Kennedy zich hierbij aan. Men vreest - en niet ten onrechte - dat dit zal leiden tot een verdere uitbreiding van de oorlog door deelname van Peking - China. Uitlatingen in de officieuze Chinese pers wijzen tot nu toe echter uit, dat Peking weinig of niets voelt voor directe inmenging; men vindt dat Hanoi moet vertrouwen op eigen kracht en dat de Vietcong zou verzwakken door buitenlandse hulp te aanvaarden. China is tot deze opvatting gekomen niet alleen omdat het Peking vermoedelijk mede tengevolge van de binnenlandse situatie niet erg gelegen komt zich in Vietnam te engageren, maar ook door de besluiten van de topconferentie van de landen van het pact van Warschau op 4 juli in Boekarest. Hier werd besloten tot uitbreiding van de morele, politieke en economische hulp aan Noord-Vietnam en Peking is er kennelijk niet gerust op, dat Rusland hiermee uitsluitend goede bedoelingen heeft. Men is bang, dat deze Russische hulp wel eens zo grote omvang zou kunnen aannemen, dat hierdoor de leiding in Noord-Vietnam zou overgaan in pro-Russische handen en deze Russische invloed dan zou worden aangewend om Hanoi aan de conferentietafel te brengen en dus de revolutionaire strijd te saboteren.
Van twee andere kanten kunnen zich echter omstandigheden voordoen die kunnen leiden tot uitbreiding van de oorlog. Zo had men in Hanoi het voornemen om enkele krijgsgevangen genomen piloten van de Verenigde Staten in het openbaar te berechten en ter dood te veroordelen, zich hierbij erop beroepend, dat dit geen krijgsgevangenen maar oorlogsmisdadigers zijn; pogingen om Ho Tsji Minh hiervan af te brengen mislukten aanvankelijk, maar blijkbaar is hij later toch geschrokken van de eensgezinde reactie in de Verenigde Staten, waar zelfs ‘duiven’ als senator Fulbright - hoeveel kritiek hij ook heeft op het optreden van Johnson - wezen op de ontzettende consequenties; Ho Tsji Minh liet daarop het proces niet doorgaan. Ook zouden ongelukkige uitlatingen van de Zuid-Vietnamese premier Ky wel eens ongewenste gevolgen kunnen hebben en alle pogingen om een vreedzame oplossing van het conflict te bereiken kunnen dwarsbomen. Ky pleitte onlangs openlijk voor een aanvalsoorlog tegen Noord-Vietnam en China, wetend dat hij hiermee lijnrecht inging tegen
| |
| |
alle officiële en officieuze uitlatingen van verantwoordelijke politici in de Verenigde Staten, die er steeds weer opnieuw de nadruk op leggen niet Noord-Vietnam te willen vernietigen maar Zuid-Vietnam vrij te laten beslissen over zijn toekomst, waarbij invloed van het Nationale Bevrijdingsfront niet bij voorbaat is uitgesloten. Het zal dan ook in Washington wel een verademing zijn geweest te horen, dat Ky van plan is zich na de verkiezingen terug te trekken uit de politiek om zijn plaats weer in te nemen aan het militaire front. Terwijl het gevaar voor uitbreiding van de oorlog in Zuid-Oost-Azië groter werd, werden er ook meerdere pogingen aangewend om een vreedzame oplossing te bewerken. Mevrouw Gandhi, premier van India, deed begin juli een beroep op Engeland en de Sovjet Unie de conferentie van Genève over Indo-China bijeen te roepen, terwijl zij tevens pleitte voor stopzetting van de bombardementen en terugtrekking van alle buitenlandse troepen uit Vietnam; daarnaast meende zij, dat een garantie van onafhankelijkheid en integriteit aan een neutraal Vietnam moest worden gegeven door de landen van de Geneefse conferentie en dat deze garantie ook aan Laos en Cambodja zou verleend moeten worden. Van Nasser en Tito zou zij steun voor haar plan hebben gekregen, maar in Moskou had zij geen succes; hier verklaarde men, dat de Geneefse conferentie alleen zou kunnen samenkomen met instemming van Hanoi en ditzelfde zal ook de Engelse prime-minister, Wilson, wel te horen hebben gekregen tijdens zijn bezoek aan Moskou op 17 en 18 juli. Hanoi schijnt er echter nog steeds niet over te denken om dit te doen, althans volgens het antwoord dat Ho Tsji Minh gaf op een boodschap van president de Gaulle. Dat Peking achter dit antwoord zit, is duidelijk; naar de bedoeling moeten wij raden. Mogelijk probeert Mao zodoende Rusland zich zo diep in de Vietnamese kwestie te laten verstrikken, dat het op een gegeven ogenblik niet meer terug kan en lijnrecht
tegenover de Verenigde Staten komt te staan; bij een direct conflict tussen beide grootmachten zou China dan de rol van lachende derde kunnen spelen.
Men had verwacht, dat president de Gaulle tijdens zijn wereldreis om een Franse atoomexplosie bij te wonen op een eiland in de Grote Oceaan wel met een voorstel inzake Vietnam zou komen bij zijn bezoek aan Cambodja. In een grote rede te Pnom Penh verklaarde de Gaulle geen kans te zien tot vrede of bemiddeling zolang er troepen van de Verenigde Staten in Vietnam waren; hij suggereerde de Verenigde Staten daarom een tijdschema op te stellen voor de terugtrekking van hun troepen, terwijl hij zich toch ook afvroeg of de legers van de Verenigde Staten ooit te velde zouden kunnen verslagen worden. Dit laatste kan opgevat worden als een aansporing aan Hanoi om ernstig te denken over het openen van onderhandelingen. Uit de Verenigde Staten kwam aanvankelijk een felle reactie op de suggestie om de troepen terug te trekken, en de verklaring, dat het aan Hanoi is als agressor om de eerste stappen te doen naar vrede. In een in Detroit gehouden rede heeft nu echter president Johnson gezegd, dat een tijdschema als door de Gaulle bedoeld op tafel zal worden gelegd zodra Noord-Vietnam bereid is een dergelijk schema te produceren ter beëindiging van haar agressie en infiltratie. Het initiatief moet dus uitgaan van
| |
| |
Hanoi maar een kleine tegemoetkoming is toch wel in Johnsons woorden aanwezig. Is hij van plan een eventuele latere bemiddelingspoging van de Gaulle te accepteren of is het slechts een poging om de kiezers bij de mid-termverkiezingen in november niet al te kopschuw te maken?
De oorlog in Vietnam en het uitzichtloze van alle pogingen om er een einde aan te maken vormen een van de voornaamste redenen voor Oe Thant om te verklaren niet meer voor een volgende ambtstermijn als secretaris-generaal in aanmerking te willen komen. De vraag was al een half jaar aan de orde, maar pas kort geleden heeft Oe Thant zijn besluit bekend gemaakt; hij wil aftreden ondanks het feit, dat praktisch alle grote mogendheden sympathiek staan tegenover zijn aanblijven. Men oefent nu grote druk op hem uit zijn besluit te herroepen. Dit had Oe Thant kunnen verwachten en misschien speelt hij het spelletje om zo de positie van de secretaris-generaal te versterken, de Verenigde Naties uit de financiële crisis te helpen of toch nog enige vooruitgang in Vietnam in de wacht te slepen. Dit zou een merkwaardige maar toe te juichen vorm van chantage zijn.
6 - 9 - '66
J. Oomes
| |
België
SHAPE in België
Op 25 juli besliste de kabinetsraad, aan de NAVO-leiding de streek van Chièvres-Casteau voor te stellen als vestigingsplaats voor de SHAPE (Supreme Headquarters of Allied Powers Europe). Dit gebied ligt ongeveer 50 km van Brussel; een militaire luchtbasis is er al en de Staat bezit er circa 700 ha grond; de aanleg van een autoweg naar Brussel zou niet veel tijd vergen. NAVO-bevelhebber generaal Lemnitzer, die ter plaatse kwam kijken, scheen niet bepaald geestdriftig te zijn: het is een nogal desolate streek en het klimaat in en rond Brussel is ook maar provincialistisch. De Belgische regering zelf ontvangt de SHAPE ook al niet zo enthousiast op haar grondgebied. De algemene sfeer van onzekerheid die in de NAVO heerst, maakt snelle en kordate beslissingen onmogelijk. Tengevolge van de algemene internationale evolutie - en niet alleen van de terugtrekking van Frankrijk - maakt de Verdragsorganisatie een diepe crisis door. Daarvan geven o.m. de nieuwe vragen blijk die men ook in België stelt over de taak welke de Belgische landsverdediging in het kader van de NAVO te vervullen heeft.
De minister van landsverdediging, Poswick, heeft de gelegenheid nog niet gehad zijn plannen inzake militaire reorganisatie bekend te maken. Hij liet echter reeds doorschemeren dat hij de defensieve organisatie in tijden van mobilisatie op een andere leest wil schoeien. Er zou over heel het grondgebied een aantal min of meer autonome kernen van verdediging en controle geschapen worden, steunend op officieren en manschappen die niet vooraf in algemene mobilisatiecentra zouden samengetrokken worden. Ze zouden hun lokale en regionale opdrachten op een meer directe wijze vervullen. Ook de verbin- | |
| |
dingsschakels tussen het leger en de burgerlijke administratie en tussen het leger en het economisch leven moeten gemoderniseerd worden. In Frankrijk zouden voorbeelden bestaan van een nieuw schema. Indien België deze weg opgaat, dan zal dit niet alleen op binnenlands vlak, maar ook op het NAVO-bestel een diepe weerslag hebben. De hervorming is slechts mogelijk met instemming van de algemene NAVO-leiding, die dan waarschijnlijk ook in andere landen soortgelijke hervormingen in de hand zal werken.
| |
Belgisch-Kongolese crisis
Tijdens de vakantieperiode sleepte de crisis van de Belgisch-Kongolese betrekkingen verder aan. Pas in de eerste dagen van september werd op het laatste ogenblik een regeling getroffen over het statuut van de Belgische leerkrachten in Kongo, zodat deze in extremis nog naar Kongo konden worden gevlogen om er de opening der scholen mogelijk te maken.
Meer dan ooit vormen de Belgisch-Kongolese geschillen een kluwen van zeer uiteenlopende rechtsconflicten, een dossier waarvan de stukken volstrekt niet homogeen zijn en waarvan de activa en passiva door de grillige politiek van de Kongolese regering nog voortdurend door elkaar gehaald worden. Enkele voorbeelden ter verduidelijking. Op 13 juli liet de Kongolese regering weten dat ze in Kinsjasa acht gebouwen die eigendom zijn van de Sabena, zou overdragen aan Otraco (Office de Transport du Congo). Tegelijkertijd deed Otraco afstand van zijn zes gebouwen in Brussel. Dit hing samen met een Belgisch-Kongolees geschil over het aandeel dat België zou hebben in een buitenlandse schuld van Otraco. Tevens annuleerde de Kongolese regering haar aandeel in de Belgische Sabena, sperde de Sabena-bankrekening in Kongo en dreigde met nog ergere maatregelen indien Sabena de technische samenwerking met Aircongo stop zou zetten.
De moeilijkheden stapelden zich verder op, toen op 18 juli bericht werd dat de N.V. Forminière - een belangrijke Kongolese diamantmaatschappij, waarvan de Kongelese Staat 55% der aandelen bezit - ontbonden zou zijn door de Kongolese regering. De Kongolese aandelen bevonden zich nog in België, maar behoorden volgens de stelling van de Belgische Staat aan Kongo. De overhandiging hing af van de regeling van een aantal betwiste zaken. De aandeelhouders van Forminière (de particuliere aandeelhouders wel te verstaan, die een minderheid vormen) belegden te Luxemburg een buitengewone vergadering waarop ze de aandelen van de Kongolese Staat nietig verklaarden en de vennootschap in vereffening stelden. Dit alles onder protest van de Belgische Staat, die de vroegere rechtsgrond niet wilde verlaten en dus in feite een Kongolees bezit verdedigde. De Kongolese regering liet daarop weten dat zij deze aandelen beschouwde als een voorafbetaling van haar aandeel in de financiering van het Belgisch-Kongolese Fonds voor Delging en Beheer, organisme dat de gewezen koloniale schuld beheert.
In die stijl hebben de conflicten zich verder vermenigvuldigd, met als bijkomende verrassing de benoeming van een Kongolese ‘minister-resident’ te Brussel, dhr. Mongoel-Diaka (die op de lijst van de in België ongewenste vreemde- | |
| |
lingen bleek te staan). Er was tevens sprake van een eventuele Belgisch-Kongolese conferentie, van de agenda waarvan Kongo echter de punten wilde schrappen die op dat ogenblik het meest omstreden waren.
Men zal moeten leren dat de politieke en economische betrekkingen tussen een westers land en zijn ex-kolonie betrekkingen ‘sui generis’ zijn, die niet langer behandeld kunnen worden volgens de normen van de klassieke diplomatie, noch volgens de gebruikelijke rechtsregels. Het optreden van de Kongolese regering is in vele gevallen volkomen onlogisch, onsamenhangend en vaak in hoge mate nadelig voor Kongo zelf. Het Kongolese beleid kan ieder uur veranderen. Wie zich dan aan zo'n verandering tracht aan te passen, ervaart dat deze nieuwe basis intussen ook alweer weggeslagen is.
| |
Spaak uit de politiek
Op 27 juli deelde Kamervoorzitter Van Acker mee dat P.H. Spaak ontslag nam als kamerlid voor Brussel. Dit betekende het einde van de politieke loopbaan van een der dominerende figuren van de Belgische politiek. Geboren in 1899, was P.H. Spaak socialistisch kamerlid voor Brussel geworden in 1932. In 1933 werd hij voor de eerste maal minister en sedertdien is hij dat bijna zonder onderbreking gebleven. In 1936 was hij voor de eerste maal minister van buitenlandse zaken. Verschillende keren was hij ook eerste-minister (1938-'39, 1946, 1947-'49).
Geen enkel Belgisch staatsman was internationaal zo bekend als Spaak. En dat niet alleen dank zij de internationale ambten welke hij bekleed heeft - voorzitter van de Algemene Vergadering der Verenigde Naties in 1946, van de Raad van de O.E.E.S. in 1948-'49, secretaris-generaal van de NAVO in 1957, enz. -, maar ook door zijn bijzondere gave om zich tot een internationaal forum te richten en gevoelens te vertolken op de formulering waarvan velen in de wereld als het ware zaten te wachten.
Als socialist heeft Spaak geen noemenswaardige bijdrage geleverd tot de ontwikkeling van de socialistische leer. Hij had een compromis gevonden tussen het liberaal-geestelijk patrimonium dat hij van zijn Brussels-burgerlijke ouders had geërfd, en het socialisme van zijn jeugd. In de jaren dertig streefde hij, gelijklopend met zijn vriend Hendrik De Man, naar een socialisme dat zich distantieerde van het historisch materialisme en met Marx eigenlijk niets meer van doen had, een socialisme dat een sociaal-humanisme moest zijn alsmede een experimenteel-praktische bijdrage tot het beter functioneren van een vrije westerse maatschappij. Later is Spaak altijd een man geweest die de samenhang van het Westen trachtte te bevorderen, liefst in een sfeer van openheid tegenover het communistische Oosten. Leerstellig had hij met het communisme natuurlijk niets te maken. Naargelang van de internationale conjunctuur waarschuwde hij er pathetisch tegen of gaf het een plaats in zijn vage, experimentele compromissen.
Tijdens zijn lange carrière is Spaak bij zovele fasen van de binnen- en buitenlandse politiek betrokken geweest, dat het onmogelijk is hem in enkele woorden te beoordelen. Zijn streven was dikwijls opbouwend, humaan, open voor vele
| |
| |
ideeën en krachten tegelijk. Soms leek hij dan weer oppervlakkig, beginselloos, zonder enig contact met de grote scheppende ideeën die de mensheid bewegen, een liberaliserende politieke dilettant, wiens werking niet verder reikte dan de formules die hij handig aaneenreeg en waaraan hij heel even een eigen leven kon geven, tot alles weer als zand uiteendreef. Zijn verdraagzaamheid vloeide voort uit een fundamenteel agnosticisme, maar ze was niet geveinsd. Zijn humanistische kijk op de mensen heeft hij ontelbare malen, wel eens in platvloerse retoriek, uitgedrukt, maar toch was deze visie tevens zijn persoonlijke leidraad in een leven waarin geen politieke laagheid of onmenselijkheid te vinden is. Zijn socialisme was misschien niets anders meer dan de intelligente kijk op een maatschappij die niet meer leven kan zonder sociale solidariteit, maar op zijn manier heeft hij toch ook bijgedragen tot de ontwikkeling van de welvaartstaat, die volgens zijn opvattingen een open liberale moest blijven.
Zijn onkunde van het Nederlands heeft zijn invloed op Vlaanderen geremd en hem verhinderd bij te dragen tot het vinden van een nieuw Vlaams-Waals evenwicht. Vreemde, d.w.z. niet-Franse culturen kende hij niet, noch de Angelsaksische, noch de Germaanse, Spaanse of Italiaanse. Hij was in zeker opzicht een handig Brussels bourgeois gebleven die zich aan vele situaties kon aanpassen. De creatieve adem van de diverse geestelijke stromingen in Europa, de bezieling van leiders die een nieuwe wereld scheppen of ontdekken: daar kon hij niet bij. Maar welke politicus kan dat wél? En wie op die golflengte leeft, is die nog wel geschikt voor het harde politieke handwerk?
| |
IJzerbedevaart
Op 21 augustus had te Diksmuide de 39e IJzerbedevaart plaats, niet alleen een Vlaamse bezinningsdag, maar ook een van de grootste vredesmanifestaties van Europa. Daar sprak dit jaar Hendrik Borginon. Hij handelde o.m. over het Brusselse vraagstuk en het eigen statuut dat de hoofdstad moet krijgen; hij drong aan op de overheveling van de Franstalige sectie van de Leuvense Universiteit naar ‘het hart van Wallonië’; hij pleitte voor de reconversie van de Kempense mijnstreek en voor een hervorming van de Belgische Staat in federale zin. Dit was een synthese van de actuele eisen van de Vlaamse Beweging, los van elke partijpolitieke formatie.
Na 1944 heeft de militaire justitie de politieke carrière van H. Borginon voortijdig afgebroken. Daarmee werd de Vlaamse politiek beroofd van een begaafd man, die ook in beter ingelichte niet-Vlaamse kringen nog steeds hoog geacht wordt. Tijdens de bezetting heeft Borginon zich tegen de verduitsing gekeerd met een moed en een scherpte die door weinigen werden geëvenaard. Zowel voor als na de oorlog heeft hij steeds de anti-Belgische en Duitsgerichte stromingen in het Vlaams-nationalisme bestreden. Ook in zijn toespraak te Diksmuide was weer duidelijk merkbaar hoe positief zijn houding tegenover de Staat is en langs welke wegen hij een nieuw evenwicht tussen de twee volkeren in België hoopt te bereiken. Waarom zulk een man door de repressie politiek vernietigd werd, is een vraag die toch eens zal beantwoord moeten worden.
8.9.66
H. de Bruyne
|
|