| |
| |
| |
Michael Bakunin en de New Left
C.J. Boschheurne
Wil men iets zien, dan moet men er afstand van nemen. Van alle grote hervormers wordt dan ook verteld, dat zij huis en haard verlieten. Terecht begint Nietzsche zijn grote werk met de zin: ‘Als Zarathustra dreissig Jahre alt war, verlies er seine Heimat und den See seiner Heimat und ging in das Gebirge’. Marcus vertelt ons bondig: ‘En het geschiedde in die dagen dat Jezus Nazareth in Galilea verliet’. Mohammed moest van Mekka naar Medina vluchten. Oude verhalen vertellen ons, dat de wijze uit het geslacht van Sjaakya op zijn ritten door het park een verzwakte grijsaard, een van koorts schokkende zieke en een ontbindend lijk zag, huis en haard verliet en Boeddha werd.
Merkwaardig is het dat de beide grote sociale voormannen uit de vorige eeuw nooit een confrontatie met de bestaande ellende meemaakten zoals de Indische hervormer, maar alleen op theoretische gronden tot hun revolutionaire activiteit kwamen. Noch Bakunin noch Marx verlieten dan ook ooit hun huis en haard geheel en al. Zodoende hadden zij misschien ook nooit voldoende distantie tot hun eigen activiteit. Marx werd geboren in een Duits burgerlijk milieu en bleef zijn leven lang een burger. Bakunin stamt uit een adellijk Russisch geslacht en bleef zijn leven lang een Rus. Dit gaf tussen de twee mannen een emotionele tegenstelling waardoor hun leer beïnvloed is. Marx kon de woeste Rus niet lijden. Daardoor verwijderde hij zich van de door Bakunin gepredikte anarchistische idealen, die bij hemzelf in zijn jeugd duidelijk aanwezig zijn. Duidelijk zijn ze te vinden in Das Elend der Philosophie uit 1847 en nog sterker in sommige passages van het Manifest der Kommunistische Partei uit 1848. Zoals Marx zich hier tegen Bakunin afzette, zette Bakunin zich weer tegen hem af door een afwijzing van de dictatuur van het Proletariaat die de anarchistische leer een sterk utopisch karakter geeft. Bakunin ergerde zich aan de nuchtere burger. Merkwaardig is dat de stadsmens Marx alleen aan het industrieproleta-riaat dacht, terwijl de Rus de hoop van de revolutie op de boeren vestigde.
Behalve deze, men kan zeggen dialectische invloed van Bakunin op het Marxisme heeft hij nog andere uitwerking op de wereldgeschiedenis gehad. Vaak in zijn leven heeft hij gesproken en geschreven over de tactiek van de revolutie. Het valt op dat deze voorschriften in 1917 in een belangrijke mate door W.I. Lenin zijn opgevolgd. Het verband tussen beiden ligt waarschijnlijk bij P.B.
| |
| |
Akselrod, een oud-aanhanger van het anarchisme, die van 1900 tot 1903 het latere blad van Lenin, de Iskra, redigeerde. Later zal het vooral Mao Tse-Tung zijn die in afwijking van Marx maar in overeenstemming met Bakunin zich niet tot het stadsproletariaat maar tot de boeren wendt.
De directe invloed van Bakunin is moeilijker te omschrijven. Zijn broer, de onbeduidende hegeliaan Pavel Bakunin, onderging die nauwelijks. Ook Alexander Bakunin, de jongste broer die rechten doceerde in Odessa was, hoewel ook hegeliaan, geen leerling van zijn broer. Zowel het anarchisme van de daad als het meer vredige systeem van P.A. Kropotkin gaan op M. Bakunin terug. Proudhon en hij beïnvloedden elkaar wederzijds, zodat zij beiden als de vaders van het anarchisme in Zuid-Europa te beschouwen zijn. Zoals bekend, heeft deze groepering tijdens de Spaanse burgeroorlog een belangrijke rol gespeeld. Gedurende de laatste jaren is er allerwege een wederopleving van het collectivistisch anarchisme te constateren. De New Left in de U.S.A., voor zover die zich groepeert om Paul Goodman, is niet te denken zonder Bakunin. In ons land is de Dageraad anarchistisch geweest. Het is overigens de vraag in hoeverre Domela Nieuwenhuis op dit punt een onafhankelijk denker was. Van de Voo was een trouw discipel van de meester. Anarchistische tendensen zijn sindsdien in onze arbeidersbeweging, zeker tot in de twintiger jaren, aanwezig geweest. Zeer kleine groepjes bleven nadien bestaan. In de allerlaatste tijd is er onder studenten in ons land een zeer sterke wederopleving van het collectivistisch anarchisme te bespeuren. De Provo's zijn zeker als anarchisten te beschouwen. In verschillende nummers van hun blad vindt men uitvoerige aanhalingen van Bakunin. Verschillen zijn er echter zeker. Zo accepteren zij volop de welvaartsstaat. Bakunin heeft evenals Marx eerder gedacht aan een rechtvaardige verdeling van de armoede. De vraag is of het probleem van de ontwikkelingslanden de New Left niet weer in die richting zal drijven. De distantie die de Provo's nemen tegenover de ‘zegeningen’ van de Welvaartsstaat, die zij ‘de strijd tegen de verslaafde consument noemen’, krijgt door de aanvaarding als goed iets franciscaans. Het zou onjuist zijn hen als
voortzetters van een anarchistische traditie in ons land te beschouwen. Hoe deze traditie precies verlopen is, verdient een nader onderzoek. Het woord ‘anarchist’ is in de inwendige strijd in onze arbeiders-beweging vaak als scheldwoord gebruikt. Meestal werden daar syndicalisten mee bedoeld. Deze op de Fransman Sorel teruggaande beweging wil de eigendom der produktiemiddelen naar de vakbeweging brengen. Deze wordt daardoor dan ook de grondslag van de staat. De strijd richt zich voornamelijk tegen de ‘kapitalisten’ en in mindere mate tegen de staat. Deze groepering was in ons land eerst georganiseerd in het Nederlands Arbeiders Secretariaat en later in het Nederlands Syndicalistisch Vakverbond. Naast deze vrij sterke groepen hebben er in Amsterdam ook altijd kleine werkelijk anarchistische groepen bestaan. Steeds waren er ook kleine anarchistische blaadjes te beginnen met De anarchist, orgaan van goddelozen, havelozen en regeringslozen uit 1888, tot het onlangs ter ziele gegane Buiten de Perken. De provo's hebben deze traditie echter niet voortgezet maar hebben zelfstandig teruggegrepen op Bakunin. Dit geldt ook in andere landen voor de
| |
| |
‘New Left’. Men zou hen daarom het beste als ‘neo-anarchisten’ kunnen aanduiden.
Michael Bakunin werd, volgens de Russische kalender, geboren op 18 mei 1814 op het landgoed Premukhino in de provincie Tver, ten Noordwesten van Moskou. Op 1 juli 1876 stierf hij te Bern. Daartussen ligt een leven dat men leest als een roman, of het nu door een vriend of door een vijand wordt beschreven. Zo heeft Bakunin het ook geleefd, want hij was tot in iedere vezel een romanticus. Hij genoot van ingewikkelde samenzweringen in de geest van de carbonari. Hij vond het prachtig op reis te gaan met drie verschillende valse passen in zijn zak. Door zijn vader was hij bestemd voor een officiersloopbaan. Hij volgt de opleiding ervoor, maar komt inplaats van bij een garderegiment bij een legereenheid in het Poolse grensgebied. Korte tijd later verlaat hij op een niet geheel duidelijke wijze de militaire dienst. Hij gaat na een tussenperiode op het vaderlijk landgoed naar Moskou waar hij ‘studeert’. Eerst Fich-te, later onder invloed van N.V. Stankevich en V.G. Belinsky, Hegel. Hij is, zoals blijkt uit de herinneringen van deze schrijvers en de brieven van zijn oudere zusters, een ‘rechts’ hegeliaan. Heel diep gaat zijn begrip van Hegel echter niet. Zinnen en begrippen van Hegel gebruikt hij om eigen begrippen te ontwikkelen. Anders dan Marx komt hij vooral onder de indruk van Hegels realiteitsbegrip en begrijpt hij minder van de dialectiek. De stelling dat alles wat reëel is redelijk is en alles wat redelijk is reëel, grijpt hij als het ware uit het geheel van het hegeliaanse systeem.
In 1840 vertrekt Bakunin naar Berlijn waar hij de colleges gaat volgen van Professor Werder, een man die als een grammofoon de woorden van Hegel herhaalde. Ondanks zijn enthousiasme voor de stad ging hij hier volop zijn Rus-, Slaaf-zijn beseffen. Zijn vriendschappen zijn dan ook voornamelijk met landgenoten. I.S. Turgenev speelde onder hen de belangrijkste rol. Snel gaat nu de ontwikkeling naar de ‘links’ hegeliaanse hoek. De revolutionaire leer volgt spoedig. In oktober 1842 publiceert hij in Ruge's blad, de Deutsche Jahr-bücher, onder het pseudoniem ‘Jules Elysard’ een artikel onder de titel ‘De reactie in Duitsland, uit de notitieboeken van een Fransman’. Daarmee is zijn naam als revolutionair theoreticus gevestigd. Hij hunkert naar de revolutionaire praktijk. Na een kort verblijf in Zwitserland, waar hij in aanraking komt met arbeidersgroeperingen, gaat hij naar Parijs. Een redevoering tot de Poolse groepering daar, waarin hij het broederlijk oprukken van Polen en Russen tegen de Tsaar propageert, leidt tot zijn verbanning uit Frankrijk naar Brussel. Bij de revolutie van 1848 zien we hem terug in Parijs vol activiteit. De burgerlijke Franse revolutionairen lozen hem naar Duitsland. Voorzien van Franse en Pruisische passen komt hij in Breslau, van waaruit hij revolutionaire acties in Polen en Rusland wil starten. Als vertegenwoordiger van de Russen speelt hij een vooraanstaande rol op het verwarde panslavische congres in Praag. Als de reactie weer intreedt moet hij steeds opnieuw wijken totdat hij in Koethen, een toevluchtsoord van revolutionairen, terecht komt. Misschien ontmoette hij daar de individualistische anarchist Max Stirner. Indien dat zo is, dan heeft de ont- | |
| |
moeting weinig indruk op hem gemaakt. Stirner leerde een zeer vergaand anarchisme, dat iedere vorm van gemeenschap principieel verwierp. De leer van Stirner moet men ook weer niet verwarren met het nihilisme.
Deze term moet gereserveerd blijven voor de verwerping van de 19e eeuwse moraal en samenlevingsvormen zoals we die vinden bij Nietzsche en de Russische estheticus N.G. Tsjernyschewsky. Stirner leert oorspronkelijk dat alleen aan het individu werkelijkheidswaarde toekomt, terwijl iets alleen waarde heeft voorzover het het Ik dient. Merkwaardigerwijze was er in de dertiger jaren van deze eeuw in Engeland nog een arbeidersgroep die zijn werk ‘Der Einzige und sein Eigentum’ bestudeerde en als een soort heilige schrift vereerde. Op den duur verwierp hij ook het individu. Zijn opvattingen mogen zeker niet met het collectivistisch anarchisme verward worden, hoewel dat veel gedaan is. Het is een uiterste maar onjuiste gevolgtrekking van Hegel. In het in deze tijd geschreven revolutionaire geschrift Oproep aan de Slaven van Bakunin is van een dergelijk individualisme geen spoor te vinden. In 1849 kan hij weer naar Dresden gaan, waar hij een grote revolutionaire journalistieke activiteit tentoonspreidt. Iets later vecht hij er in een leidende rol zij aan zij met Wagner, op de barricaden; wordt gevangen genomen, ter dood veroordeeld, begenadigd en uitgeleverd aan Oostenrijk, weer ter dood veroordeeld en begenadigd en uitgeleverd aan de Tsaar. Hij verdwijnt in de Peter-en-Paulvesting. In 1856 lukt het de familie, vooral door bemiddeling van Ekatarina Bakunin, de Russische Florence Nightingale, de gevangenisstraf om te zetten in verbanning naar Siberië. Daar trouwt hij met de dochter van een Poolse balling. In 1861 weet hij, door onbegrijpelijke slordigheid van de Siberische autoriteiten, te ontsnappen. Op 27 december van dat jaar, na een avontuurlijke reis via Japan en de Verenigde Staten, komt Bakunin in Londen aan, waar hij onmiddellijk de twee belangrijkste Russische revolutionairen A.I. Herzen en W.P. Ogarev opzoekt. Aan hun blad De Klok geeft hij zekere medewerking. Beide mannen zijn jonghegelianen.
Alle Russische revolutionaire activiteit in de eerste driekwart van de vorige eeuw staat sterk onder de invloed van Hegel. Zelfs de groep, waar F. Dostojevsky bijhoorde, stond onder deze invloed, hoewel de schrijver zelf waarschijnlijk pas na zijn gevangenschap iets van Hegel heeft gelezen. De Klok was het eerste tijdschrift dat van buiten Rusland het land binnengesmokkeld werd. Bakunin werpt zich nu volledig in de revolutionaire activiteit; probeert vanuit Zweden, waar hij een overweldigende ontvangst geniet, een opstand in Polen te leiden. Daarna wordt Italië zijn terrein. Eerst vestigt hij zich in Florence, ontmoet Garibaldi op Caprera, om dan naar Napels te gaan. Daar leeft de geest van de carbonari nog. Bakunin sticht de ene geheime bond na de andere. Vele daarvan bestonden alleen in zijn fantasie. Zijn enorm vertrouwen in andere mensen maakte dat hij de vreemdste figuren, vaak spionnen van de Tsaar, op vooraanstaande posten benoemde. Zijn verhouding tot de in wezen burgerlijke Liga voor Vrede en Vrijheid blijft onduidelijk. De geheimzinnigheid maakt in deze periode van zijn leven alles onduidelijk. Als hij korte tijd later in Itali- | |
| |
aans Zwitserland gaat wonen, komt hij onder de invloed van S.G. Nechaev, een man van wie ook nu nog niet gezegd kan worden of hij een groot revolutionair of een gewoon misdadiger was.
Nog eenmaal speelt hij een actieve rol bij de revolutionaire gebeurtenissen in Lyon in 1870. De opstand mislukt en Zwitserland blijft over als laatste vluchtplaats. Zijn internationale sociaal-democratische alliantie heeft hij inmiddels in Marx' internationale weten te smokkelen. Op het congres daarvan in Basel in 1869 wist hij nog een zeker succes te behalen. In Den Haag in 1872 worden Bakunin en zijn aanhang geroyeerd. De wijze waarop Marx dit succes wist te behalen, blijft discutabel. Aan de eerste internationale kwam feitelijk een eind. Bakunin was in de laatste jaren van zijn leven niet veel meer dan de leider van een plaatselijke groep anarchisten in de Jura met enkele contacten in Spanje en Italië. Hij stierf, door de lange gevangenschap lichamelijk gebroken en door zijn huiselijke teleurstelling uitgeput, als een vroegtijdig oud man.
De interpretatie van de geschriften van Michael Bakunin biedt grote moeilijkheden. Behalve in zijn jeugd, vooral in brieven aan zijn zusters en in de uiterst belangwekkende inleiding van zijn vertaling van Hegels Gymnasialreden heeft hij zich nooit in zijn moedertaal kunnen uitdrukken. Al naar de omstandigheden heeft hij zich in het Duits of het Frans moeten uitdrukken. Geen van beide talen heeft hij ooit volledig beheerst. Dit zou op zichzelf al voldoende moeilijkheden gegeven hebben. Er zijn er echter meer. Uiterst belangrijk is het dat de revolutionaire leider op een gegeven moment tegen Postnikov, van wie hij nooit geweten heeft dat hij een tsaristische agent was, heeft gezegd dat niet alles wat hij zei of schreef au sérieux genomen moest worden, omdat het gedeeltelijk diende om de bourgeoisie te provoceren. Zijn ten behoeve van de Tsaar in gevangenschap geschreven Biecht is op sommige punten duidelijk misleidend. Dit is nog niet alles. Talrijke geschriften, die wij nu in verschillende edities van zijn verzamelde werken vinden, zijn nooit door hem uitgegeven. Het waren concepten die hij bij anderen achterliet als hij moest vluchten, of stukken die bij zijn arrestatie in beslag genomen werden. We komen er echter ook nog niet, indien we stellen dat hij alleen beoordeeld mag worden aan de hand van de uitgegeven stukken die duidelijk geen revolutionair-tactisch karakter hebben. Kan men steeds zeggen, dat het niet vaststaat, of een stuk dat niet naar de uitgever gestuurd is, de mening van de schrijver wel goed weergeeft, bij Bakunin staat het vast, dat talrijke stukken die er van hem gedrukt zijn, niet zijn mening weergeven. De oproep aan de Slaven is zeker voor de publikatie door Müller-Strübing veranderd. In latere jaren heeft de Juraase socialistenleider Guillaume veel in de tekst van zijn artikelen veranderd.
Vaak is het ook twijfelachtig of een bepaald stuk al of niet van Bakunin afkomstig is. Veelal schreef hij namelijk, zowel in de eerste periode vooral in de Dresder Zeitung als na zijn terugkeer in Europa, anoniem of onder pseudoniem. Veel verschil van mening bestaat er ook over de vraag of de z.g. catechismus, een in code gesteld stuk dat een grote rol speelde in het proces Nechaev, al of niet van Bakunin afkomstig is. Zelfs zijn er geschriften waarvan
| |
| |
nu vaststaat dat ze van Engels afkomstig zijn, aan Bakunin toegeschreven. Tenslotte moet nog overwogen worden dat de invloed van deze revolutionair meer is uitgeoefend door toespraken in kleine gezelschappen en persoonlijke gesprekken dan door geschriften. Zijn denkbeelden hadden zich in 1849 zeker wel afgesloten; nadien heeft hij hoofdzakelijk gewerkt aan de daadwerkelijke verwezenlijking ervan.
Bakunin gaat in zijn denken van een centrale stelling uit: ‘Mens worden is de hoogste roeping van de mens’. Om dit te bereiken moet men bezig zijn. Deze bezigheid moet echter op een negatie gericht zijn. Hij gebruikt hier hegeliaanse terminologie als hij redeneert dat bij een vereniging van het positieve met het negatieve en van het negatieve met het positieve steeds het negatieve overwint. Duidelijk heeft hij hier Hegel niet begrepen. In werkelijkheid gaan zijn gedachten dan waarschijnlijk ook van heel andere principes uit. Hij heeft oorspronkelijke ideeën, die hij in de geest van de tijd inkleedt in hegeliaanse termen. Bakunin zoekt de mens vrij te maken van de banden die hij zichzelf heeft aangelegd. Hij wenst in zijn latere geschriften de dood van God en de Staat, maar uit vroegere brieven kan men begrijpen van welke God hij de mens wil bevrijden. In 1836 verzet hij zich al tegen een God in de kerken waarvoor de mens zich vernedert. Hij zoekt de God die in de mensen of in de mensheid is. Misschien mag men zeggen dat God voor hem de intermenselijke relatie is, zonder dat dit afbreuk doet aan zijn persoon-zijn. Die God noemt hij hoger als de andere. Uit brieven van I.S. Turgenev blijkt dat Bakunin in 1862 in een persoonlijke God geloofde. Dat moet dan wel die God geweest zijn die in de mensheid leeft. Merkwaardig is dat in de heftigste geschriften van Bakunin met groot respect over Christus wordt gesproken. Daarbij wordt anders dan bij Nietzsche de historische Christus niet vervormd. Ook de Staat wil hij negeren, zonder dat hij de gemeenschap bestrijdt. Integendeel, hij stelt dat de gemeenschap de vrijheid voor de mens schept. ‘De gemeenschap is de wortel, de boom, de vrijheid is de vrucht’ en ergens anders: ‘De individualiteit van de mens is het produkt van solidariteit, dat wil zeggen van de gemeenschap’. Waar hij zich tegen verzet is niet de gemeenschap, maar de Staat. Daaronder verstaat hij een
gemeenschap waarin het gezag van boven komt. Hij verwerpt met name het recht. Uitdrukkelijk en herhaaldelijk spreekt hij de wens uit naar rechteloosheid. Maar dat wil niet zeggen dat hij de rechtvaardigheid verwerpt. Integendeel kan men zeggen, dat zijn hele leven een zoeken naar rechtvaardigheid is geweest. We kunnen echter aannemen, dat hij een tegenstelling zag tussen het recht en de rechtvaardigheid, zelfs zo dat het eerste het tweede in de weg stond. Het recht wordt dan gezien als een geheel van normen; een statisch iets dus. Dat deze normen volgens hem buitendien tot doel hadden de heersende klasse haar macht te laten houden, is voor de theorie zelf feitelijk onbelangrijk. Belangrijker is dat het recht statisch wordt gezien en de rechtvaardigheid dynamisch. Ieder het zijne is dan afhankelijk van de steeds wisselende individuele positie van de mens, die mens moet worden en dus in beweging is. Iedere normering zou tekort doen aan de individuele
| |
| |
voortgang. Daarom wil hij een gemeenschap zonder recht. Juist door zijn tegenstelling met Marx geeft Bakunin geen duidelijk antwoord op de vraag hoe hij deze gemeenschap wil bereiken. De bestaande Staat moet vernietigd worden in een gewelddadige actie, maar wat daarna gebeurt is niet helemaal duidelijk. In ieder geval is het uitgangspunt die vrijwillige samenwerking van kleine groepen, die vrijwillig weer met andere dergelijke groepen samenwerken. Inconsequent blijft hij in het geheel van deze vrijwilligheid een streng gedisciplineerd kader van actieve revolutionairen zien die toch weer dicht bij de dictatuur van het proletariaat komt. Of deze nieuwe samenlevingsvorm vanzelf ontstaat of opgelegd moet worden, is een vraag die niet beantwoord wordt. De permanente revolutie is voor hem het eigenlijke ideaal. Hij ziet daarin de toestand waarin ieder mens steeds volledig mens is inzoverre niets voor hem vaststaat; er dus voor de mens steeds wezenlijke keuze-mogelijkheid bestaat. Deze keuzemogelijkheid immers is het die de mens onderscheidt van het dier. Telkens als de mens iets als vaststaand aanneemt, er aan verslaafd raakt, valt hij dus terug naar een dierlijke toestand. De permanente revolutie is dus niet noodzakelijk gewelddadig, laat staan dat de humanist Bakunin werkelijk een bloedige revolutie zou willen.
Welke waarde de opvattingen van Bakunin voor de toekomst zullen hebben is niet te zeggen. Soms wordt gesteld, dat de eeuw van Hegel nog moet komen. Bakunin was een vreemde volgeling van deze veelal onbegrepen denker. Misschien zijn echter sommige van zijn opvattingen bruikbaar om hedendaagse verschijnselen te ontmaskeren. Juist in de welvaartsstaat waarin wij nu leven zal niet alleen een bezinnen op de waarden of een ‘Umwertung aller Werte’ nodig zijn maar vooral een bezinning op de vraag wat waarde eigenlijk is. Een onderzoek daarnaar is de consequentie van het collectivistisch anarchisme. Het hele streven zal altijd uit moeten gaan van een hoogst romantisch en ongelofelijk groot optimisme. Het meest dolle-‘witte’-plan moet voor verwezenlijking vatbaar gedacht worden. Steeds zelfs in de meest benarde omstandigheden heeft de anarchist hoop. Een optimistische hoop die de Nederlandse anarchist Van de Voo in 1900 al beleed met de woorden: ‘welk een hoogtepunt heeft thans het slechte bereikt, en tevens tot welk een vergevorderde trap van ontwikkeling kwam de kiem van het goede. Zeker de toekomst der idealen, de verwezenlijking der grootse dromen is nog slechts als kiem aanwezig. Maar reeds overstemt die wording vaak het luid gerucht van het neerstortend, omlaagploffende oude, dat vervalt met de dag, dat tot puin vermalen tot boze droom herleid wordt in het brein van zovelen - van zovelen wier denken, willen, streven reeds zich vrij beweegt in een nieuwe eeuw’. Credo maar ook leefregel voor de anarchist van toen en nu. Er moet door eigen actie wat bijgedragen worden aan het geluid van het nieuwe en aan het tot puin vallen van het oude. Dit is letterlijk wat de New Left doet.
|
|