Streven. Jaargang 19
(1965-1966)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 849]
| |
De sociaal-politieke betekenis van de B.R.T.-berichtgeving
| |
[pagina 850]
| |
nieuwsuitzendingen onderzochtGa naar voetnoot7. Onze opzet was niet elke uitzending apart onder de loep te nemen, maar wel de grote lijnen en karakteristieken van de radioberichtgeving in het licht te stellen. We bereikten aldus een zekere graad van abstractie, die het enigszins mogelijk maakt de algemene eigenschappen van de radio-informatie te confronteren met de epistemologische, ethische en sociale belangen die in het geding zijn. Dit artikel bevat slechts de voornaamste algemene conclusies van deze studie, die elders in boekvorm is verschenenGa naar voetnoot8. | |
Is objectiviteit mogelijk?Volgens de gangbare ethiek moet de informatie overeenstemmen met de regels van de logica en van de epistemologie, onbevooroordeeld, volledig en objectief zijn. De vraag is echter of wij het recht hebben deze eis in al zijn gestrengheid te stellen. De ervaring leert immers, dat in nagenoeg alle geesteswetenschappelijke disciplines nog steeds gediscussieerd wordt over de mogelijkheid van een objectieve wetenschapsbeoefening. De meeste historici, en meer bepaald de beoefenaars van de sociale geschiedenis, erkennen, dat een volstrekt objectieve sociale geschiedenis niet kan bestaan, omdat het onmogelijk is de historische feiten en gegevens objectief te plaatsen en te interpreteren in het kader van de tijd waarin ze zich voordeden: ‘... de gemeenschappelijke opvattingen en gevoelens.... (vormen).... een belangrijk, wellicht het allerbelangrijkste bestanddeel van de sociale gebeurtenissen en verhoudingen, waaruit volgt, dat elke historische interpretatie rekening moet houden met de groepsmentaliteit en de in de betreffende periodes gangbare gevoelens en meningen’Ga naar voetnoot9. De radiojournalisten staan voor precies dezelfde moeilijkheid. Om waarheidsgetrouw te informeren zouden zij zich moeten inleven in de mentaliteit van de personen, groepen en landen waarover zij berichten. Dit is onmogelijk, want ze kunnen zich niet vereenzelvigen met de diverse bevolkingsgroepen uit de meer dan honderd staten waarvan tijdens de bestudeerde periodes in het nieuws sprake was. Ondanks hun goede wil zullen zij bij de beoordeling van feiten, verklaringen en commentaren uitgaan van hun eigen mentaliteit. Daarenboven wordt de waarheidsgetrouwe weergave van de feiten bemoeilijkt door een aantal andere factoren, zoals de ontoereikende kwaliteit van de kopij der agentschappen, de snelheid waarmee geïnformeerd wordt, de noodzakelijke bondigheid van het radionieuws, de steeds toenemende complexiteit van de hedendaagse informatie en het in gebreke blijven van de journalisten zelf. Een goed gedocumenteerde nieuwsverschaffing loopt niet van een leien dakje. Men kan het betreuren, maar het is nu eenmaal zo, dat de steeds scherper wordende concurrentie het aantal der wereldpersagentschappenGa naar voetnoot10 tot vijf heeft | |
[pagina 851]
| |
uitgedund, waarvan één - het Russische Tass -, dan nog in aanzienlijke mate onbruikbaar moet worden geachtGa naar voetnoot11. De redacties kunnen dus slechts kiezen tussen Associated Press en United Press International, die de ‘American way of life’ weerspiegelen, Reuter, dat de Britse visie enigszins bevoordeelt, en Agence Trance Presse, dat slechts boven water gehouden wordt door - via omwegen geboden, doch heel doorzichtige - staatssteun. Bovendien hebben de grote Westerse persbureaus onder elkaar contracten afgesloten, zodat ze gedeeltelijk dezelfde kopij doorseinen. Vervolgens laat de kwaliteit en vooral de volledigheid van de agentschappen-telegrammen vaak te wensen over. De verzameling en de doorseining van nieuws gaat met zeer hoge kosten gepaardGa naar voetnoot12, zodat het aantal over te seinen woorden tot het uiterste minimum beperkt wordt. Daardoor worden verkeerde interpretaties en foutieve bewerkingen bevorderd en gaan soms belangrijke nuances van een bericht verloren. De snelheid waarmee geïnformeerd moet worden, vormt een derde moeilijkheid. Vrijwel om het uur moet een nieuwsuitzending op antenne; om 8 uur, 13 uur en 19 uur dient ingestaan voor een uitvoerig bulletin. De personeelsbezetting voor deze grote uitzendingen varieert tussen 4, 2 en zelfs 1 journalist. Er staat deze dus weinig tijd ter beschikking om de reeds onder druk van de tijd doorgeseinde en soms onvolledige telegrammen te lezen, met elkaar in verband te brengen, te beoordelen en, zo nodig, bij te werken. Ook de noodzakelijke bondigheid van de radioberichtgeving brengt problemen mee. Volgens de huidige programma-directeur ‘Radio’ bij de Franstalige omroep, M. Hankard, verslapt de aandacht van de gemiddelde luisteraar reeds na 8 minutenGa naar voetnoot13. Uitgaande van deze stelregel hebben de meeste radio-instituten voor de talrijke nieuwsuitzendingen tamelijk weinig zendtijd voorbehouden en ontstaat er een werkelijke discrepantie tussen de toegemeten zendtijd en de binnengelopen nieuwskopij. De journalisten zijn verplicht zeer complexe gebeurtenissen in een paar zinnen samen te persen, lange redevoeringen of geschreven verklaringen moeten het stellen met één of een paar losstaande citaten. Dat alles werkt het gevaar voor eenzijdigheid in de hand. Ten vijfde wordt de radio journalist geconfronteerd met de steeds toenemende specialisatie van het moderne leven en bijgevolg met de uiterste complexiteit van de berichtgeving. De meeste politieke problemen zijn technisch van inslag. De moeilijkheden tussen de Turkse en Griekse gemeenschappen op Cyprus kunnen niet begrepen worden zonder een basiskennis van de Cypriotische | |
[pagina 852]
| |
grondwet en dus van het grondwettelijk recht; om twisten over visserijgrenzen te begrijpen zijn noties van Volkenrecht nodig, enz. De juiste interpretatie van een bericht vergt van de journalisten dus niet alleen een goede dosis gezond verstand, maar vaak ook een vrij diepgaande kennis van geschiedenis, aardrijkskunde, recht, politieke economie, politieke instellingen, militair potentieel, kunst, sport enz., kortom een geheel van intellectuele verworvenheden die men niet zeer vaak bij één man aantreft. Bovendien wordt de taak van de journalist nog bemoeilijkt door de steeds maar talrijker wordende consultatieve, technische, wetgevende, uitvoerende en gerechtelijke organen op nationaal en internationaal vlak. Alleen al het aantal instellingen die op een of andere wijze aan de Europese eenmaking dokteren, loopt hoog opGa naar voetnoot14 en slechts specialisten worden nog wegwijs in de wirwar van lichamen die daarenboven vaak nog alleen met hun initialen worden aangeduid. Tenslotte zijn ook de radiojournalisten en reporters zelf bron van al of niet bedoelde vergissingen. Deze spruiten in de eerste plaats voort uit de gebrekkige kennis van vele redacteuren inzake de geografische, economische, politieke, religieuze, enz. toestanden in de staten waarover ze informeren. De reporters falen echter niet alleen door onwetendheid, maar ook door bewuste of onbewuste vooringenomenheid. In dit verband kan verwezen worden naar de talrijke en soms blijkbaar voorbedachte onjuiste informatie van de Franstalige Belgische bladen en van de R.T.B. over de taaltoestanden in Vlaanderen. De globale conclusie van onze studie is echter, dat de B.R.T.-journalisten zich ernstig inspannen om afstand te doen van hun vooroordelen en hun persoonlijke opvattingen op de achtergrond te houden. Dit blijkt uit de spreiding der belangstelling, uit de afwezigheid van nationaal chauvinisme en uit de afwijzing van sensatienieuws. De spreiding van de belangstelling kan men aflezen van het aantal geraadpleegde nieuwsbronnen. Wat de binnenlandse berichtgeving betreft, worden slechts 6 bronnen samen 22 keren geciteerd, maar dit wordt gecompenseerd door de systematische vermelding van de zegsman of van de organisatie die aan het woord wordt gelaten. Voor de samenstelling van het internationale nieuws is een beroep gedaan op niet minder dan 85 buitenlandse agentschappen, omroepen en gedrukte publikaties die alle continenten, Zuid-Amerika en Oceanië uitgezonderd, vertegenwoordigen en samen 383 keren geciteerd zijn. Van een ruime belangstelling getuigen ook de talrijke nieuwsthema's waarover de omroep informeert. Zowat aan alle voorname thema's (economie, politiek, religieus leven, onderwijs, opvoeding, gerechtelijke en militaire aangelegenheden enz.) wordt aandacht geschonken. Verder kwamen 104 vreemde landen aan bod en werden ruim 600 binnen- en buitenlandse personen vermeld, die de meest uiteenlopende tendensen en opvattingen weerspiegelen. De B.R.T. bezondigt zich niet aan nationaal chauvinisme. Het buitenland krijgt ongeveer drie vierde van de zendtijd. Dit is een hoger procent dan om het even welke krant, dan de afdeling ‘Algemene Diensten’ van het agentschap Belga en | |
[pagina 853]
| |
dan de nieuwsuitzendingen van de R.T.B. voor het buitenland inruimen. Ten derde vervalt de B.R.T.-redactie zelden in sensatienieuws. Haar informatie heeft meestal betrekking op ernstige onderwerpen als politiek, economie, cultuur enz. Het aantal zogenaamde ‘features’, geromantiseerde verslagen en verhalen, is vrijwel nul, en er wordt zelden melding gemaakt van rampen, ongevallen en criminaliteit, laat staan van het privé-leven van filmvedetten en andere beroemde of beruchte figuren. Daartegenover staat echter ook een aantal tekorten. Sommige daarvan, meer bepaald in verband met de nieuwsbronnen en met de nieuwsthema's, worden zo dadelijk onder de loep genomen. Op één belangrijk facet willen we nu al wijzen. Wellicht ten gevolge van de actualiteitswedloop vertonen bepaalde berichten een zekere oppervlakkigheid. Ingewikkelde gebeurtenissen worden met een paar zinnen afgedaan; alleen het meest opvallende feitenmateriaal wordt meegedeeld en blijft niet zelden in het luchtledige hangen omdat de achtergrond volledig of in aanzienlijke mate verwaarloosd wordt. Aan de oorzaken, de aanleiding en de gevolgen van een gebeurtenis kan men blijkbaar geen kostbare zendtijd opofferen. Voorbeelden van zulke berichten liggen voor het grijpen. Toen in april 1961 een gedeelte van het Franse leger in Algerije opstond tegen het politieke gezag in Parijs, hield de B.R.T. haar luisteraars voortreffelijk op de hoogte van wat er voorviel. Waarom vooraanstaande en tot dan toe loyale legerchefs als generaal Challe bijvoorbeeld aan een soortgelijke actie deelnamen, waarom de opstandelingen zo gemakkelijk bij een belangrijk deel van het leger steun vonden enz., deelde de omroep niet mee. Men hoeft de B.R.T.-informatie over deze ‘putsch’ maar eens te vergelijken met een in boekvorm verschenen voortreffelijke studieGa naar voetnoot15 om het verschil te bemerken tussen wat de radio omriep en wat we hadden móeten vernemen. Het is niet uitgesloten dat zulke onvolledige informatie het publiek uiteindelijk zal gaan verontrusten. De luisteraars zouden allicht de indruk opdoen dat ons nieuws systematisch wordt georchestreerd en geselecteerd. Een dergelijk vermoeden zou, op lange termijn, het krediet van de omroepredactie onverdiend kunnen ondermijnen en tot de verdenking leiden dat onze informatie gedeeltelijk op speculaties drijft. | |
Verhouding tot de overheidHoe verhoudt het radionieuws zich tot de overheid, de regeringspartijen, de machtige nationale ‘pressure groups’? Er bestaat een wezenlijk verband tussen openbare informatie en staatsbestuur en staatsbelang. Informatie over openbare en politieke problemen is geen louter wetenschappelijke of zuiver intellectuele aangelegenheid; ze grijpt de hele persoon aan, beweegt het gevoel, oriënteert de aspiraties en wilsstrevingen van de grote massa. Dit verklaart waarom de staatsoverheden altijd en overal een waakzaam oog houden op de openbare informatie en met alle middelen trachten de voorlichting van het volk in een voor hen gunstige zin te doen verlopen. Hun opzet is, feiten en opinies die het | |
[pagina 854]
| |
vertrouwen van het publiek in de overheid kunnen schokken, te verdoezelen, andere gebeurtenissen aan de aandacht van het publiek op te dringen, de zwakheden van binnen- en buitenlandse tegenstanders aan te dikken, enz.Ga naar voetnoot16. De resultaten van ons onderzoek wijzen uit dat de radiojournalisten over het algemeen trouw de grote politieke richtlijnen van de regeringen, de grote internationale Atlantische en Europese lichamen zoals de U.N.O., de N.A.V.O. en de E.E.G., volgen. Dit blijkt onder meer als men de functie nagaat van de personen die vaak in het nieuws worden geciteerd. Onder de vermelde buitenlandse personen vinden we 38 staatshoofden, 28 premiers en 24 ministers van buitenlandse zaken. Dit betekent dat ruim ¾ van de bij de buitenlandse B.R.T.-berichtgeving betrokken landen vertegenwoordigd waren door hun staatshoofd en/of regeringsleider en/ of minister van buitenlandse zaken. Deze hoogwaardigheidsbekleders vertegenwoordigen slechts 20% van de vermelde personen, maar ruim 46,5% van alle vermeldingen. Ook op het vlak van het binnenlands nieuws bedraagt het aantal politici ruim 66% van alle personen, die 82% van de globale frequentie in beslag nemen. Daartegenover staat, dat de figuren die in hun land een oppositierol spelen, slechts zeer zelden aan bod komen. Wat het buitenlands nieuws aangaat, worden slechts één Franse en Amerikaanse communist vermeld, uit Laos de pro-communistische prins Soe-vannoe Vong en uit Cuba een handvol anti-castristen. In eigen land vinden we slechts twee vertegenwoordigers van de Volksunie en één communist tegenover 106 politici van de drie zogenaamd traditionele partijen. De betrekkelijke volgzaamheid van de radiojournalisten komt ook naar voren op het vlak van de vermelde bronnen. De twee belangrijkste Russische kranten Prawda en Izveztija, het officiële nieuwsagentschap Tass en de Moskouse staatsomroep worden samen ruim 55 keren aangehaald. Wat de Franse bronnen aangaat, halen twee uitgesproken linkse publikaties L'Humanité en UEx-press elk slechts één vermelding op een totale Franse frequentie van 86. Het nieuws uit Portugal vernemen we alleen via het officiële nieuwsbureau Lusita-nia en Tunesië is slechts vertegenwoordigd door de Nationale Omroep en door het lijfblad van president Bourguiba. Met andere woorden, ondanks ernstige en lofwaardige pogingen, blijft de documentatie van de B.R.T.-redactie toch nog vrij eenzijdig. Uit de analyse van de bronvermeldingen blijkt weliswaar dat onze omroep, vooral dan voor de samenstelling van het buitenlands nieuws, een zeer groot aantal, bovendien heterogene agentschappen, radio-instituten en gedrukte publikaties raadpleegt. Men stelt echter vast, dat er een aanzienlijk verschil bestaat tussen de vermeldingsfrequentie van al deze instanties. Op zichzelf is er niets op aan te merken dat men sommige bronnen veelvuldiger citeert dan andere, maar het wordt bedenkelijker als men nagaat waar de vaak geciteerde bronnen thuishoren. | |
[pagina 855]
| |
Franse, Amerikaanse, Sovjetrussische en, in mindere mate, Britse agentschappen en kranten beheersen onze buitenlandse berichtgeving: 43,5% van de in ons radionieuws aangehaalde bronnen, die samen ruim 55% krijgen van het totale aantal vermeldingen, zijn uit deze vier landen afkomstig. Belangrijke partners uit het Europa der Zes, zoals de Duitse Bondsrepubliek, Italië en de buurstaat Nederland, komen er daarentegen weinig bij te pas: de Bondsrepubliek haalt een frequentie van 5 met zijn agentschap en met 3 kranten; uit Italië is één krant éénmaal geciteerd; Nederland is vertegenwoordigd met zijn omroep en 7 kranten, maar moet het met een frequentie van 10 stellen tegenover Frankrijk met een frequentie van 86! Nu is het wel zo, dat juist Frankrijk, de U.S.A., de U.S.S.R. en Groot-Brittan-nië de vijf enige wereldagentschappen herbergen, maar wettigt dit hun uitge-sproken monopolie over ons nieuws? Hun overheersende positie wordt nog sprekender als men bedenkt dat de overgrote meerderheid van de geciteerde bronnen die in verre landen thuishoren, ook slechts via de grote agentschappen met ons in contact kunnen treden. Men mag dan ook vooropstellen dat b.v. de solidariteit tussen de zes EJE.G.-landen in ons nieuws niet bijzonder sterk aan het licht treedt. De enige EJE.G.-partner die een aanzienlijke beurt krijgt, is Frankrijk, waarvan de Europese opvattingen, om het zacht uit te drukken, omstreden blijven. | |
Behoefte van het publiekHet derde grote criterium voor de beoordeling van de radio-informatie wortelt in het recht op en de behoefte aan informatie van het grote publiek. Dit recht spruit voort uit het feit dat de mens ingelicht moet worden om in de moderne wereld een oplossing te vinden voor zijn economische en beroepsproblemen, voor het oordeelkundig beleggen van zijn bezittingen, voor de toekomstmoge-lijkheden van zijn kinderen, enz. In een democratisch regime is de informatie van de burgers bovendien noodzakelijk opdat dezen op de hoogte zouden zijn van de staatsaangelegenheden en aldus actief meewerken aan de ontwikkeling van de democratische gemeenschap. Tenslotte zoekt het publiek in de radioinformatie ook een ontspanningselement. Deze drievoudige motivatie leert meteen welke soorten nieuws aan de luisteraar gegeven moeten worden, nl. wat hij nodig heeft om 1) als volwaardig lid van een democratische gemeenschap op te treden, 2) zijn taak te vervullen als echtgenoot, vader, lid van een gezin, in het kader van zijn beroep, eventueel als gelovige enz. en 3) zich te ontspannen. Dit veronderstelt een ruime waaier van berichten zoals politieke, economische, financiële, militaire, opvoedkundige, culturele, technisch-wetenschappelijke, religieuze enz., maar ook mondaine, criminaliteit, sport en dergelijke. Verstrekt de omroep al die informaties en in welke mate? We raken hier het delicate probleem van de nieuwsselectie en meer bepaald dat van de thema's waarover bericht wordt. 1. Uit de resultaten van ons onderzoek blijkt, dat de B.R.T. heel wat meer buitenlands dan binnenlands nieuws brengt. De berichtgeving van buiten de grenzen neemt ongeveer 75% van de gemiddelde nieuwsuitzending in beslag. | |
[pagina 856]
| |
Is dit teveel? Een antwoord op deze vraag is bijzonder delicaat. Allerlei factoren spelen mee, zoals het belang van de diverse berichten tussen welke geselecteerd wordt, de eisen van het algemeen welzijn en het recht van het publiek op informatie. Wat er ook van zij, politieke en sociale prominenten klagen wel eens over de beperkte plaats die het binnenlands nieuws toegewezen krijgt en die aanzienlijk geringer is dan de ruimte die de kranten, de R.T.B. en de nieuwsagentschappen aan het eigen land besteden. Wij menen te weten dat ook sommigen van hen die voor het radionieuws verantwoordelijk zijn, deze verhouding van ¾ buitenlandse en ¼ Belgische informatie als te stiefmoederlijk voor het eigen land beschouwen. Dit lijkt de enige logische uitleg voor bepaalde instructies om het binnenlands nieuws enigszins te revaloriseren door het een betere rangorde in het kader van de uitzendingen toe te kennen. Sinds 1964 moeten de Belgische berichten altijd vóór de buitenlandse gelezen worden, tenzij in uitzonderlijke gevallen de vreemde actualiteit kennelijk als veel belangrijker aangezien moet worden. Of deze instructie uitgaat van diegenen die ze hebben uitgevaardigd dan wel van andere opdrachtgevers, kan door ons niet achterhaald worden en we willen ons hier ook niet uitspreken over de opportuniteit van deze maatregel. We willen er alleen op wijzen dat het probleem ook diegenen bezighoudt die het B.R.T.-nieuws onder hun bevoegdheid hebben. Gaat men na, welke soorten binnen- en buitenlands nieuws de luisteraars worden aangeboden, dan is het opvallend dat telkens over vrijwel dezelfde thema's in een ongeveer gelijke mate wordt geïnformeerd. Zowel de Belgische als de buitenlandse B.R.T.-berichtgeving behandelt voor meer dan 70% politieke vraagstukken, terwijl al de andere informatie binnen 25% tot 30% van de uitzendingen wordt samengeperst. Wel treft men tussen het belang van de diverse thema's in binnen- en buitenlands nieuws lichte verschillen aan. Zo neemt b.v. de categorie economie 7,2% van de totale Belgische en nauwelijks 3,8% van de totale buitenlandse berichtgeving in beslag; de categorie militaire aangelegenheden is daarentegen beter vertegenwoordigd in het buitenlands nieuws (8,71% t.o.v. 0,51%). In vergelijking met de overheersende positie van de politieke berichtgeving zijn dit echter slechts nuance-verschillen. Men mag dan ook vooropstellen dat, zowel op het vlak van de Belgische als van de buitenlandse berichtgeving, de B.R.T.-uitzendingen voor nagenoeg 70% tot 75% door politieke of semi-politieke thema's worden ingenomen, terwijl economie, religieus leven, wetenschap en techniek, gerechtelijk leven, sociaal leven, koninklijke familie, opvoeding en onderwijs, verenigingsleven, buitenlandse bezoekers, accidentele gebeurtenissen en militaire aangelegenheden het allemaal samen met 25% tot 30% van de zendtijd moeten stellen. Beantwoorden deze verhoudingen tussen binnen- en buitenlands nieuws en tussen de diverse thema's aan de informatiebehoefte van de luisteraar als lid van de democratische staatsgemeenschap? De relatief schaarse berichtgeving over het eigen land bestaat voor ⅔ tot ¾ uit politieke informatie. De nieuwsvoorziening over het politieke gebeuren schijnt er dus wel op gericht te zijn, de luisteraar te helpen om zijn taak in de | |
[pagina 857]
| |
nationale gemeenschap te vervullen. Dat de Belgische luisteraar, althans wat de kwantiteit van de kopij aangaat, verwend wordt met informatie uit het buitenland, kan men als normaal beschouwen. De Belgen, de Duitsers, de Britten en zelfs de Fransen zijn niet alleen burgers van hun respectieve staten, maar ook van Europa en van de wereld. Bovendien worden vele binnenlandse aangelegenheden niet meer uitsluitend op binnenlands vlak beslist: de militaire politiek wordt in N.A.V.O.-verband uitgestippeld, de economische en budgetaire politiek geschiedt meer en meer in E.E.G.-verband, de steenkolen- en staalindustrie moet rekening houden met de E.G.K.S.-voorschriften, enz. De vraag kan evenwel gesteld worden of de kwaliteit van deze informatie de luisteraar in staat stelt te leven als lid van de internationale democratische gemeenschap. De B.R.T. volgt de buitenlandse actualiteit op de voet, maar deze actualiteit cirkelt rond enkele grote gebeurtenissen van politieke en militaire aard (U.N.O., N.A.V.O., E.E.G., ontwapening, Duitsland-probleem, enz.) en enkele enorme rampen en catastrofen. Andere belangrijke aangelegenheden zoals de evolutie van de economie, de industrialisering van de ontwikkelingslanden, de wereldhandel enz., die vaak een verhelderend licht werpen op de politieke toestand van een land, komen slechts uitermate sporadisch aan bod. 2. Het ziet er naar uit dat voor de informatie van de luisteraar als echtgenoot, vader, in het kader van zijn beroep enz. voornamelijk binnenlandse situaties en factoren van belang zijn. Vooral studie- en toekomstmogelijkheden, examens uitgeschreven door het Vast Wervingssecretariaat, tips voor het doorbrengen van de vakantie, voor het beleggen van geld enz., vallen in dit kader. We hebben er boven reeds op gewezen dat dit soort berichten slechts een bescheiden plaats krijgt in de nieuwsuitzendingen. Ter verontschuldiging kan worden ingeroepen dat deze problemen wel behandeld worden in een aantal speciale programma's zoals ‘Kunnen wij u helpen?’, de uitzendingen voor de landbouwers enz., terwijl de beursberichten, de prijzen van het slachtvee en dergelijke, geregeld in aparte uitzendingen aan bod komen. Men zou evenwel kunnen overwegen sommige van deze informaties op te nemen in de gewone uitzendingen die een zeer groot aantal luisteraars aantrekken. 3. Algemeen wordt aangenomen dat het ontspanningskarakter van het nieuws vooral bestaat uit de mededeling van de zogenaamde ‘gemengde’ berichten, zoals criminaliteit, ‘human interest’, sport enz. De afwezigheid van dit soort informaties, de sport uitgezonderd, schijnt wel een van de belangrijkste kenmerken te zijn van de B.R.T.-berichtgeving. Zonder te willen ingaan op het probleem of deze afwezigheid al dan niet gewettigd is, kan men opmerken dat dit soort berichten van een niet bijzonder fundamenteel belang is voor de voorlichting van de luisteraar als lid van de staatsgemeenschap, van een gezin enz. en dat het ontbreken van sensatienieuws voor de ernst van de radiojournalisten pleit. Toch kan men zich afvragen of het wellicht niet nuttig zou zijn aan de ‘human interest’-informatie en zelfs aan de criminaliteitsberichtgeving meei aandacht te besteden, zonder daarom in wansmakelijke sensatie te vervallen. Dat een bepaalde wijk van een stad blijkbaar de voorliefde geniet van aanranders en ander gespuis, kan nuttig zijn om uit die omgeving weg te blijven; dat | |
[pagina 858]
| |
geregeld wagens gestolen worden, kan velen ertoe aanzetten hun wagen te sluiten; dat juwelierszaken en banken het mikpunt zijn van gangsterbenden, stelt de eigenaars van zulke instellingen op hun hoede, enz. De afwezigheid van criminaliteitsberichting mag ons echter niet blind maken voor het feit dat de B.R.T.-redactie op sommige domeinen ook tegemoetkomt aan de ontspanningsbehoefte van het publiek, b.v. op het vlak van de sportberichtgeving. De Ronde van Frankrijk, de nationale voetbalcompetitie, de Europabekerwedstrijden en dergelijke, kunnen zowel in de radio als in de TV op een grote belangstelling rekenen. Beide media, maar vooral dan de televisie, besteden bovendien aandacht aan sommige mondaine gebeurtenissen zoals modeshows en filmfestivals, terwijl verlovingen en huwelijken van adellijke personen ook een goede beurt plegen te krijgen. De vraag of deze ‘gemengde’ berichtgeving bij het publiek kan opwegen tegen de aanzienlijke politieke informatie blijft evenwel gesteld.
Samenvattend komen we tot de overtuiging, dat er voor de radioberichtgeving geen ideale oplossing bestaat en waarschijnlijk in de toekomst niet kan gevonden worden. Zij is een sociale factor die ontspruit uit vele sociale krachten en op alle sociale instellingen invloed heeft. Evenals de filosofie en de geschiedenis er zich bij hebben neergelegd dat er geen definitieve filosofische en historische waarheid bestaat, moet men er in berusten dat ook op het vlak van de berichtgeving in het algemeen en van de radioberichtgeving in het bijzonder een volledige waarheid niet bereikt kan worden. De fierheid van wijsgeren en historici bestaat er in dat ze onophoudelijk pogen de overweldigende waarheid meer en meer te exploreren en steeds dichter te benaderen. In deze geest zullen ook de radiojournalisten zich met alle krachten inspannen om de objectiviteit steeds dichter te benaderen. Dergelijke inspanningen kunnen echter niet tot een goed einde worden gebracht indien de radiojournalisten daartoe niet op een adequate wijze opgeleid worden. Het streven naar waarheid en oprechtheid vergt niet alleen morele maar ook intellectuele kwaliteiten. Het is niet voldoende van goede wil te zijn, indien de kennis ontbreekt nodig om de problemen te beheersen, zodat de journalist door om het even welke gewiekste overheidszegsman gemakkelijk om de tuin geleid kan worden. In dit opzicht is het wellicht nuttig er op te wijzen dat niet alleen aan de taalvaardigheid van de kandidaat-journalisten belang moet worden gehecht, maar ook aan hun kennis van de communicatiewetenschap en haar problematiek. Van deze wetenschap mogen de radiojournalisten richtlijnen verwachten voor een goed deel van de moeilijkheden waarmee zij geconfronteerd worden zoals een aanvaardbare definitie van de begrippen ‘neutraliteit’ en ‘objectiviteit’, voorschriften inzake de bronvermelding, inzake de analyse van de nieuwskopij, inzake de selectiecriteria enz. Zij kan tenslotte ook bijdragen tot het duidelijk stellen van de wederzijdse rechten en plichten van omroep en overheid om de moeilijkheden en mogelijkheden van een neutrale en eerlijke berichtgeving beter te leren kennen. |
|