Streven. Jaargang 19
(1965-1966)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 820]
| |
Vietnam is andersGa naar voetnoot*
| |
[pagina 821]
| |
Ze trokken de dorpen door, een voor een, en stonden verstomd toen ze daar Vietnamezen in het openbaar op het toneel een klucht zagen opvoeren waarin een Europeaan aan een Vietnamees het doopsel toedient, waarop deze zich, onder donderende bijval van het publiek, in een Europeaan verandert. Een missionaris Het zich toen nog eens precies de betekenis van de formule uitleggen en men kwam tot de ontdekking dat men tot dusver de Vietnamezen gedoopt had met de woorden: ‘Wilt ge Nederlander worden?’ De Nederlanders waren namelijk de eerste blanke kooplui in midden-Vietnam geweest. Na deze klap begonnen de missionarissen koortsachtig Vietnamees te leren en er zijn waarschijnlijk geen Europeanen geweest die later dichter bij de Vietnamezen hebben gestaan en ze beter begrepen hebben dan deze missionarissen rond Alexander de Rhodes in de eerste helft van de zeventiende eeuw. In die tijd spraken de missionarissen met het volk, leefden er midden in en pasten zich aan de levenswijze aan. Met groot enthousiasme schreven ze over de openheid, de moed, en de menslievendheid van de Vietnamezen. Christophoro Bori constateerde in zijn reisbeschrijvingen: ‘Terwijl alle andere volkeren in het verre Oosten de Europeanen als minderwaardig beschouwen en ons daarom vermijden of meteen op de vlucht slaan als wij hen voor het eerst bezoeken, is hier in Cochinchina en Vietnam precies het tegendeel het geval. Ze komen ons hier met velen tegemoet, stellen duizend vragen, vragen ons bij hen thuis te eten en gaan met ons om met een uitgelezen hoffelijkheid, vertrouwelijkheid en een groot gevoel voor tact...’. Alexander de Rhodes rapporteerde in 1653: ‘Ik moet bekennen dat wat betreft de gaven van het hart de Vietnamezen hun gelijken niet hebben onder de bewoners van Europa. En toch denkt men daar dat de rest van de wereld bevolkt wordt door barbaren’. Gedurende mijn eigen verblijf in Vietnam kon ik me er van overtuigen dat deze stellingen nog steeds opgaan. Ook vandaag nog zal de Vietnamees ondanks vele bittere ervaringen iedere Europeaan in zijn land als vriend accepteren, voorzover deze oprecht zijn best doet de eigen aard van de Vietnamees te waarderen en probeert met hem op voet van gelijkheid om te gaan.
Vietnam kan men misschien pas goed begrijpen wanneer men de drukte van de door het Westen beïnvloede steden verlaat en met de eenvoudige boer van het platteland, die niets weet van vreemde talen, in gesprek komt. Men zal zich verbazen over zijn grote openhartigheid, zijn tegemoettreden zonder enige vreemdelingenhaat en zijn helder oordeel over de toestand in Vietnam. Steeds opnieuw vroegen deze mensen me hoofdschuddend, wat de Amerikanen met hun vliegtuigen en bommen toch eigenlijk willen in Vietnam, waarom ze met zovelen naar dit land kwamen zonder interesse te hebben voor de bewoners, hoe het toch komt dat ze maar steeds naar de bedorven stedelingen luisteren en met hen tegen de belangen van het volk samenwerken, waarom ze met geld de meisjes verleiden en zich zo weinig gelegen laten liggen aan godsdienst. In eenvoudige woorden werden steeds de tragische misrekeningen van een door elektronische hersenen getest en op grond daarvan als onfeilbaar voorgesteld oorlogsapparaat aan het licht gebracht. De problemen van Vietnam kunnen | |
[pagina 822]
| |
vast niet met allesbedekkende bommentapijten opgelost worden. De mensen op het platteland zeggen dikwijls dat de ambtenaren, generaals, politici, handelaren en geestelijken in Saigon van het ware geloof en het werken in harmonie met de Hemel zijn afgedwaald en zichzelf daarmee tot een zekere ondergang hebben veroordeeld. Dezelfde uitspraken vielen te beluisteren over de afschuwelijke daden en terreurmaatregelen van de Vietcong. De plattelandsbevolking heeft het ware gezicht van het communisme al sinds lang doorschouwd. Met heldenmoed dragen ze het lijden van een oorlog zonder einde. De gewone Vietnamees, die overdag voor de grootgrondbezitter in Saigon - die wellicht een Chinese communist is! - slaven moet, die 's nachts wapens en materieel transporteert, onderaardse gangen graaft en zijn laatste geld afdraagt als schatting aan de Vietcong, snakt naar het einde van de vijfentwintigjarige oorlog. De prijs laat hem koud. Als het maar vrede wordt: niet meer leven onder de druk van het eeuwige komen en gaan van communisten en regeringstroepen, weg met de drievoudige schatplicht aan grootgrondbezitter, regering en communisten, weg met de chemische bommen die het hele landschap verpesten en ziekte en dood zaaien onder de bevolking, geen zinloze martelmethoden en afgrijselijke slachtpartijen meer onder landgenoten. Vrede en twee handen rijst per dag, daarmee wil de eenvoudige Vietnamees het doen. In de gezonde boerenbevolking ligt de niet te vernietigen kracht van Vietnam en naar mijn mening zal die de stormen van de Westerse beschaving - tenslotte gaat het hier toch om een strijd tussen het vrije Westen en de evenzeer Westerse ideologie van het communisme - overleven en er gesterkt uit opstaan. Bij ontmoetingen met Engels of Frans sprekende Vietnamezen viel me steeds weer op hoe dezen dikwijls van karakter schenen te veranderen wanneer ze overgingen van de vreemde taal op hun moedertaal. Bij meisjes viel het me op hoe geheel anders ze zich gedroegen als ze de Vietnamese kleding ruilden voor de Westerse, en wel geheel in het nadeel van de ‘tijd der Westerse kleding’. Met het kritiekloos en gedwongen overnemen van de Westerse beschaving schijnen de Vietnamezen dikwijls aan een nog grotere geestelijke verdeeldheid ten prooi te vallen dan de Westerse mens zelf, die heden ten dage luid klaagt over de schizofrenie van zijn persoonlijkheid. Bij veel Vietnamezen gaat het aannemen van de Westerse beschaving gepaard met verlies van menselijk evenwicht; in de plaats van Vietnamees gemeenschaps-denken komt de asociale houding van het individualisme. Het politiek gebeuren in Saigon legt hier een welsprekend getuigenis van af. Veel Europeanen en Amerikanen raken vertwijfeld als ze zich precies rekenschap geven van de werkelijke resultaten van hun goedbedoelde bemoeiingen tot verspreiding van de Westerse beschaving in Azië. Ook in Vietnam gingen de Fransen en de Amerikanen steeds weer van de theorie uit dat men het Vietnamese volk Westers moet maken om het op te heffen tot zijn volle waarde. En hier ligt nu juist de beslissende fout van het Westen in de ontmoeting met Vietnam. Een ‘ontmoeting tussen Vietnam en het Westen’ kwam tot nu toe nog niet tot stand in de ware betekenis van het woord, tenzij men kolonialisme met | |
[pagina 823]
| |
ontmoeting gelijk stelt. Velen vragen zich af of het eigenlijk wel mogelijk is tot een echte ontmoeting te komen. | |
Oost en WestDe Vietnamees staat als Aziaat met een geheel andere levensbeschouwing in de wereld dan wij Westerlingen. Toen ik bezig was de taal te leren, viel mij direct op dat een woord als ‘ik’ pas bekend werd bij het verschijnen van de Westerse beschaving. De Vietnamees leeft, zoals andere Aziaten, geheel in de Natuur en zijn persoon gaat op in de omgeving. Deze omvat allereerst zijn gezin: dat is wel het belangrijkste wat er binnen zijn gezichtskring komt. Bij bezoeken aan gezinnen zei ik dikwijls: ‘Hoe maakt u het?’ Dan werden de mensen verlegen en dachten dat ze niet begrepen wat ik feitelijk bedoelde. Als ik herhaalde: ‘Hoe gaat het met uw gezin’, verhelderden de gezichten en had ik snel contact. Het geldt als onbeleefd en wordt dikwijls geringschattend ‘Westers’ genoemd wanneer een Vietnamees die een Franse opvoeding heeft gekregen, steeds maar weer over zichzelf spreekt en zijn zinnen nu en dan met een ‘ik’ versiert. Amerikanen en Europeanen beweren dat Vietnamezen leugenachtig en achterbaks zijn, omdat ze niet in de Westerse betekenis van het woord open van persoon tot persoon spreken - voor Vietnamezen is dit echter zowel vanzelfsprekende beleefdheid als noodzakelijke voorzichtigheid. Als men hun taal begrijpt, is hun manier van spreken even open als die van Europeanen. De Westerse mens is er steeds op uit zijn ‘ik’ staande te houden tegenover de omgeving, de Natuur is hem vreemd en hij moet ze eerst ontsluiten. Zijn ‘ik’ tekent zich duidelijk af tegen de omgeving. De geweldige ontwikkeling van de techniek en de natuurwetenschappen die in het Westen heeft plaats gevonden, is met het Aziatische denken als grondslag onvoorstelbaar. Wij nemen snel en ten onrechte aan dat de Vietnamees lui is en laf, omdat hij zich gelaten schikt naar het lot en alle leed berustend over zich heen laat komen. De Vietnamees voegt zich naar de loop van de natuur en de wil van de Hemel. Wij in het Westen vragen om een strenge scheiding tussen godsdienst en politiek - juist omdat wij typisch Westers zijn en politiek vaak als een smerige zaak opvatten, Oostaziaten leven in een eenheid van politiek en godsdienst. Men zou kunnen zeggen dat het typisch is voor Aziaten om niet aan het oppervlak van de materiële werkelijkheid te blijven hangen, maar door te stoten naar de diepte van het bestaan. De werkelijkheid is voor hen een spiegelbeeld van de andere wereld waaraan zij niet slechts vaag geloven, maar die zij als uiterste werkelijkheid overtuigd aanhangen. In deze levensbeschouwing kunnen geen tegenstellingen tussen politiek en godsdienst bestaan: antropologie en mythologie vallen uiteindelijk in een eenheid samen. Bij het volk wegen de woorden van een bonze of priester zwaarder dan de communiqué's van een generaal of minister, wiens daden niet overeenkomen met wat hij in het openbaar zegt. De belangrijke rol van de godsdienst in het leven van de Aziaten werd duidelijk | |
[pagina 824]
| |
onderkend door de communisten. Dikwijls heeft men met succes geprobeerd zich van de godsdienst te bedienen om een politiek doel te bereiken. Het niet lang geleden bekend geworden incident in Da-Nang, waar een Amerikaans soldaat een Boeddhabeeld onthoofd zou hebben en de volksmenigte daarom in oproer kwam, vindt in de geschiedenis veel voorgangers. De in het begin genoemde jezuïetenmissionarissen kwamen, na veel succes in het begin, in zeer grote moeilijkheden, toen de bijvrouwen van de koning en de dorpstovenaars, die voor hun bestaan te vrezen hadden, vernielde godenbeelden aan het volk lieten zien en er de missionarissen de schuld van gaven. Het volk zag de onteringen en geloofde zonder verder vragen te stellen. Met één slag keerde de stemming zich tegen de missionarissen. In Vietnam zijn instructies gevonden van de Vietcong waar in staat dat de godsdienstige gemeenschappen systematisch door infiltratie ondergraven moeten worden. Merkwaardigerwijze ontmoeten hier de communisten en de Amerikanen met hun beschermelingen elkaar in hun streven de godsdienst te gebruiken en te misbruiken voor hun doel. Ieder op zijn eigen manier. De communisten hebben er belang bij, de onschendbaarheid van de geestelijken en de bedehuizen te gebruiken voor het ongestoord uitvoeren van hun plannen, en hun eisen een godsdienstige formulering te geven. De Amerikanen zien in de macht van de godsdienst een betreurenswaardige wantoestand die remmend werkt op het bereiken van hun doel: democratie. Daarom toont men zo nu en dan onverholen ijver in het ondermijnen van het aanzien van de godsdiensten en het uitspelen van boeddhisten en katholieken tegen elkaar. De perscampagne over de ‘Boeddhistenvervolging door het Katholieke regime Ngo-dinh-Diem’ heeft in de wereld voldoende bekendheid verworvenGa naar voetnoot1. Maar ook na de val van de regering kwam het tot daden van twijfelachtig gehalte bij de Amerikaanse geheime dienst (CIA). Op een dag bijvoorbeeld reed een jeep een katholieke wijk binnen om te melden dat de boeddhisten in de buurt waren om de katholieke kathedraal te plunderen - even daarop reed dezelfde jeep een boeddhistische stadswijk binnen om te zeggen dat de katholieken een grote pagode zouden gaan plunderen. Boeddhisten en katholieken vormden hulptroepen en trokken naar de aangegeven plaats. Het spreekt vanzelf dat beide groepen slaags raakten en er volgde een wilde slachtpartij waarin aan beide zijden doden vielen. De affaire werd een volledig succes voor de aanstichters: de reputatie van beide godsdiensten leed schade. De pogingen om de godsdienst te exploiteren en te vernietigen vormen wel het zwartste hoofdstuk in deze oorlog. Wie de Aziaten kent, weet dat daarmee hun diepste wezen vernield moet worden. Tegelijkertijd wordt het dan duidelijk, wat voor gevolgen men kan verwachten, wanneer Westerse denkbeelden - in ons geval het ideaal van een strikte scheiding van Kerk en Staat - ondoordacht toegepast worden op Aziatische verhoudingen. | |
Het karakter van de VietnamezenNaast de reeds genoemde eigenschappen die men in mindere of meerdere mate | |
[pagina 825]
| |
vindt bij alle bewoners van Oostazië, ziet men ook veel wat in het bijzonder typerend schijnt te zijn voor de Vietnamezen. Opvallend is in Vietnam het gevoel voor saamhorigheid, dat vooral in het sociale bestel van de Vietnamese dorpen tot uiting komt. De dorpsgemeenschap wordt getekend door een bewuste wederzijdse hulpverlening en samenwerking zonder tegenprestatie te vragen. Toen het koningschap onder invloed van de Chinese beschaving aan invloed won, bleef het principe ‘dorpsrecht gaat vóór de wet van de koning’, nog steeds bestaan. Zonder twijfel zijn vreugde en vrolijkheid te beschouwen als de hoofdkenmerken van de Vietnamezen. Zingend gaan ze aan de gemeenschappelijke arbeid. Of het nu rijstbouw is, visvangst, houthakken of een andere bezigheid - alles gaat volgens het ritmisch gevoel voor maat en melodie dat men in de natuur heeft gevonden. Er is geen volk dat beter de kunst verstaat een vrolijk feest te vieren, en iedereen wordt erbij uitgenodigd. Als men elkaar tegen komt heeft men direct een reden tot lachen - wil men iemand troosten dan doet men dat ook lachend. Naar de mening van veel Amerikanen en Europeanen kan men de Vietnamezen niet ernstig nemen omdat ze altijd moeten lachen. Alle narigheid nemen ze blijmoedig op zich, omdat ze denken: ‘Als de Hemel het in dit leven niet wil, wordt het zeker voor het andere leven bewaard’ (Nguyen Du). Met dit vooruitzicht verdragen ze met ongelooflijke taaiheid en dapperheid de slagen die het noodlot hen toedient in dit leven. Ik kan me nog een nationale feestdag in Saigon herinneren, toen plotseling een handgranaat over de hoofden vloog en vlakbij dof op de grond viel - een verlammende angst greep om zich heen. Plotseling wierp een gewone soldaat zich bovenop de granaat en begroef die onder zich, totdat de ontploffing kwam en de soldaat in duizend stukken scheurde. De omstanders bleven hierdoor echter in leven. Zonder een ogenblik te aarzelen gaf deze onbekende zijn leven voor de anderen. Dergelijke dingen gebeuren op het platteland dagelijks, zonder dat er een journalist bij staat om het op te schrijven, en dit alles gebeurt met een grote vanzelfsprekendheid. Als laatste punt kan men noemen, dat de Vietnamees geboeid wordt door alles wat mooi is. Deze schoonheid was aanvankelijk overal in de natuur: zon, maan, planten, dieren.... en nog steeds kunnen de Vietnamezen enthousiast opgaan in de wonderen van de natuur. De natuur is het gemeenschappelijk bezit van allen. Met de Chinezen en nog meer met de Westerse beschavingen komen veel nieuwe dingen het land binnen die ook de stempel van schoonheid dragen. Deze dingen zien ze wel, maar ze bezitten ze niet, men heeft geld nodig, veel geld, om al deze goederen te kunnen bezitten. Hier ligt, simpel gezegd, de voorsprong die het communisme heeft op de in de praktijk nog steeds asociale maatschappelijke ordening van het kapitalisme: de Vietcong belooft de Vietnamezen deze goederen in gemeenschappelijk bezit te geven en tegelijkertijd een einde te maken aan het steeds groter wordende klasseverschil tussen de grootgrondbezitters enerzijds en de mensen die uitgebuit worden anderzijds, een ongelijkheid die in scherpe tegenstelling staat tot de oorspronkelijke ordening van de maatschappij op het Vietnamese platteland. | |
[pagina 826]
| |
De Chinese invloedIn het begin van onze jaartelling werd Vietnam een Chinese vazalstaat. De Vietnamezen, die van nature open staan voor elke vreemde invloed, namen, vooral in hun leidende klassen, de nieuwe cultuur geheel over. Het oorspronkelijke matriarchaat werd opgeheven en vervangen door het patriarchaat. De vrouw verloor haast elk aandeel aan het openbare leven en werd verlaagd tot werkdier en baarmachine. Het Chinese schrift werd ingevoerd en daarmee het Chinese opvoedingsideaal met zijn nadruk op geheugenprestaties. (Spoedig na de komst van de Europeanen echter verdrong het veel eenvoudiger latijnse schrift de ingewikkelde Chinese schrifttekens). Het eenvoudige volk in de dorpen, vooral in het Zuiden, werd echter door de Chinese beschaving maar weinig beïnvloed en beperkte zich tot het overnemen van enkele uiterlijke vormen. In de tegenwoordige situatie in Vietnam is het opvallend hoe afhankelijk het Noorden is van de Chinezen. Peking schijnt voor een groot deel het Vietnamees gebeuren mede te bepalen. China's greep naar Zuidoostazië is niet zozeer een toekomstdroom als wel een voldongen feit. In Vietnam wonen op het ogenblik ongeveer een miljoen Chinezen, die ten onrechte lange tijd tot de anticommunisten werden gerekend omdat een deel van hen gevlucht was uit China. De Chinezen hebben door hun hegemonie in de handel en in het zakenleven een grote invloed op het politiek gebeuren in het land. In Vietnam hebben ze alles in de hand, maar in het openbaar wordt er door niemand uitgeweid over dit feit. Zeven families controleren de rijsthandel van Zuidvietnam, ze hebben het vervoer in handen en tenslotte zijn zij de grootgrondbezitters die de Vietnamezen onbarmhartig uitzuigen en daarbij Peking financieel steunen. De Chinezen houden zich gaarne op de achtergrond, ze leren allen de taal van het land, hebben een ongelooflijk geduld, passen zich handig aan alle omstandigheden aan en trouwen met Vietnamese vrouwen om hun vermogen te beschermen tegen een eventuele golf van naasting, maar ze blijven toch een gesloten gemeenschap, wat met een blik op hun centrum in Cholon direct opvalt. Ze zijn op het ogenblik de onuitputtelijke hulpbron van de Vietcong en ondermijnen systematisch de economie van het land, doordat ze de gelden beleggen bij buitenlandse banken. De Amerikaanse financiële hulpverlening, wapens en materiaal schijnen in een vat zonder bodem te vallen waar de Chinezen hun zak onder houden. Veel Vietnamezen zijn zich nog niet bewust van dit Trojaanse paard waarin het merendeel van de Chinezen in het land aanwezig is. De Chinese broeders zouden hen na de overwinning van het communisme verslinden met huid en haar en de droom van een inheems nationalisme naar Joegoslavisch voorbeeld zou hen wreed ontnomen worden. Maar juist hier zou het ontwaken van het gevoel voor Vietnamese eenheid, dat zich op het ogenblik richt tegen de Amerikanen, een onverwachte wending ten gevolge kunnen hebben. In het verloop van de laatste tweeduizend jaar hebben de Vietnamezen zich altijd verdedigd tot de laatste druppel bloed als de Chinezen de hand uitstaken naar Vietnam. | |
[pagina 827]
| |
Het Westen in VietnamDe eerste vertegenwoordigers van het Westen waren handelaren en ze vielen de Vietnamezen vooral op wegens hun eeuwige ruzie en onenigheid. In het begin van de negentiende eeuw kwamen de Fransen in het land. Met als motivering dat de vervolgde Franse missionarissen bescherming nodig hadden, legden ze de grondslag van het Franse koloniale rijk van Indochina, dat ongeveer honderd jaar is blijven bestaan. De koloniale machthebbers en de huurtroepen die met hen meekwamen, waren voor het merendeel grote individualisten, die vrij van morele banden materiële successen najaagden en voor geen methode van uitbuiting terugschrokken. Ze kwamen in het land en trokken zich heel beslist van alles wat Vietnamees was niets aan. Ze verkeerden in de mening dat de Vietnamees pas mens zou worden als hij perfect Frans zou leren en zich de Franse cultuur eigen zou maken. Dit programma werd door het Franse onderwijs, dat in het begin slechts voor een kleine groep toegankelijk was, consequent verwezenlijkt. Het huidige onderwijs in Vietnam is geheel gebaseerd op het Franse schema, dat tot in de lagere scholen grote invloed heeft weten te winnen. De basis is de filosofie van de Verlichting: Rousseau, Voltaire, Montesquieu zijn de voorbeelden. Het laicistische Franse programma kenmerkt zich door zijn anti-godsdienstige structuur. Wanneer men de schoolboeken van de lagere scholen en nog sterker die van de middelbare school doorleest, komt de geestelijke situatie van het land als logisch resultaat te voorschijn van dit Franse opvoedingssysteem, dat men de Vietnamezen onder het mom van een voorrecht heeft opgedrongen. De Fransen hebben daarmee de Amerikanen geen eenvoudige nalatenschap bezorgd. De Amerikanen kunnen moeilijk opschieten met de Frans opgevoede ambtenaren, politici en militairen, die al op grond van hun opvoeding niet veel van de Amerikanen moeten hebben. In Saigon schijnt de vorming van eigen kleine groepjes onder deze mensen elke samenwerking op bredere basis onmogelijk te maken. Het hoort tot de bon ton om alles te bekritiseren en een eigen partij te stichten. Deze Vietnamezen, die er van dromen eenmaal minister of meer te worden, werden door hun opvoeding van het volk vervreemd en tonen dit overal in het koortsachtige leven, dat ver van de eigenlijke Vietnamese werkelijkheid in Saigon heerst. Hoewel de Fransen zich officieel uit Vietnam hebben teruggetrokken, wonen er nog duizenden in het land en tonen zich de directe tegenstanders van de Amerikanen, - al was het alleen maar dat veel van hun plantages al sinds jaren door de Vietcong gebruikt worden als opleidingscentra.
Over de Amerikanen werd al eerder iets gezegd. Zeker zijn ze van goede wil waar het er om gaat Vietnam van het communisme te redden, maar hun methodes bevorderen dikwijls eerder het tegendeel. Verwarrend is de verdeeldheid onder de Amerikanen zelf. Ze vallen in vele groepen uiteen die elkaar onderling bestrijden en boycotten. Amerikaanse diplomaten en journalisten hebben een speciaal zwak voor de toverwoorden ‘democratie’ en ‘vrijheid’. | |
[pagina 828]
| |
Door ook maar de kleinste demonstratie tegen ‘een ondemocratische en tirannieke regering’ raken de Amerikanen in pijnlijke verlegenheid en gaan onmiddellijk op zoek naar nieuwe vrienden, die misschien hun democratisch ideaal wel in enkele weken zouden kunnen verwezenlijken. Bij de speurtocht naar zulke nieuwe vrienden mengt Washington zich - ondanks heftige dementi's - zeer actief in zuiver binnenlandse aangelegenheden. De Vietnamezen hebben hun vertrouwen in de Grote Helpers, die van vrienden wisselen als van een hemd, verregaand verloren. | |
De toekomst van VietnamDe oplossing van de kwestie Vietnam moet - met sterkere nadruk - gezocht worden op het gebied van sociale verbeteringen. Wat de Amerikanen betreft volgens het goede idee van het ‘peacecorps’. De kritische stemmen met betrekking tot de zinloosheid van een escalation (Robert Kennedy) verdienen de aandacht. Van alle opgesomde fouten hebben tot nu toe eigenlijk alleen de communisten belangrijk kunnen profiteren. Zij zijn meesters in de tactiek van het ontdekken en meedogenloos uitbuiten van andermans zwakke punten. De Vietcongs hebben in de eerste plaats het grote voordeel, dat ze met hun sociale ideologie het gemakkelijk winnen van het Westers individualisme, dat in vergelijking met het sociale materialisme van de communisten niets anders is dan een egoïstisch materialisme. Het communisme kan echter zijn afkomst al evenmin verloochenen: het is tenslotte te beschouwen als een Westerse reactie op een Christendom dat zijn taak op sociaal gebied in de loop der tijden vergat. De communistische methode van gewetenloos toepassen van ongeoorloofde middelen om een illusionair doel te bereiken is voor het Vietnamese karakter even onaanvaardbaar als het individualisme van de Verlichting. Men mag daarom aannemen, dat geen van de strijdende machten in de Vietnamese arena de zege zal behalen. Vietnam heeft onmiddellijke sociale ontwikkelingshulp nodig, die de grondstructuur van het volk, de dorpsgemeenschap, respecteert. Voor deze ontwikkeling zijn veel vredeshelpers nodig, die zich gemakkelijk kunnen aanpassen, die de bevolking begrijpen en hun leven delen; over het gehele land verspreid zouden ze een beslissende rol kunnen spelen bij het bouwen aan een vreedzame oplossing van de oorlog in Vietnam, De strijd daar kan werkelijk niet beslist worden met wapens, wel met overtuigende sociale acties. Landen en ideologieën, die tot nu toe dachten dat zij ook aan andere volkeren hun beschaving moesten opleggen, zullen zich langzamerhand tevreden moeten gaan stellen met een wereldwijd pluralisme, dat het diepste wezen van elk volk respecteert. Het Oosten zal, als het eenmaal zichzelf gevonden heeft, het Westen veel te bieden hebben, en wel speciaal dat wat wij Westerlingen zijn kwijtgeraakt: menselijk evenwicht. In Vietnam zelf kan naar mijn mening slechts een vernieuwing van de godsdiensten, Boeddhisme en Christendom, de gewenste uitkomst brengen. De laatste tijd komen in Vietnam ondanks grote moeilijkheden een aantal boeddhisten samen die proberen het boeddhisme dienstbaar te maken aan onze tijd, door te stellen dat het geloof in de eerste | |
[pagina 829]
| |
plaats een uitoefenen van daadwerkelijke naastenliefde betekent en eerlijke bereidheid om samen te werken met alle mensen van goede wil. Voorlopig is de wil tot samenwerking tussen godsdienstige groeperingen nog slechts bij perifere groepen van boeddhisten en christenen te vinden. Het initiatief gaat meestal uit van leken. Van de zijde van de katholieken is de Song-Dao groep, die uit priesters, arbeiders, academici en studenten bestaat, al geruime tijd geleden begonnen zich in te zetten voor contact met de boeddhisten en voor nauwere samenwerking op sociaal gebied. Toonaangevend was het initiatief van katholieke leken, die in 1963 in nieuw-ontgonnen gebieden modeldorpen met een godsdienstig gemengde bevolking stichtten. (In het algemeen namelijk leven de katholieken, vooral diegenen die uit het Noorden gevlucht zijn, in gesloten gemeenschappen van volledig katholieke dorpen). Deze nieuwe dorpen werden echter in het voorjaar door de Vietcongs verwoest, omdat ze hen een doorn in het oog waren. Grote tegenstand ondervond ook het toekennen van een beurs aan twee boeddhistische nonnen door de Duitse caritas. In dit soort samenwerking van de godsdiensten, gepaard aan een energieke sociale inzet, zou een begaanbare weg kunnen liggen voor de toekomst van Vietnam. |
|