Streven. Jaargang 19
(1965-1966)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 754]
| |
Gesprek met Roel D'Haese
| |
[pagina 755]
| |
De interviewer staat eigenlijk even vreemd tegenover het werk als de gewone toeschouwer. Hij wil wat meer gegevens verzamelen bij diegene die het werk gemaakt heeft.En die kan dat werk onmogelijk zien met uw ogen en kan onmogelijk weten wat voor vragen gij u daaromtrent stelt. Dus zijn die vragen voor hem nog vreemder dan voor u het werk. Want de kunstenaar kan u niet antwoorden in woorden. Dat is zijn uitdrukkingsmiddel niet. Kon hij dat, dan zou hij een schrijver zijn. Daarom is het soms zo ongelofelijk lastig om te antwoorden zelfs als ge de vraag op voorhand kent. | |
Een interview kan het werk toch verhelderen. Bovendien richten de vragen zich naar de mens.Maar zelfs naar de mens. Daar kan hij u nog minder op antwoorden dan op de vragen over de kunstenaar. | |
Iedereen denkt toch na over zichzelf?Ja maar, dat nadenken: als hij dat onder woorden brengt, is het niet meer leesbaar. Nee, dat weet ik van mezelf zo goed: datgene waar ge over nadenkt, kunt ge al niet meer formuleren. Ge kunt daar een gedeelte van formuleren en dat gedeelte geeft een totaal vals beeld van wat ge wilde zeggen. Daarom, telkens als ik iets opnieuw hoor of zie wat ik gezegd heb, dan zijt ge daar zo van.... hoe moet ik zeggen.... ja, dan hebt ge daar zo'n slechte indruk van. Neem nu die tentoonstelling in Parijs. Ik moest blijven voor de televisie en voor de film. Ik bèn niet gebleven, ik ben naar huis gegaan. Ik heb dat als pretext genomen om naar huis te gaan. Dat komt omdat, ja, iedereen heeft zo van die momenten dat hij zich wat meer laat gaan. En als ik daar dan begin over na te denken, dan denk ik: nu zeg ik nooit geen woord meer, aan niemand. | |
Waarom zou u bang zijn om over uzelf te vertellen en uzelf bloot te geven? U doet dat toch ook in uw werk?Dat is niet dat ge schrik hebt van u bloot te geven maar.... hoe moet ik zeggen.... het beeld is totaal vals, enfin. Ge slaagt er zo zelden in u te doen begrijpen. En zeker als het woord uw gewoon uitdrukkingsmiddel niet is. Vooral nu, ik zit hier aan zee, soms zie ik niemand in een hele week, geen mens, dus ge zit altijd in diezelfde wereld en het meest drukt ge u uit, zou ik zeggen, behalve om koffie te vragen en zo, in uw werk, enfin. | |
Gelooft u niet dat het publiek gemakkelijker toegang kan krijgen tot uw werk indien ze de mens leren kennen die dat werk gemaakt heeft?Ik geloof niet dat ge dat aan de uiterlijke mens kunt zien, dat dat werk van hem is. | |
't Gaat niet om de uiterlijke mens.Toch hoe hij eruit ziet, wat hij zegt en zo. | |
[pagina 756]
| |
Wat hij zegt, is al een stuk van zijn geestesleven.Och, zo weinig. We steken ons al zoveel weg voor onszelf. Ge kunt denken hoeveel we ons wegsteken voor anderen. | |
Er zijn toch de ‘ogenblikken van de waarheid’ die altijd in een gesprek naar voren komen. Bent u daar bang voor?Ik geloof niet in die momenten van waarheid. Tegenover de buitenwereld geeft niemand zich bloot. De samenleving heeft ons grotendeels gemaakt wat wij zijn, en wat er ook gebeurt, ook in wat gij noemt de momenten van waarheid, altijd reageren wij grotendeels zoals de samenleving ons geleerd heeft te reageren: dat mag en dat mag niet. Kom, we zouden daar misschien beter niet verder over praten. Wij zijn zo sterk geconditioneerd. Zelfs in het uitdrukkingsmiddel dat echt het mijne is en waar ik dan toch een stukje vrijheid heb dat ik elders niet heb. Al is dat nog heel relatief. | |
Kunt u zich zelfs daarin niet helemaal geven?Kijk, we gaan dat anders zeggen. Een boeddhistische beeldhouwer, als we dat zien, dan zien we direct wat en hoe en dan zeggen we: ja, dat is het boeddhisme. En in wat wij nu maken, wij zijn net zo geconditioneerd als die boeddhistische beeldhouwer of die romaanse beeldhouwer, maar we weten het niet. En al die grote dingen over vrijheid en over wat weet ik allemaal, dat de kunst nu helemaal los staat van wat weet ik allemaal, dat is allemaal kwatsch. We zijn net zo geconditioneerd nu als de mens het altijd geweest is. | |
Groeit de vrijheid niet van het ene werk naar het andere?Ja, maar ik denk daar niet aan. Ik ben wie ik ben, ik denk dat de vrijheid daar heel weinig mee te maken heeft, dat het stukske dat van mij alleen is, miniem is. | |
De rest wordt u van buiten opgedrongen en verwerkt ge?Het is misschien in dat verwerken dat de persoonlijkheid aan bod komt, het zuiver creatieve, dat wat echt van hem alleen is. | |
Het belangrijkste werk dat u de laatste jaren gemaakt hebt en dat reeds op een aantal tentoonstellingen te zien is geweest, is het ruiterbeeld ‘The Song of Evil’. Is aan dit werk een lange voorbereiding voorafgegaan? Dat heb ik tenminste kunnen opmaken uit de mooie inleiding die Chris Yperman schreef voor de catalogus van de tentoonstelling te ParijsGa naar voetnoot1.Ja, maar dat is met iedere sculpuur zo dat er een heel lange periode aan voorafgaat. Maar er zijn ook een hele hoop werken waar een voorbereidingsperiode aan voorafgaat en die nooit het licht zien. | |
Dit beeld is ook het grootste dat u ooit gemaakt hebt. Hebt u het helemaal alleen uitgevoerd?Helemaal alleen, ja. Als een soort marathon van de sculptuur. | |
[pagina 757]
| |
Het is een punt van eer?Dat speelt daar ook in mee, ja. Ik doe dat alleen, ik kan dat alleen. Ik doe heel graag dingen die... Toen ik klein was bijvoorbeeld, kon ik tot 60 km op een dag lopen heel alleen; enfin ‘lopen’, ‘gaan’ zeggen we in 't Vlaams; 60 km heel alleen, en daar had ik een groot plezier in. En daar vindt ge ook wat van terug in mijn beeldhouwwerk. Dat daar niemand iets mee te maken heeft; niemand moet daar aankomen vóór dat het helemaal af is. | |
Dan is het helemaal Roel D'Haese. Vanaf de conceptie...Tot de uitwerking. Natuurlijk heeft dat alleen voor mij waarde. Ik begrijp goed dat iemand anders dat totaal idioot vindt; dat hij zegt: ge kunt evengoed een schetsje maken op papier en dat door iemand anders laten utvoeren. Dat neem ik allemaal aan, maar voor mij kàn het niet, enfin. Ik kan daar niet buiten; ik word al ziek als een ander er zijn vingers aan steekt. Dat is trouwens één van de dingen waarom ik Miehei-Angelo zo bewonder. Niet wàt hij gemaakt heeft, dat blijft me tamelijk vreemd, maar zijn manier van doen en zijn manier van leven in de wereld en dat hij zelfs naar Carara ging, die blokken daar uitzoeken. Ik begrijp dat heel goed. | |
U hecht dus veel belang aan het ambachtelijke.Téveel, denk ik. | |
Teveel? Denkt u dat dit u remt in het creatieve proces?Welja teveel omdat... als ik nu denk... als ik er niet meer tussen kwam, als ik alleen de wasvormen maakte en het gieten aan anderen overliet (ik zal daar toe komen, ik moet daar toe komen, ik zou mij doodwerken als ik zo voortdoe), wel, het werk zal er daarom niet minder goed om zijn, zeker niet. Maar ik denk dat ik het persoonlijk nodig gehad heb om door die weg te passeren. | |
Nodig gehad heb. Hoe oud bent u nu?Van '21 ben ik. Dat is 45. | |
Nodig gehad heb, betekent dat, dat u, ook als mens, in een ander levensstadium gekomen bent?Ja, ja, absoluut. Ik heb daar twintig jaar in St. Genesius Rode gewoond en nu ben ik daar weggegaan. Ik weet heel goed dat ik dat voor een jaar of drie-vier niet zou gekund hebben. Ik heb altijd gedacht dat ik daar mijn hele leven zou moeten leven, enfin, bij manier van spreken. | |
Rond je veertigste jaar ga je plotseling vaststellen dat je niet jong meer bent. Heeft dat ook een rol gespeeld?Misschien wel. Ik heb daar zeker aan gedacht en dat heeft een rol gespeeld zoals dat in het leven van elke mens een rol speelt, dat is normaal. | |
[pagina 758]
| |
Het feit dat u dit ruiterbeeld gemaakt hebt op dàt moment, is dat misschien een uitdaging aan uw jeugd geweest?Nee, een uitdaging aan de jeugd is dat niet geweest hoor! Dat is zoiets waar iedere beeldhouwer mee in zijn kop loopt, een ruiterstandbeeld. Dat begint al vanaf het ogenblik dat ge het eerste ruiterbeeld ziet. Ik denk dat dat iets is dat vele jongens tot het beeldhouwen brengt. Weet ge, ik heb daar nooit een tekening voor gemaakt. Geen enkele. Ook van schrik om er naast te lopen met voorstudies en zo. Maar dat heb ik mijn hele leven meegesleurd, dat ruiterstandbeeld. | |
En nu bent u er vanaf?Nee, ik weet niet of ik er vanaf ben. Misschien maak ik er nog twintig, dat weet ik allemaal niet. Maar er komt een moment dat uw idee ineens realisabel wordt, dat ge het maakt, en misschien is dat het einde van uw jeugd: het feit dat ge het gaat doen in plaats van er alleen maar aan te denken als aan iets dat zou kunnen gedaan worden. | |
U hebt er geen tekeningen voor gemaakt. Hoe begint u dan aan zo'n werk?Hewel, met de poten, hé! Direct met de poten. Eerst de achterpoten en dan zo het lichaam en dan de voorpoten, en dan de kop eraan en tenslotte de ruiter er op, enfin, gelijk.... het is een beetje pittoresk om te zeggen.... gelijk een schrijnwerker een tafel maakt. | |
Het is dus moeilijk om, tijdens de uitvoering, iets aan het werk te wijzigen?Nee, ge kunt daar altijd aan veranderen. Ge maakt eerst die poten hé, de achterpoten bijvoorbeeld en ge giet ze en ge zet ze op een stuk hout, op een blok, opdat ze zouden kunnen rechtstaan en ge zegt, bon, ik ga dat zo doen of ik zet die poten een beetje meer zo, of dát staat er teveel. En dan kunt ge altijd, voordat ge gaat solderen, heel wat veranderen. Eigenlijk meer dan iemand die bijvoorbeeld boetseert in aarde. | |
Dat begrijp ik niet heel goed.Wel, kijk, als ge in aarde gaat boetseren, dan hebt ge die poten en ge kunt daar niets aan veranderen of ge zoudt heel dat aarden getrekje met al die armatuur en heel dien bazaar moeten afbreken. In brons is dat niet het geval. Ge neemt een zaag en ge snijdt die poot af en ge verzet hem en ge soldeert hem weer. Er is geen mens die dat kan zien. | |
Dan moet u vooraf vrij goed weten waar u naartoe gaat.Heel goed ja, | |
Het zit dus in uw geest.Het zit niet helemaal in mijn geest; 't is daarom, zoals ik zeg, dat ik geen tekening maak. Ik denk slechts aan wat ik onmiddellijk realiseer. Dus ik maak die poot en ik denk niet aan de rest. Ik denk aan het stuk waaraan ik werk, want als ik op voorhand begin te denken geraak ik het kwijt. Dan wordt het té veel dat ineens moet gedaan worden en dat ge een plaatsje moet geven in uw hoofd. Dan wordt het een reuze werk. | |
[pagina 759]
| |
Er is niet alleen de sculptuur, er zijn ook de tekeningen. In een ander interviewGa naar voetnoot2 hebt u eens gezegd: er is een periode dat ik het beu ben te beeldhouwen en dan kan ik alleen maar tekenen. En dan ben ik het tekenen weer zat en moet ik terug naar het beeldhouwen . Kan ik daaruit concluderen dat beeldhouwen en tekenen twee aparte facetten zijn in uw werk?Ge moogt gij daaruit concluderen wat ge wilt. | |
Hangen deze twee facetten voor u samen?Jaja, dat hangt samen. De meeste beeldhouwers die tekenen beeldhouwwerk zoals ze 'n plan maken van een huis. Dat doe ik nooit, nooit, nooit. Ik heb nooit een tekeningetje gemaakt van een beeld of van een detail. Dat doe ik niét. Als ik iets teken dan is het met een stuk krijt op de grond; maar dan echt gelijk de timmerlui, gelijk de schrijnwerkers. Zo van: dat moet dáár komen en dat daaraan. Maar dat is alles enfin. Maar ik ben zeker diezelfde mens die teken en diezelfde mens die beeldhouwt. Ten andere als ge dat ziet, dan bemerkt ge dat het niet anders kan of het is het werk van dezelfde mens. Gewoonlijk misbruiken ze het tekenen om, ja, om plannen te maken, om architect te spelen in de sculptuur. Maar nog eens, ik heb daar niets tegen dat iemand dat doet. Ik bedoel, ik heb geen theorieën, noch over beeldhouwen, noch over tekenen of hoe het moet of niet mag. Voor mij is iedereen totaal vrij tot en waar hij wil. Maar ik neem dan de vrijheid voor mij om het niet aan te nemen; om te zeggen: nee, dat heeft er voor mij niets mee te maken. Maar hoe het moet, dat weet ik niet. | |
De meeste van uw tekeningen hebben zeer literaire titels.Ja, dat kan wel. | |
Liggen die titels aan de oorsprong van de tekening?Nee, de titel komt altijd daarna, in alles. | |
U begint dus te werken zonder titel-idee.Ik kan maar weten hoe het zal heten als het werk af is. | |
En weet u bij een tekening ook niet waar u naartoe gaat?Dat weet ik absoluut niet. Met een sculptuur weet ik dat soms wel. | |
U hebt vroeger een korte periode in hout gewerkt. Hoe bent u naar het hout gegaan? Uit een soort onvoldaanheid over ander materiaal?(lange stilte) Ik kan het niet meer heel juist zeggen hoe ik in het hout geraakt ben; ik weet nog hoe ik eruit raakte, maar niet meer hoe het begon. Een soort onvoldaanheid, ja. Een soort goesting om in hout te werken. Ik had dat vroeger gedaan, dat was mijn eerste stiel. Het is de enige stiel die ik geleerd heb, die ik goed ken; het andere, dat heb ik allemaal zelf moeten leren. Het is een stiel die ik nog zou kunnen: op meubels sculpteren en zo, Louis XIV en al wat ge wilt. Ik kàn dat. En soms hebt ge daar zo'n nostalgie naar. Ik heb al dat gereed- | |
[pagina 760]
| |
schap nog en dat ligt daar allemaal en dan zeg ik, au fond, waarom doe ik daar niets mee? Ik denk dat dat zo begonnen is. Ik zoek daar geen speciale reden voor. | |
Hoe bent u er uit geraakt? Dàt weet u dus.Hewel, ik ben eruit geraakt omdat ik op een moment iets gaan doen ben dat helemaal niet meer voor hout geschikt was. Hoe heet dat werk weer?.... L'Enflure heet dat. Dat is zo'n zakvormig wezen met twee benen en met dat stokje dat zo achter zijn Achillespezen geschoven is; een wreedaardig stuk. Als dat gedaan was dan dacht ik: dàt kunt ge eigenlijk beter in brons doen, zoiets. Dat is veel simpeler als ge dat in brons gaat doen en zo ben ik terug naar het brons gekomen. | |
En sindsdien niet meer de behoefte gehad om in hout te werken?Maar dat komt terug. Dat weet ik, dat zal nog wel terugkomen. | |
U hebt ook in steen gewerkt. Waarom hebt u dat opgegeven?Precies omdat ge daarin niet kunt doen wat ge in brons doet. Ge zijt daar veel meer gebonden aan de materie dan in brons. Ik bedoel voor wat de uitdrukkingsmogelijkheden betreft. Als ik zeg dat ik teveel aan de stielkant gezeten heb.... Ik denk, eigenlijk het meest normale is dat ge werkt in aarde. Dat is ook het moeilijkste en daarom wordt daar zo weinig goeds in voortgebracht. Hoe moet ik dat zeggen: daar wordt ge door de materie niet geholpen. In steen of in hout of in brons, daar helpt de materie u omdat ze eigen wetten stelt en door die wetten hebt ge toch een zekere discipline. Terwijl aarde, dat is een wagen zonder stuur, dat rijdt naar alle kanten. Maar ik hoop altijd dat ik er eens zal toe komen te kunnen werken aan iets waar geen stielkennis voor nodig is.
Dus opnieuw een uitdaging aan uzelf? Ik weet niet hoor! Ik denk dat als een mens lang genoeg leeft, ik zal niet zeggen dat hij dan volmaakter wordt, maar toch dat hij dan al die dingen door is die ge zogezegd moet kunnen in de wereld. En als dat dan allemaal voorbij is, dat ge dan écht beeldhouwer zijt. Alleen nog kunstenaar en dat ge u van al de rest niets meer hoeft aan te trekken. | |
Hoe staat u tegenover een beeld dat af is?Hewel, daar zie ik niets meer van. Ik zie dat maar als ik dat een jaar of twee, drie daarna ergens kan terugzien buiten mijn atelier. Als het af is, dan zie ik het niet meer. Ik kan er nog naar zien zolang ik eraan bezig ben, maar als het er staat, dan is het iets dat voorbij is. Dan heb ik er niets meer aan. Ik kan zelfs niet zien of het goed of slecht is. | |
Dan kunt u het ook niet vernietigen?Ik ga nooit zover. Ik moet niet vernietigen, want ik laat het zover niet komen. Ik laat het dan onderweg ergens zitten, als het nog in was is. | |
[pagina I]
| |
1
| |
[pagina II]
| |
2
3
| |
[pagina III]
| |
4
| |
[pagina IV]
| |
5
6
| |
[pagina V]
| |
7
| |
[pagina VI]
| |
9
| |
[pagina VII]
| |
9
10
| |
[pagina VIII]
| |
11
| |
[pagina 761]
| |
U hebt Brancusi ooit eens ontmoet.Ja, één keer. Maar ik heb ongelijk gehad. Ge moet niet naar de mensen gaan als ze zo oud zijn. | |
Was het een ontgoocheling?Ja. Hij was een vervelend oud mannetje geworden voor wie er maar één beeldhouwer op de wereld bestond, dat was Brancusi. Al de rest was niets en er zouden ook geen beeldhouwers meer komen. Die indruk had ik. | |
Was dat een soort pelgrimage?Och nee. Als ge jong zijt, dan denkt ge altijd dat, wanneer ge de mens zelf ontmoet, dat ge er dan meer gaat aan hebben. Maar het is het tegenovergestelde. | |
U had toch veel respect voor het werk van Brancusi?Ik heb er nog veel respect voor. Ik loop er niet meer zo mee op zoals vroeger maar ik heb er heel veel respect voor. | |
In welk opzicht is hij voor u belangrijk?Vroeger vond ik hem belangrijk voor werk als Le Phoque, maar nu hou ik meer van die houtsculpturen die daarvóór gekomen zijn: Le roi nègre, dat vind ik heel mooi. | |
U bent persoonlijk bevriend met Ypoustégui.We zijn vrienden. | |
Staat het werk van Ypoustégui in hetzelfde klimaat als het uwe?Nee, zeker niet. Bij hem is alles overdacht, beredeneerd. Ik geloof dat we antipoden zijn. Maar die histories van klimaat hé. Gaat dààr ook mee beginnen. Mij rangschikken ze altijd onder de expressionisten. Er is geen artist die het meer tegen de expressionisten heeft dan ik. | |
Waarom?Ik weet het niet. De Vlaamse expressionisten bijvoorbeeld, daar word ik ziek van. Ik zou hun werk in mijn kot niet willen hebben, nog voor niets niet. En hoe meer afstand we er van nemen, hoe belachelijker en hoe provincialer die werken worden, hoe meer blijkt dat het een streekkunst is. Voor mij zijn dat geen grote meesters geweest. | |
U kunt toch hetzelfde zeggen van de Duitse en de Skandinaafse expressionisten.De Duitsers gaan toch veel verder, vind ik. De Skandinaafse schilders, daarmee ben ik akkoord, dat is ook veel meer streekkunst. Maar bij de Duitsers, enfin volgens mij, ik vind dat dààr de expressionisten zitten, dat vandaar het expressionisme komt. Hier is dat zo een Vlaamse aanpassing geweest zal ik maar zeggen. Neem nu op een ander vlak bijvoorbeeld Magritte. De surrealisten die komen ook niet van hier. Maar Magritte dat is nu een échte surrealist. En ik zeg dat zonder bewondering, want ik hou er niet van, ik zie er dus nog klaarder in dan een bewonderaar. | |
[pagina 762]
| |
Er zijn wel eens critici geweest die uw werk als surrealistisch hebben willen zien.Dat weet ik niet en indien het gebeurd is, is dat net zo verkeerd als indien ze mij onder de expressionisten zouden willen rangschikken. | |
U hebt een grote bewondering voor Jeroen Bosch. Zou er een verband kunnen gelegd worden tussen de geest in het werk van Bosch en in het uwe?Laat me zeggen dat ik het hoop. Heel pretentieus zou ik het kunnen uitleggen, dat die geest van mij iets parallels heeft met de geest van Bosch, maar het is niet de geest van Bosch, zeker niet. Want ik begrijp van Bosch niet veel. Ik hou daar enorm veel van, maar zeggen dat ik het weet en dat ik het versta en dat ik het beter voel dan andere mensen, dat is niet waar. | |
Alleszins deelt u met Bosch zijn sarcastische humor.Ja, ja. Dat is zeker waar. Maar zoek daar geen bedoelingen achter. Ik weet niet wat mijn bedoelingen zijn. Ik hoop van daar mettertijd toe te komen, bedoelingen te hebben. Soms heb ik dat wel. Maar kom, ik herhaal te veel dingen die ik altijd gedacht en gezegd heb en die nu niet meer waar zijn. Want met de Song of Evil had ik bedoelingen. Teveel zelfs. En met The happy violin en met Ulysses en zo, ja, daar heb ik allemaal bedoelingen mee gehad. Maar niet op voorhand, hé! Terwijl ik er aan bezig ben, komen daar dingen in en dan zeg ik: als ge dat nu zo doet, dan zoudt ge aan de mensen kunnen zeggen dit of dat, en dan zeg ik dat niet. Dat hoeft niet. De Song of Evil was bijna een manifest. | |
Een manifest dat wàt bedoelt?Ik kan dat wel verklaren. Het is het kwade.... hoe moet ik dat zeggen.... de grootste vijand van de mens is de mens zelf. Het kwaad komt niet van buiten ons, het kwaad zijn wij, Ja ja, wij zijn het kwaad. De blanken nog meer dan al de andere rassen, denk ik. En daar geloof ik dat James Baldwin gelijk heeft wanneer hij zegt dat de duivel in de blanke is en dat de blanke de wereld beheerst omdat hij slechter is dan de anderen. Ik geloof dat dat waar is. | |
En waarom zou de blanke slechter zijn dan een ander ras?Waarom? Omdat hij het is. Als ge de wereldbol neemt, dan ziet ge Europa: dat is zó groot. En die van Europa zijn naar Amerika gegaan en hebben daar iedereen uitgemoord, tot de laatste. En nu is het de blanken hun manier van doen die op alle gebied primeert over de hele wereld; maar er is maar één manier om ze klein te krijgen en dat is hun methoden over te nemen. Ik heb geen complexen omdat ik blank ben, hoor! Ik ben niet beschaamd omdat ik geen neger ben. Dààr zit het niet. Totdaar ben ik geen progressist, dat vind ik belachelijk, maar ik geloof wel dat het waar is dat wij kwader zijn dan alle andere rassen. | |
Heel deze filosofie steekt in ‘The song of Evil’. Dat hebt ge dus heel bewust gedaan?Beslist, heel bewust. | |
[pagina 763]
| |
Is dat ook het geval met ‘The happy violin’?Dààr is het de dood, en het leven in de dood en de dood die in ons is zoals het kwaad is ons is. Maar de dood is geen kwaad. | |
De dood is een gelukkige oplossing?Ik denk zeker en vast dat de dood een gelukkige oplossing is. Dat het de enige oplossing is.... dat het het enige mogelijke einde is. Nu beginnen ze in Amerika te spreken van ons te diepvriezen en ons mettertijd te laten terugkomen. Maar daarvoor moet ge weeral blank zijn om tot zulke enormiteiten te komen. Wie weet realiseren ze het niet allemaal, hé. Dan gaat heel de wereld vol Frankensteins lopen. Dan zal het nóg veel erger worden dan nu. Het is gewoon omdat ze geen verbeelding genoeg hebben om het leven dat ze nu hebben, zo uit te bouwen, dat als uw tijd gekomen is, ge het kunt afstappen en zeggen: voilà, het is toch iets geweest. | |
Hoe ziet u de evolutie van de plastische kunst? Veel kunstenaars en critici menen dat we het einde beleven van de traditionele kunstvormen, dat we naar een volledige integratie van alle kunsten gaan.Dat is toch larie! Ik was heel anti-abstract vroeger en ik heb zo vaak gezegd: voelt ge niet dat het abstracte voorbij is en dat er iets anders gaat komen? Zo vroegen me dan wat. Maar dat wist ik ook niet. Ik ben geen profeet, maar ik voelde in alles dat de abstractie dood was. En toen is de Pop-Art en wat-weet-ik-allemaal gekomen. Maar dat de zuivere schilder- en beeldhouwkunst op haar einde loopt, dat geloof ik niet. | |
Men spreekt toch van een totale kunst waar architectuur, schilder- en beeldhouwkunst tot één geheel zouden versmelten.Ik vind dat heel touchant, dat mensen zulke dingen vertellen. Maar het is zuivere larie. Die integratie, die heeft bestaan en zij denken er niet aan. We hebben daarstraks over het boeddhisme gesproken. Ge hebt van die boeddhistische tempels die als tempel, als gebouw helemaal sculptuur zijn. Eén grote sculptuur waar al die andere sculptuurtjes ingewerkt zijn en als ge daar dan nog de klank van de gong gaat bijdenken dan zegt ge: bon, maar dààr was het. En wat zien we nu? Ze maken van die appartementsgebouwen waar ze elke mens gelijk een fiche-systeem in zo'n dingetje steken en dan gaan die dromers zeggen dat er geen beeldhouwers of geen architectuur meer zou bestaan, gaan ze één geïntegreerd ding maken. Het is misschien juist omdat ze de mensen in die konijnekoten steken, dat zij van deze dingen nu gaan dromen. Maar ze zijn er nooit zover vanaf geweest als nu. Het is alsof ge zoudt zeggen: die vent kan geen schilder worden, want hij heeft een wagen, hij heeft televisie, want dit, want dat. Dat is toch te dwaas om los te lopen. Zou een schilder dan alleen maar een kleurtje geven aan een muur? Het is dat niet wat de mensen doet schilderen. Wat de mensen doet schilderen, dat ziet ge het best bij de naieve schilders. Bekijk het werk van de douanier Rousseau. Wat doet hij? Vertellen. En daar geloof ik aan, dat doet een mens, vertellen. Hij vertelt die dingen die hij graag zou zien of waar hij van droomt. Díe uitbeelden, dat is zo oud als de wereld. Ik zie niet in waarom dat zou veranderen. | |
[pagina 764]
| |
U vertelt dus ook in uw beelden?Dat zal wel. Van langsom meer, ja. | |
U hebt vroeger geschilderd.Ja ja, maar niet lang. Ik kan niet schilderen, ik word daar zot bij. Ik ben daar veel te ambachtelijk voor. Ge wordt daar moe van en het is allemaal zenuwen-werk; ik kan er niet tegen. | |
Uw schilderwerk was figuratief?Ja, ja. | |
U bent ermee opgehouden omdat schilderen niet ambachtelijk genoeg was; maar u tekent toch?Ja, maar daar kan ik niet buiten. Daarbij is tekenen iets heel anders dan schilderen. Bij tekenen moet ge niets berekenen of zo. Ge neemt gewoon een blad papier en een potlood en ge begint maar. Enfin, dat is heel moeilijk uit te leggen.... Tekenen geeft mij niet op mijn zenuwen; het is eerder een ontlading dan een spanning. Terwijl schilderen, dat is een en al spanning. Het komt misschien omdat ik het nooit gedaan had en dat daardoor de inspanning te groot was. | |
U woont nu aan zee en er is dus wel een groot verschil met de natuur waar u vroeger middenin woonde. Heeft dat geen grote aanpassing gevergd?Ik heb meer plezier van de natuur nü dan toen ik erin woonde. | |
De natuur is voor u belangrijk?Heel belangrijk, ja. Nu zíe ik de bomen, ik onderga ze niet meer, ik zie ze, omdat ik er geen meer rond mij heb. Als ik er nu terug zie, dan zíe ik ze. Enfin, ik hou enorm veel van bomen. Ten andere, mijn kot staat altijd vol bloemen. Overal, waar ik werk en zo. Maar aan de bomen heb ik eigenlijk nü meer dan toen ik er middenin zat. Maar de zee, dat is niets definitiefs, hoor! Misschien ben ik hier binnen zes maand weg, ik weet het niet. | |
De zee betekent dus niet hetzelfde als de bomen?Och, de zee is iets heel anders. De bomen veranderen maar met de seizoenen en de zee verandert alle dagen. | |
De bomen en de natuur zijn wel erg inherent aan uw werk, zeker aan uw tekenwerk.Ja, ja. Heel zeker. | |
Is de zee aanwezig in de tekeningen die u hier gemaakt hebt?Ja. Maar de zee heeft altijd een rol gespeeld in mijn tekeningen. Maar de mensen zien dat niet of ze weten het niet. | |
Hoe is het element zee dan in uw werk gekomen?Zo maar. Bij Van Hoeydonck komen er wel planeten in zijn werk en hij is er | |
[pagina 765]
| |
toch nooit geweest. Ik ben vroeger nooit aan zee geweest maar ik heb er altijd wel van gedroomd ergens aan water te wonen. Maar ik had gedacht aan een stroom of aan een meer. Misschien in Finland of zo. | |
Is het noodzakelijk dat ge in een bepaald milieu leeft om te kunnen werken?Och, nee. Ik heb geen milieu nodig. Ik zou best weg kunnen uit Vlaanderen. Ik zit al aan de ‘border’. Van het ogenblik dat ik de plaats heb en het gerief, kan ik werken. | |
En de stilte.Ja, ja, de stilte. Dat ze me gerust laten. Ik moet alleen zijn. Liefst teken ik op een hotelkamer. Ik heb heel mooie tekeningen gemaakt op mijn kamer te Parijs destijds. Ik kan veertien dagen naar Parijs gaan tekenen en mijn neus niet buiten steken. Parijs interesseert me niet als dusdanig. Maar als ik daar dan ben, dan teken ik. | |
Leest u veel?Ja, vooral romans. | |
Buitenlandse literatuur?Ja, bij voorkeur Engels, maar zonder speciale belangstelling voor een genre. | |
Waarom?Ik weet het niet. Of tochlAls ge een vertaalde roman leest en ge ziet daarna het origineel! De eerste Engelse roman die ik gelezen heb was On the road van Kerouac. Ik heb die eerst in het Frans en dan in het Engels gelezen. Zelfs dààr waar ge op een bladzijde maar de helft verstaat hebt ge nog meer met die halve bladzijde in de originele taal dan met de hele bladzijde in vertaling. En zo ben ik van mijn complex afgestapt dat ik geen Engels ken en ben ik Engels gaan lezen. | |
Is het voor u belangrijk dat ge romans leest?Wel, ik denk dat ik niet verstandig genoeg ben om andere dingen te lezen dan romans en gedichten. | |
U hebt zelf een rijke verbeelding: houdt u ervan in de wereld van iemand anders te treden?Ja, ik ga graag uit mijn wereld weg. | |
Speelt de muziek een rol in uw leven?Wel, ik zou altijd heel graag zelf muziek beoefend hebben maar ik heb ongelukkig geen muziek geleerd. Ik heb wel een tijd akkordeon gespeeld, ook een tijdje leren trompet spelen, een tijd fluit gespeeld, maar ik kan niet spelen. Maar de muziek speelt wel een grote rol in mijn leven, al ben ik dan geen speciale kenner. Laat me zeggen dat ik geen platenspeler ben. Ik zou liever zelf een instrument bespelen. Ik heb zelfs ooit een viool gemaakt van een klomp. En ze speelde nog ook, heel mooi. Dat passioneert me wel om zo'n dingen te doen. Maar ik kan geen viool spelen. | |
[pagina 766]
| |
Er liggen hier anders nogal wat platen. Van Donovan, zie ik.Ja, maar dat is Chris ook. Mondmuziek, dat speel ik. | |
Schrijft Chris (Yperman) nog op dit ogenblik?Dat moet ge aan haar vragen. Daar kom ik niet tussen. | |
U werkt dus ieder apart. Is er geen wederzijdse beïnvloeding?Niet dat ik denk, nee. Ik denk niet dat dat zoveel veranderd is sedert ik met Chris ben. Maar het helpt mij wel. Ze maakt mij het leven veel gemakkelijker. Ze laat mij gerust en ik laat haar zoveel mogelijk doen. Misschien denken we niet hetzelfde over de meeste dingen maar we laten mekaar met rust en we hebben weinig grote conflicten, althans geestelijke. En dat is een heel aangename atmosfeer. En wat er ook is, dat ze heel goed het huishouden doet. Zonder dat ge er u rekenschap van geeft. Dàt vind ik heel aangenaam. Ze zal bijvoorbeeld nooit poetsen als ik in huis ben, nooit aan de afwas bezig zijn. Ze doet het precies allemaal als ik er niet ben. Het lijkt alsof niemand het doet, dat het vanzelf gedaan wordt. | |
En vindt u dat belangrijk?Ja, heel belangrijk. Er zijn maar twee mogelijkheden. Ofwel gaat een artist alleen wonen op een atelier of een zolderkamer omdat hij denkt dat de buitenwereld hem belet te werken ofwel geraakt hij aan een levensgezel of levensgezellin waarmee het werken wel mogelijk wordt. Ik geloof niet dat een artist absoluut in de eenzaamheid moet gaan zitten. Maar ik kan mij wel heel goed voorstellen dat ik met sommige mensen onmogelijk zou kunnen werken. Dat ik ze er ofwel zou uitgooien ofwel dat ik het zou afstappen. | |
Wie is volgens u de belangrijkste beeldhouwer van de eerste helft der twintigste eeuw?Dat weet ik niet.... Misschien Picasso. | |
Als beeldhouwer?Vooràl als beeldhouwer. Hij is een groter beeldhouwer dan hij schilder is. Voor mij is Picasso in de eerste plaats een beeldhouwer en graficus en veel minder een schilder. 19 februari 1966 |
|