| |
| |
| |
Muziektherapie
Elly Pieroen - Roodvoets
Bijna iedereen reageert op muziek, maar de aard en intensiteit van de reactie verschilt van mens tot mens, bepaald als zij is door aanleg, ontwikkeling en milieu.
Mensen met beperkt cultureel niveau, muzikaal onvolgroeiden en primitieve volken worden vooral door het ritmische aspect aangesproken. Naast dit instinctieve, motorisch ingestelde type staat een meer intellectueel gerichte groep, die de muziek vooral verstandelijk en analyserend benadert. Een derde, intuïtief type ondergaat de muziek in eerste instantie gevoelsmatig; deze mensen genieten vooral van klankschoonheid en muzikale sfeer en laten daarbij hun fantasie de vrije loop.
De invloed van de muziek op de mens is al heel lang bekend en benut, bijvoorbeeld in arbeidslied (zoals het zingen van roeiende negers en het marslied) en wiegelied. Het arbeidslied stimuleert bij eentonige en zware arbeid en wordt vooral ritmisch-motorisch beleefd. In de Westerse samenleving hebben de zelf gezongen arbeidsliederen grotendeels plaats gemaakt voor van buitenaf inwerkende muzikale prikkels, zoals de marsmuziek en de achtergrondmuziek. Hoewel deze laatste dikwijls geacht wordt de in fabrieken, werkplaatsen, ateliers e.d. optredende verveling en vermoeidheid te verdrijven is wel gebleken dat het voortdurend afdraaien van muziek op de duur nauwelijks effect heeft. Men streeft dan ook naar een doelmatiger toepassing van de achtergrondmuziek, onder meer door het pasklaar maken van de ‘muziekdosering’ voor het soort werk en voor het type arbeider (bijvoorbeeld mannen of vrouwen, jonge ateliermeisjes e.d.).
De arbeidsmuziek maakt - bewust of onbewust - gebruik van de specifieke invloed van bepaalde ritmen, maatsoorten en melodietypen op de mens. Zo werkt de jambe (licht - zwaar) activerend en de trochee (zwaar - licht) kalmerend. Een tweedelige maatsoort noodt tot meebewegen, een driedelige werkt een draaibeweging in de hand. Een stijgende, sterker of snellef wordende melodie heeft een opwekkende invloed. Daartegenover staat de kalmerende werking van een dalende, zachter of langzamer wordende melodie.
Tenslotte dient vermeld te worden dat de inwerking van de muziek op het onderbewustzijn, die zich vooral bij de instinctief en de intuïtief reagerende muzikale typen manifesteert, de mogelijkheid opent om met behulp van muziek
| |
| |
bijvoorbeeld een onbewust onbehagen weg te nemen en daarmee de arbeidssfeer te verbeteren. Het is een open vraag of de potentiële voordelen van zo'n aanpak wel opwegen tegen het onmiskenbare bezwaar dat de muziek niet gebruikt wordt om een persoonlijkheid te vormen maar om te depersonifiëren.
Welhaast lijnrecht tegenover deze extreme vormen van ‘music in industry’ staat de muziektherapie die bij krankzinnigen en zwakzinnigen wordt toegepast. Zij beoogt juist de reconstructie van de gedesintegreerde persoonlijkheid van de krankzinnige en de opbouw van de onvolgroeide persoonlijkheid van de zwakzinnige, en gaat daarbij uit van de overweging dat intensiever en harmonischer beleven van muziek de vorming van de totale persoonlijkheid bevordert.
Muzikaal gezien zijn de meeste zwakzinnigen in twee grote groepen in te delen, namelijk in een instinctief-muzikale groep, die bijna uitsluitend op ritme reageert, en in een groep die de muziek uitgesproken intellectueel benadert en zich daarbij op de melodische elementen concentreert. De voor zwakzinnigen kenmerkende onvolgroeide ontwikkeling uit zich bij beide groepen in een nagenoeg geheel ontbreken van andere dan de genoemde muzikale reacties. De eerste groep, waartoe onder meer de mongolen behoren, blijkt uit zwakzinnigen te bestaan bij wie de algehele ontwikkeling wel min of meer in normale volgorde maar in te langzaam tempo en onvolledig verloopt. Qua karakter zijn zulke zwakzinnigen meestal vriendelijk en sociaal gericht. Opvallend is dat de ritmische aanleg dikwijls met een zekere kleurgevoeligheid gepaard gaat en dat er een voorliefde is voor harde muziek en felle kleuren. De tweede groep, waartoe vooral de dwangmatig gestoorden (dus de patiënten met dwangvoorstellingen en/of dwangmatige handelingen) behoren, bestaat uit die zwakzinnigen bij wie de groei naar de volwassenheid zo abnormaal verloopt dat het evenwicht tussen denken, willen en voelen verstoord is. Deze patiënten, ook wel pseudo-zwakzinnigen genoemd, zijn gevoelsarm en hebben een a-sociale instelling, hun intelligentie kan evenwel verrassend hoog zijn. Deze patiënten zijn meer op lijnen (dus op tekenen) dan op kleuren ingesteld; luide muziek verdragen zij slecht, zachte klanken doen soms wonderen.
Er zijn zwakzinnigen die niet in een der beide groepen thuishoren. Dit zijn vooral die patiënten die ook lichamelijk zwaar gehandicapt zijn zoals kinderen met ernstig hersenletsel en psychisch gestoorde spastisch-verlamden. De complicerende factor van de lichamelijke gebrekkigheid in allerlei vormen maakt dat er over de eventuele muzikale reacties van deze zwakzinnigen weinig systematisch bekend is; de muziektherapie - voor zover mogelijk en zinvol - moet hier volkomen pasklaar gemaakt worden voor het zieke individu.
Bij de krankzinnigen is - in tegenstelling tot de zwakzinnigen - sprake van een persoonlijkheid die op min of meer normale wijze de volwassenheid heeft bereikt maar daarna afwijkingen is gaan vertonen.
Er zijn veel onderzoekingen verricht naar de wijze waarop verschillende soorten krankzinnigen in diverse stadia van gestoordheid op muziek reageren en haar
| |
| |
beleven. Daarbij is gebleken dat bij neurotici, epileptici en depressieven het gevoel voor ritme ongewijzigd blijft. Bij psychopaten kunnen wel veranderingen optreden, maar een correlatie tussen gevoel voor ritme en ziektegraad is tot dusver niet gevonden. Bij schizofrenen neemt het gevoel voor ritme duidelijk af naarmate hun ziektetoestand verergert. Dit hangt samen met de voor deze patiënten zo typische storingen in het tijdsbesef, die zich bij de muziektherapie uiten in een niet op tijd kunnen inzetten of beëindigen van een beweging.
Wat de algemeen-muzikale eigenschappen betreft blijken neurotici en depressieven het minst van gezonde mensen te verschillen. Zo kunnen zij meestal even goed (leren) musiceren, zij het dan dat sommige neurotici door motorische remmingen technisch gehandicapt worden. Bij epileptici gaat vooral de intuïtieve beleving van de muziek verloren. De meest defecte schizofrenen houden ten hoogste een rudimentair ritmisch gevoel over, van reacties op melodie, sfeer e.d. is dan al lang geen sprake meer. In dit verband moet er nog op gewezen worden dat zich bij epileptici en schizofrenen met het voortschrijden van het ziekteproces steeds ernstiger motorische storingen voordoen, waardoor de actieve muziekbeoefening ook technisch gezien steeds moeilijker en tenslotte praktisch onmogelijk wordt.
Uit het bovenstaande blijkt dat lijders aan bepaalde vormen van zwakzinnigheid of krankzinnigheid meestal een tamelijk specifiek muzikaal prestatie- en reactiepatroon vertonen. Omgekeerd kunnen de resultaten van een geschikte muziektest de medische diagnose bevestigen of aanvullen.
Dat de situatie soms gecompliceerd kan zijn illustreert het volgende voorbeeld. - Een pseudo-zwakzinnige jongen hoort alles maar spreekt of zingt niet. Bij de muziektherapie leert hij ritme en metrum redelijk goed meeklappen enz., maar van het zingen van een melodie komt niets terecht. Hoewel dit duidelijk in de richting van de eerste groep zwakzinnigen (mongooltjes c.s.) lijkt te wijzen, bevestigt het feit dat de jongen op een melodieinstrument iedere melodie feilloos, zij het onritmisch, kan naspelen toch de diagnose van een zgn. hoorstomme patiënt uit de pseudo-zwakzinnige groep. Dat hij ritme en metrum goed kan volgen hangt met zijn intelligentie samen en niet met de muzikale aanleg.
Wij komen thans tot een nadere bespreking van de eigenlijke muziek-therapie, zoals die tegenwoordig in een aantal inrichtingen in Nederland en ook wel elders wordt toegepast. De enkelvoudige term ‘muziektherapie’ betekent overigens allerminst dat er een uniforme therapie zou zijn die op alle soorten patiënten past. Integendeel, er moet in sterke mate rekening worden gehouden met de aard en graad van gestoord zijn van de patiënten in een bepaalde inrichting. Daarnaast speelt de beschikbare muziektherapeutische mankracht ook een grote rol, om nog te zwijgen van de soms nog sterk uiteenlopende opvattingen die de behandelende medici, psychologen en muziektherapeuten over de muziektherapie koesteren. De meest geavanceerde vormen van deze therapie hebben echter bij alle verscheidenheid een aantal essentiële aspecten gemeen en juist op deze punten van overeenkomst zal dan ook de nadruk vallen.
Het eerste kenmerk is wel dat de muziektherapie in principe nooit alleen staat maar zoveel mogelijk in combinatie met andere ‘culturele’ therapieën en met
| |
| |
arbeidstherapie wordt toegepast (de direct-medische behandelingen - hoe belangrijk ook - blijven hier buiten beschouwing). Men probeert dus van allerlei kanten op de defecte persoonlijkheid in te werken. Daarbij is overigens wel gebleken dat de ernstigst gestoorde zwakzinnigen, resp. krankzinnigen, bijna uitsluitend op receptieve, resp. actieve, muziektherapie reageren, zodat bij deze patiënten de meeste andere therapieën (althans aanvankelijk) achterwege blijven. Daar staat weer tegenover dat het tekort aan muziektherapeuten er vaak toe leidt dat allerlei minder ernstig gestoorden geen behandeling met actieve muziektherapie krijgen. In sommige gevallen kan dit zonder bezwaar geschieden omdat de toegepaste alternatieven evenzeer goede resultaten kunnen geven (bijv. beeldende therapie bij neurotici).
Een tweede facet is de voorkeur voor de actieve muziektherapie boven de receptieve (passieve). Dit betekent niet dat er nooit naar muziek geluisterd wordt maar wel dat, althans voor bepaalde groepen patiënten, het luisteren meer in de sfeer van de ontspanning dan in die van de therapie geplaatst wordt. Er heerst op dit punt evenwel geen eenstemmigheid; in de Verenigde Staten bijvoorbeeld is de receptieve behandeling doorgaans favoriet hoewel de actieve therapie ook daar terrein wint.
Vooral neurotici zijn bij de receptieve therapie gebaat. Ook bij depressieven is een gunstige invloed geconstateerd, mits men zich beperkt tot het laten beluisteren van aan strakke vormen gebonden (bijv. polyfone) muziek. Werken van de romantici zijn voor deze groep patiënten uit den boze omdat zij allerlei sombere gedachten oproepen of versterken. Het actief musiceren geeft bij de neurotici en depressieven afleiding en verhoogt hun geestelijke weerbaarheid, soms ontstaat zelfs een zekere mate van leiderschap.
Weinig resultaat heeft de receptieve methode bij de schizofrenen, vooral aan de ernstiger gestoorden gaat zij volkomen voorbij.
Bij zwakzinnigen wordt het luisteren naar zachte muziek wel gebruikt om onrustige en agressieve kinderen te kalmeren. Op spastisch-verlamde geestelijk gestoorden werken klanken met lange nagalm ontspannend op de verkrampte spieren. Voor de patiënten met zwaar hersenletsel is de receptieve methode dikwijls de enige in aanmerking komende niet-medische therapie.
Voorbeeld. - Een jongen met ernstige psychopatische afwijkingen had af en toe hevige aanvallen van razernij, waarbij hij zijn agressiviteit niet op anderen maar op zichzelf richtte. Na opname in een inrichting bleek al gauw dat hij veel van muziek hield (vooral van zachte en liefelijke klanken) en dat zijn gelaatsuitdrukking tijdens het luisteren minder gespannen werd, zodat hij dan een bijna normale en zelfs gelukkige indruk maakte. Verder vond men dat wanneer bij opkomende aanvallen van zelfvernietigingsdrang zacht voor hem gezongen werd, deze aanvallen niet doorzetten maar overdreven. Na enige tijd slaagde de jongen er in om bij afwezigheid van mensen die hem konden voorzingen zelf de hevigheid van zo'n bui te temperen en wel door te gaan neuriën.
Zoals gezegd geeft men in Nederland en sommige andere landen thans de voorkeur aan actieve boven receptieve therapie omdat de eerstgenoemde in de regel duidelijk betere resultaten geeft.
| |
| |
Bij de actieve therapie huldigt men het principe, dat de muziek‘lessen’ zoveel mogelijk in groepsverband worden gegeven. Meestal werkt men met groepjes van circa acht personen en geeft men per week 2 à 3 lessen van 20 tot 45 minuten.
Er is een uitgesproken voorkeur voor gemengde groepen, zorgvuldig samengesteld uit patiënten met verschillende aard en graad van gestoordheid. In zo'n groep kan een minder zwaar gestoorde een ernstiger defecte mede-patiënt technisch wat helpen, hetgeen een beter effect heeft dan wanneer een gezonde ‘buitenstaander’ hulp biedt. Bovendien blijkt dat bepaalde soorten krankzinnigen (zwakzinnigen) elkaar goed aanvullen, stimuleren en corrigeren, niet alleen muzikaal maar ook sociaal. Bij voorkeur laat men de muziek alleen door patiënten ten gehore brengen. Dit werkt n.l. het gunstigst, onder meer door versterking van de groepsbeleving.
Een typisch voorbeeld van een graag toegepaste combinatie is die van mongooltjes met pseudo-zwakzinnigen. De vriendelijke, sociaal-gerichte mongooltjes kunnen n.l. de a-sociale dwangmatig-gestoorde kinderen tot een zeker sociaal contact brengen. Bovendien vullen ze elkaar muzikaal aan, want de ritmisch sterkere mongooltjes steunen de andere kinderen bij het meeklappen van muziek, het op muziek marcheren e.d., terwijl dank zij de aanwezigheid van de dwangmatig gestoorden aan de mongooltjes enig begrip voor melodie bijgebracht kan worden.
Bij de zwakzinnigen valt de nadruk op de kinderen, omdat ook hier geldt dat de ontwikkelingsmogelijkheden bij kinderen groter zijn dan bij volwassenen.
Een gedeeltelijke parallel vindt men bij de krankzinnigen, waar men in één groep zowel schizofrenen, die soms niet veel verder komen dan het meetikken of -klappen van eenvoudige ritmen, als een of meer patiënten van ander type plaatst, zoals depressieven en epileptici, die weer in staat zijn de melodiestem-(-men) te produceren. Hoewel zo'n gemengde groep van krankzinnigen meestal geen deelnemers bevat die uitgesproken sociaal gericht zijn (het tegendeel is eerder het geval) treedt ook hier onder invloed van het samen muziek maken een verbetering van de sociale contacten op.
Het is opvallend dat vele dwangmatig-gestoorde kinderen en sommige soorten krankzinnigen vooral in het begin een duidelijke afkeer hebben van de actieve muziektherapie. Zij ervaren vooral het in groepsverband samen ritimisch musiceren als een ongewenste, hoogstpersoonlijke benadering, waaraan zij zich zoveel mogelijk proberen te onttrekken.
De methodiek, die bij de zwakzinnige kinderen wordt toegepast, verschilt in wezen niet zo heel veel van het moderne algemeen-vormend muziekonderwijs aan normale kinderen. In de eerste plaats zijn er ritmische oefeningen, zoals het klappen, tikken en slaan van bepaalde maatsoorten en ritmen en het op maat lopen van verschillende figuren. Verder wordt veel gezongen. Treffend zijn daarbij weer de verschillen tussen de twee typen zwakzinnigen. Hoewel er wel mongooltjes zijn die zuiver kunnen zingen, komen de meesten niet verder dan het min of meer volgen van de loop van een melodie, waarbij zij de intervallen
| |
| |
zo sterk verkleinen, dat het geheel binnen de omvang van bijv. een terts gecomprimeerd wordt. Dat betekent dat zij melodisch op het niveau van heel jonge kinderen staan. Ritmisch zijn zij echter veel verder gevorderd. Dwangmatig-gestoorde kinderen vertolken een melodie doorgaans zuiver maar duidelijk onritmisch. Door het eindeloos samen herhalen van bepaalde liedjes probeert men bij de kinderen van het eerste type het geheugen en het concentratievermogen te ontwikkelen en ze tevens enig begrip en gevoel voor melodie bij te brengen, wat dan weer kan leiden tot een beter vormbesef. Bij de pseudo-zwak-zinnigen wil men aldus een beter gevoel voor ritme aankweken en daarmede een meer van binnen uit beleven van muziek. Naast het zingen staat het (meestal improviserend) bespelen van eenvoudige instrumenten. Zo gebruikt men onder meer eenvoudige slaginstrumenten, waarbij de dwangmatig-gestoorde kinderen door de mongooltjes min of meer in de maat worden gehouden. Verder heeft men enkele eenvoudige melodie-instrumenten, die meestal door dwangmatig-gestoorden bespeeld mogen worden. Op slaginstrumenten begeleid door de andere kinderen vertolken zij dan de soli, hetgeen een duidelijk stimulerende invloed op deze pseudo-zwakzinnigen heeft.
Bij de krankzinnigen is het zingen in de meeste gevallen niet de aangewezen weg. Vele krankzinnigen zijn namelijk motorisch zo gestoord en psychisch zo geremd en ontredderd dat het zich vocaal uiten op schier onoverkomelijke moeilijkheden stuit. In de therapiegroepen moet het muziek maken moeizaam uit het niet worden opgebouwd. Men begint met het laten meetikken, -slaan of -klappen van een door de therapieleider aangegeven reeks gelijke tikken. Daarna gaat men variaties aanbrengen door het invoeren van maat en later van ritme. Indien nodig kan bewust gebruik worden gemaakt van de specifieke werking van de verschillende soorten ritme. Hierbij moet men terdege rekening houden met de opbouw van de groep omdat sterke ritmische prikkels een ongunstige werking hebben bij epileptici, etc. Hoewel vele defect-schizofrenen niet verder komen dan de reeks gelijke tikken en zelfs dan met het op tijd beginnen en eindigen de grootste moeite hebben, sluit men ze beslist niet van de muziektherapie uit. Deze zeer primitieve vorm van samen musiceren is n.l. een van de zeer weinige mogelijkheden om deze uiterst eenzame mensen tot enig contact met anderen te brengen. Door de patiënten te laten overgaan op slaginstrumenten op toon kan men allerlei variaties in klankkleur aanbrengen en daarmede de lessen verlevendigen. Ten behoeve van de muzikaal wat verder gevorderde patiënten kan men voorts een zekere muzikale structuur in de oefeningen invoeren; in verband met het gestoorde vorm- en tijdsbesef van de schizofrenen dient men zich echter te beperken tot eenvoudige, streng-afgebakende ‘lied’vormen.
In beperkte mate kunnen deze betere patiënten ook gebruik maken van melodie-instrumenten, maar door het onvermogen tot stoppen en beginnen van sommige leden van de groep is de toepassing van verschillende akkoorden praktisch niet uitvoerbaar. De melodietjes zijn daarom bijna uitsluitend op de tonica gebaseerd. In dat geval ontstaan er in ieder geval geen wanklanken wanneer de zwaarder gestoorde patiënten, die de melodie-instrumenten met
| |
| |
hun op toon gestemde slaginstrumenten begeleiden, in de war raken met het inzetten of stoppen, of moeilijkheden krijgen met maat of ritme.
Een karakteristiek aspect van de muziektherapie is het gebruik van speciale instrumenten. Gewone instrumenten komen maar beperkt aan bod, omdat deze meestal te moeilijk bespeelbaar zijn of ongewenste psychische invloeden uitoefenen.
Zo zijn bij de zwakzinnigen de meeste gewone snaarinstrumenten onbruikbaar omdat zij voor de mongooltjes onbespeelbaar zijn en bij de pseudo-zwakzinnigen allerlei dwanggedachten opwekken (vermoedelijk veroorzaakt door het intrigerende van de constructie). De meeste blaasinstrumenten moeten eveneens uitvallen omdat zij de agressiviteit prikkelen. Bijzonder nuttig voor de therapie bij zwakzinnigen bleken in de eerste plaats perenhouten fluiten met zachte, warme klank (eventueel met verminderd aantal gaatjes om de bespeelbaarheid te vergemakkelijken), voorts xylofoon-achtige slaginstrumenten met door de therapieleider te variëren klankkleur en tenslotte heren van eenvoudig type met een typische zachte en liefelijke klank (deze lieren worden ook in de receptieve therapie wel gebruikt voor het kalmeren van onrustige kinderen). Uit deze opsomming van melodie-instrumenten blijkt wel dat bij de zwakzinnigen speciale aandacht aan klankeffecten wordt gewijd. De besproken instrumenten zijn heel eenvoudig van constructie; men streeft er trouwens met succes naar om ze bij wijze van arbeidstherapie in eigen beheer te vervaardigen.
Naast de melodie-instrumenten staan de slaginstrumenten, waarover bij de zwakzinnigen niet veel bijzonders te vermelden valt omdat zij in hoofdzaak gelijk zijn aan die welke tegenwoordig bij het algemeen-vormend muziekonderricht aan kinderen worden gebruikt.
Bij de krankzinnigen gebruikt men instrumenten die zeer ingrijpend vereenvoudigd of gewijzigd zijn om aanpassing te krijgen bij de toestand van deze ook motorisch veelal ernstig gestoorde patiënten. Men gebruikt hier veel slaginstrumenten van primitief type, zoals bespannen plastic buizen, tambourijnen zonder schellen en castagnetten van speciale, zeer simpele constructie, alsmede tot slaginstrumenten omgebouwde snaarinstrumenten. De slaginstrumenten dienen korte, duidelijke tonen voort te brengen en mogen elkaar en de eventuele andere instrumenten niet overheersen. De bespannen buizen en de tambourijnen worden met de hand bespeeld, waarbij het opvalt dat de schizofrenen de slagbewegingen zo weinig soepel uitvoeren. Speciale vermelding verdient een speciaal voor de therapie geconstrueerd monochord, waarvan de snaar reeds bij lichte aanraking een duidelijke toon geeft. De bespeling kan door tokkelen of - als dit te moeilijk is - door slaan (met een klopper) geschieden.
Als speciale melodie-instrumenten heeft men stellen van drie tot vijf klankstaafjes, waarop ook de zwaarder gestoorden zeer simpele melodietjes kunnen spelen. Het bespelen van normale melodie-instrumenten is slechts mogelijk bij schizofrenen die niet extreem gestoord zijn, in hun gezonde jaren zeer muzikaal waren en reeds toen een grote vaardigheid op het instrument verkregen, en voorts bij de meeste lijders aan andere typen van krankzinnigheid. Omdat
| |
| |
dergelijke muzikaal begaafde schizofrenen tamelijk zeldzaam zijn moeten de in de gemengde groepen aanwezige patiënten van ander type (zoals epileptici en depressieven) meestal deze melodie-instrumenten voor hun rekening nemen.
Tenslotte dient nog een laatste, even belangrijk als vanzelfsprekend aspect van de muziektherapie aan de orde te komen, namelijk dat deze therapie nimmer omwille van de muziek of van de muzikale prestaties wordt bedreven. Deze prestaties zijn trouwens, zoals reeds tussen de regels te lezen viel, niet indrukwekkend. Verreweg de meeste patiënten houden moeilijkheden met ritme of melodie, zodat zelfs het eenvoudigste samenspel met vele fouten en foutjes behept blijft. Belangrijke facetten van de muziek, zoals sfeer en harmonie, komen bovendien niet of nauwelijks tot ontwikkeling.
De werkelijk waardevolle resultaten van de muziektherapie liggen buiten het muzikale vlak. Zo treedt tijdens de muzieklessen een duidelijke sfeerverbetering op, die zich onder andere in bepaalde sociale contacten manifesteert. Dit is vooral van belang voor de ernstig gestoorde schizofrenen, die door hun onvermogen tot het leggen van menselijke contacten uiterst eenzaam zijn, maar tijdens de muziektherapie in een zekere relatie met hun medepatiënten komen. Voorts wordt tijdens de lessen de apathie, die zoveel krankzinnigen en zwakzinnigen beheerst, teruggedrongen.
Belangrijker nog dan deze in eerste aanleg tijdelijke effecten zijn de resultaten die een meer permanent karakter dragen. Hier doet zich de complicatie voor dat de meeste patiënten niet alleen bij de muziektherapie maar ook bij verschillende andere therapieën ingeschakeld zijn, zodat het muziektherapeutische aandeel in de verbeteringen dikwijls moeilijk te bepalen is.
Dit probleem doet zich bijvoorbeeld voor bij zwakzinnige kinderen, die zowel muziektherapie als een reeks andere therapieën, waaronder beeldende therapie, ontvangen. Naast opvulling van de muzikale hiaten constateert men bij de mongooltjes een verbetering van het begrip voor lijnen (en dus van het tekenen) en bij de pseudozwakzinnigen een vooruitgang in het kleurgevoel.
Dat de bijdrage van de muziektherapie belangrijk moet zijn blijkt uit het reeds aangestipte feit, dat de zwaarst-gestoorde schizofrenen (en het zijn juist de schizofrenen die het overgrote deel van de bevolking van de meeste psychiatrische inrichtingen vormen) althans aanvankelijk alleen via deze therapie benaderd kunnen worden.
Min of meer blijvende effecten zijn onder meer de verbetering van het geheugen, van het concentratievermogen en (bij sommige typen patiënten, zoals de schizofrenen) van het gestoorde vorm- en/of tijdsbesef.
Van groter belang is nog het geleidelijk groeiende gevoel van gemeenschap. Hierdoor gaan de patiënten zich ook buiten de therapie beter aan elkaar en aan de omgeving aanpassen en worden zij minder moeilijk te bereiken en dus ook te behandelen.
Voorbeeld. - Een verwaarloosde schizofrene student viel bij aankomst in de inrichting op door a-sociaal gedrag en welhaast dierlijk voorkomen. Na twee maanden muziektherapie,
| |
| |
die kon aanknopen bij latente muzikaliteit en vroegere intensieve muziekbeoefening, constateerde men een grote vooruitgang in zijn muzikale prestaties èn een duidelijk verbeterd gemeenschapsgevoel en aanpassingsvermogen.
Met een combinatie van muziek- en gesprekstherapie is het zelfs gelukt schizofrenen, die slechts ongeordende woorden konden uitspreken en dus de mogelijkheid van verbale communicatie verloren hadden, tot het voeren van logische gesprekken te brengen, een resultaat dat tot voor kort onbereikbaar leek.
Bij de schizofrenen kan verder het wegzinkende besef dat men mens (persoon) is, gedeeltelijk herwonnen worden.
Een zeer markant voorbeeld. - Een schizofreen zei eens, na weer tot vioolspel te zijn gekomen: ‘Hier ben ik weer’.
Dank zij de verbeteringen van gevoel, gemeenschapszin en aanpassingsvermogen zijn sommige dwangmatig-gestoorde kinderen in staat om zich op min of meer normale wijze in de maatschappij te leren bewegen, wat de mogelijkheid opent om ze na het verlaten van de speciale kindertehuizen in de samenleving te laten terugkeren, in plaats van ze naar een psychiatrische inrichting te moeten doorsturen.
In het algemeen kan men zeggen dat de muziektherapie in vele gevallen de leemten in de persoonlijkheid van zwakzinnigen en krankzinnigen kan helpen opvullen en in andere gevallen het degeneratieproces althans kan afremmen of tot stilstand brengen.
Literatuur: Dr. A.B.P. Salomé - Finkelstein en C. Holthaus, Geneeskundige Gids, 1965, nrs. 16 en 17; E. Pieroen - Roodvoets, Mens en Melodie, 1965, nrs. 2 en 9.
|
|