Streven. Jaargang 19
(1965-1966)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 642]
| |
Aspecten van de naoorlogse Amerikaanse roman
| |
Algehele disaffiliatieIn Catch-22, de oorlogsroman van J. Heller (1961), geeft een der soldaten, Yossarian, de volgende boutade ten beste: ‘Don't talk to me about fighting to save my country. I've been fighting all along to save my country. Now I'm going to fight a little to save myself. The country's not in danger anymore, but I am... From now on I'm thinking only of me’ (p. 470). Dit vinden we in de naoorlogse roman voortdurend terug: een alarmkreet omdat het ik bedreigd is. Door wie? Door een samenleving - materialistisch, fascistisch, decadent - die het rechtstreeks op het individu heeft gemunt en het met ongehoorde machtsmiddelen tenonder wil brengen. Redding vindt het ik slechts in de vlucht, weg van sociale en andere verplichtingen, in een volkomen disaffiliatie van de anderen, in een volkomen egocentrisme ook. In Advertisements for Myself (1959) drukt N. Mailer deze houding veel krasser uit: ‘Is there nothing to remind us that the writer does not need to be integrated into his society, and often works best in opposition to it?... I wonder if there has been a time in the last fifty years when the American artist has feit more alienated’Ga naar voetnoot1. In The Naked and the Dead (1948), een der beste naoorlogse romans, zo al niet om zijn literaire dan toch om zijn cultuurhisto- | |
[pagina 643]
| |
rische waarde, heeft Mailer de disaffiliatie-idee een sterke publiciteit gegeven. Onder de vorm van een oorlogsverhaal wil deze roman een beeld geven van de Amerikaanse samenleving. De legerstructuur symboliseert immers de samenleving waaruit ze ontstaan is. In een absolute tegenstelling worden legerleiding en soldaten tegenover elkaar geplaatst. De leiding (b.v. Generaal Cummings) verpersoonlijkt geen enkele menselijke waarde, wel onwaarden. Cummings, een machtswellusteling die zichzelf als een God en Messias ziet, heeft zich vereenzelvigd met een systeem dat, fascistisch van kleur, een onbeperkte macht over de anderen uitoefenen wil. Het wil de mens tot een machine maken en het individu zodoende volkomen vernietigen. Cummings - en dit wil zeggen de staat - beschikt daartoe over een efficiëntie, macht en systematiek die de enkeling totaal machteloos maken. De soldaten van hun kant verpersoonlijken tenminste bepaalde menselijke waarden. Maar zowel individueel als in groep zijn ze haast volkomen inefficiënt en weerloos, een werkelijkheid die ze zich pijnlijk realiseren. Het probleem wordt het nijpendst ervaren door Hearn, de intellectueel, die zich tussen de twee groepen in beweegt. Door zijn graad leunt hij bij de leiding aan, maar als mens voelt hij zich met de eenvoudige soldaten verbonden. Door het verhaal - en hierop juist stuurt Mailer aan - leert hij inzien dat hij noch als rebel, noch als slachtoffer, noch als terrorist, noch in passieve weerstand à la Gandhi het op de machten in de samenleving halen kan. Zijn dood is dan ook symbolisch: de ondergang van het individu in de moderne samenleving. Mailers soldaten zijn wellicht al te pessimistisch en meestal te passief. Maar dit begrijpt men beter wanneer men de traditie waaruit ze stammen en de toekomst waarnaar ze uitzien onder de loep neemt. Hun verleden is: de economische crisis van de jaren dertig, de oorlog daarna. Die hebben hun alle geloof in mens en samenleving reeds van te voren ontnomen. Nieuw in de houding van de naoorlogse mens is inderdaad dat hij reeds zonder illusies was om te beginnenGa naar voetnoot2. Wat de toekomst hem biedt? Na de concentratiekampen en met de atoombom voor ogen, ervaart de mens voor het eerst in de geschiedenis ‘a death which could not follow with dignity as a possible consequence to serious actions we had chosen, but rather a death by deus ex machina in a gas chamber or a radioactive city’Ga naar voetnoot3. Niet alleen bij Mailer, maar ook bij Kerouac, Burroughs, Baldwin, Bellow duikt de Spengleriaanse ondergangsidee opGa naar voetnoot4. Het nihilisme woekert in een maatschappij die, decadent, zich in leeg geworden kaders beweegt. Is het dan niet beter het brandend schip te verlaten voor het zinkt? Zijn eigen hachje te redden als men de anderen toch niet mee redden kan? Zelfbevestiging gaat dan | |
[pagina 644]
| |
boven en ten koste van naastenliefde en sociale zin. En deze zelfbevestiging wordt absoluut. Vanzelfsprekend kan men de eenzaamheid en de afzijdigheid van het individu in een gemeenschap niet exclusief een naoorlogs verschijnsel noemen. De ivoren toren is een zeer oud gebouw. Ook in de Amerikaanse literatuur duiken eenzaamheid, afzijdigheid en disaffiliatie voortdurend op. Vernoemen we slechts het bohemia, Europa en de groene heuvels van Afrika in de jaren twintig, het slagwoord ‘disaffiliation’ in de jaren veertigGa naar voetnoot5. Maar nieuw in de naoorlogse Amerikaanse literatuur lijken me de absoluutheid ervan, de totale ontnuchtering en ontgoocheling die eraan voorafgaan, het nihilisme dat ze voedt, en de angst voor een maatschappelijk bestel dat, doeltreffender dan ooit, het individu vernietigen kan en zal. De disaffiliatie heeft dan ook nooit zulke extreme vormen aangenomen als in het werk van sommige naoorlogse auteurs. Hoe immers gaat het losgeslagen ik zichzelf affirmeren, waar gaat het waarden of althans normen vinden om bij te leven? Of zal het het nihilisme tot het uiterste drijven in zelfondergang? Antwoord op deze vragen vindt men in het werk van een aantal auteurs, beatniks genaamdGa naar voetnoot6, waarvan Mailer de theoreticus, Kerouac de ‘literaire’ zegsman en Burroughs het enfant terrible is. In het Amerikaanse naoorlogse geestesleven vertegenwoordigen zij een subcultuur die zich marginaal, op de rand der samenleving uitleeft. Mailers white Negro, de hipster of nozem, zoekt het in een frenetieke, pathologische dadendrang: hij wil zich uitleven in drank, jazz, snelheid, verdovende middelen, sexuele excessen, misdaad. De bedoeling is, zich al handelend waarden te scheppen, om die steeds weer aan nieuwe te toetsen en na een tijdje te verwerpen. Volgens Mailer is dit existentialisme, en nog wel van een betere, zuiverder soort dan dat van Sartre... Ons lijkt het vooral psychopathologisch en... een straatje zonder eind. Waar moet dit voortdurend-zichzelf-in-nieuwe-daden-overtreffen de hipster tenslotte toe leiden? Kerouac en de beatniks bewegen zich in dezelfde ‘geloofssfeer’ als Mailer. Wat hen de weg opjaagt van oost naar west, van noord naar zuid en een ‘rugzakrevolutie’ doet inleiden, is het uitzicht dat Amerika op het punt is gekomen waar materiële welvaart en technische verwezenlijkingen niet langer een zegen zijn, maar een vloek zijn geworden. In plaats van de mens vrijer en menselijker te maken, doden ze de ziel in conformisme. Als je niet buiten sliep, zegt Kerouac, met goederentreinen meereed en deed wat je wilde, dan was je enige kans met honderd patiënten in een gekkenhuis voor een prachtig televisieapparaat te zitten waar er ‘toezicht’ op je isGa naar voetnoot7. Bovendien vindt men ook bij hem voortdurend de Spengleriaanse idee weer van ‘the American night’. Amerika is aan de avond van een beschaving, chaos en ondergang zullen volgen. | |
[pagina 645]
| |
Buiten de spanning van Mailers blanke neger en van elke nihilist die wanhopig redding zoekt voor zichzelf, is er bij de beatnik nog een andere. Er is gespletenheid tussen zijn drang naar zelfbevestiging ook ten koste van anderen - en deze uit zich in misdaad, collectief egoisme, cynisme, hedonisme - en zijn verlangen om zichzelf te transcenderen en, niettegenstaande alles, in een soort sentimentele liefde de medemens te ontmoeten. Vandaar een voortdurend conflict tussen dadendrang en verlangen naar rust in een primitieve natuur of elementaire vormen van gemeenschap. De beatnik wordt hierbij zeer sterk door het boeddhisme aangetrokken. Ook dit is een typisch verschijnsel in de huidige Amerikaanse literatuur. In het boeddhisme spreekt vooreerst de terugkeer naar zuiverheid en rust in de natuur aan, die de beschavingszieke mens geneest. Verder is er de onthechting aan het materiële en aan de doelbewuste dadendrang, onthechting die evenwel geen streng doorgevoerde ascese vereist. Het boeddhisme gelooft in de natuurlijke goedheid van een vrije, ongecompliceerde mens, die geen zondebesef kent: ‘we are saved such as we are’. Kortom, het is een psychotherapie, meer dan een religie of filosofie. Het lijkt me typisch dat een groot deel van literair Amerika zich naar het oosten richt op het moment dat het westen een crisis van waarden doormaakt en dat het Cartesiaanse mens- en wereldbeeld, de Freudiaanse psychologie, het christelijke zonde- en schuldgevoel, het westerse utilitaristische ‘go-get’-ideaal aan het afbrokkelen zijn. Dit zoeken naar een waarde in het boeddhisme is in de beatnikliteratuur een positief element dat men m.i. al te vaak over het hoofd heeft gezien. Men kan Kerouac niet zozeer zijn negativisme, als wel de armoe van zijn ‘literaire’ produktie verwijten. In W. Burroughs zien we een man die het nihilisme tot zijn uiterste consequenties heeft trachten door te drijven. In een zieke wereld die naar haar einde gaat, is hij de zieke man, de psychopaat, die gedreven door een zucht tot zelfvernietiging zich aan zichzelf gaat vergrijpen. Hij doet dit niet in kordate zelfmoord, maar in een zelfmoord op lange termijn. In New Yorks Bowery en bij de clochards te Parijs zwerft hij rond, een aan verdovende middelen verslaafde. Na 13 jaren van zulk een geestelijke zelf onttakeling volgt hij een desintoxicatiekuur, net lang genoeg om zijn Naked Lunch (1959) te schrijven en weer in de volledige leegte van zijn vroeger leven te hervallen. In Burroughs' werk is de mens werkelijk vermoord: er zijn nog slechts stukken menselijk wezen - geslachtsorganen op zichzelf - en stukken menselijke actie - de geslachtsdaad, zonder partner, zonder gevoel en zonder vreugde. De hoofdpersoon in het werk is geen mens meer, maar een machine, de doodsmachine. Wat haar overkomt - in zoverre haar iets overkomen kan - wordt ons niet meer in voldragen menselijke taal, maar in gestotter meegedeeld. Is The Naked Lunch een roman? Is het taal? M.i. is het slechts de uiterste degradatie van de mens en van de roman als kunstwerk. De volgende stap moet zelfmoord zijn en totaal stilzwijgen, omdat woorden toch volslagen irrelevant en overbodig zijnGa naar voetnoot8. | |
[pagina 646]
| |
Het compromisJ.D. Salinger zit vast in het zadel: goed inkomen, upper middle class, ruggesteun van het Establishment, met name The New Yorker. Hij beweegt zich dus in het centrum van de Amerikaanse samenleving. Men kan zich dan ook niet voorstellen dat hij een kruistocht tegen de Amerikaanse samenleving of de mensheid zou prediken. Betekent dit dat hij gelukkige, ‘aangepaste’ mensen schept, die zich in een affluent society rustig maar zeker hun weg zouden banen en, gesteund door materieel comfort, tot harmonische zelfontplooiing komen? Nee, want Seymour Glass pleegt zelfmoord, zijn zus Franny maakt een zenuwinzinking door, Holden Caulfield ontvlucht voor enkele dagen school en thuis, d.i. wat voor hem de geordende samenleving uitmaakt. Er zijn daarvoor meerdere redenen, maar de twee voornaamste zijn wel deze: het geloof dat alle menselijke waarden goedkoop en verraden zijn; daarnaast het geloof dat het ik zich krampachtig te weer moet stellen om zelf niet ‘goedkoop’ te worden in een samenleving welke materiële welvaart aanwendt tot knechting van de mens. Zelfmoord, vlucht en zelfs zenuwinzinking kan men zien als zovele ontsnappingspogingen ter beveiliging van het ik. De odyssee van de adolescent Holden Caulfield in The Catcher in the Rye (1951) wordt ondernomen in naam der vrijheid (niet door anderen geleid worden), der spontaneïteit (niet steeds een vooraf bepaald doel nastreven), der onthechting (niet om bezittingen geven). Daarom wil hij uit de samenleving weg en zichzelf realiseren in een typische jeugddroom: in de natuur leven, hout hakken en kleine werkjes verrichten, maar niet afhankelijk zijn van de vruchten van de affluent society. Hij wil tevens kind blijven, een tijdje nog, niet volwassen worden. Dit Walden Pond-ideaal in de tweede helft van de 20ste eeuw, deze terugkeer naar de therapeutische krachten van de primitieve natuur, de centrifugale beweging in de samenleving vonden we ook bij Mailer en de beatniks terug en ze is inderdaad een der hoofdkenmerken van de naoorlogse Amerikaanse roman. Daarbij moet men de idee voegen van het kind (meer precies de adolescent) als een nog niet door de samenleving aangetast wezenGa naar voetnoot9. Tenslotte dweept Salinger ook, vooral in zijn later werk, met het boeddhisme. Maar Salinger gaat in zijn negativisme niet tot uitersten. Hij is voor het com- | |
[pagina 647]
| |
promis. Wanneer Holden met zijn vriendinnetje over zijn jeugddroom spreekt, raadt ze hem aan er gewoonweg mee te wachten tot ze gehuwd zijn. Hij antwoordt: ‘I said no, there wouldn't be marvelous places to go to after I went to college and all. Open your ears. It'd be entirely different. We'd have to go downstairs in elevators with suitcases and stuff. We'd have to phone up everybody and teil “em goodby and send”em postcards from hotels and all. And I'd be working in some office, making a lot of dough, and riding to work in cabs and Madison Avenue buses, and reading newspapers, and playing bridge all the time, and going to the movies and seeing a lot of stupid shorts and coming attractions and newsreels. Newsreels. Christ almighty. There's always a dumb horse race, and some dame breaking a bottle over a ship, and some chimpanzee riding a goddam bicycle with pants on. It wouldn't be the same at all’Ga naar voetnoot10. Holden is uiteindelijk nog bereid het compromis te aanvaarden, de rat race mee te rennen, in het zadel van materialisme en conformisme te rijden. Maar in zijn later werk blijkt Salinger minder voor een dergelijk compromis te voelen, zonder echter goed in te zien hoe iemand die op Park Avenue woont - symbool van wie ‘er geraakt is’ - eraan ontsnappen kan. Seymour, de meest intransigente van de befaamde familie Glass, pleegt zelfmoord. De anderen menen aan de besmetting der Amerikaanse cultuur te ontsnappen in een volslagen afzijdigheid van de samenleving. Ze geven alle sociaal contact, alle sociale verantwoordelijkheid op. Langs de kronkelwegen van narcisme, verstands- en wilsonthechting komen ze in het boeddhisme terecht, maar m.i. verzanden ze er ook. Is het gebrek aan nieuwe scheppingskracht bij Salinger - want hij blijft tot in den treure in hetzelfde kringetje ronddraaien, zonder dat er nog iets over te zeggen valt - daarvan geen bewijs? | |
Pogingen tot inschakeling in de samenlevingAls je naar de U.S.A. wil emigreren, wenkt de Liberty je met opgestoken arm om binnen te treden in het land van vrijheid-en-gelijke-kansen-voor-iedereen. Maar er is een discrepantie tussen droom en werkelijkheid. Een van je eerste ervaringen is de onwil van de ‘old-stock’ Amerikaan om je te aanvaarden. Naarmate hij je integratie verhindert, vecht je zelf meer om er in te komen. Dit is moeilijk: naast het taalprobleem is er de moeilijkheid om je een verschillende cultuur eigen te maken. Toch zet je door, omdat je de noodzakelijkheid van een adaptatie inziet. Om echt Amerikaan te worden, moet men zich inschakelen in de Amerikaanse traditie. Komend uit je eigen traditie, word je voortdurend heen en weer geslingerd tussen de wil tot adaptatie en de neiging tot verzet. In de naoorlogse Amerikaanse roman zijn enkele afstammelingen van immigranten, haast allen JodenGa naar voetnoot11, aan het woord die in hun werk de problemen | |
[pagina 648]
| |
beschrijven van de Jood die zich in de Amerikaanse samenleving inschakelen wil. We vernoemen Ph. Roth, B. Malamud en S. BellowGa naar voetnoot12 als de voornaamsten. Ik noem ze afstammelingen van immigranten, want het zijn hun ouders die de stap naar het nieuwe Continent hebben gezet. Het probleem van aanpassing reikt verder dan één generatie, met bepaalde verschuivingen werkt het in verscheidene generaties door. Naarmate de immigrant zelfverzekerder wordt, zal de onwil van de Amerikaan om hem te aanvaarden hem leiden tot zelfbevestiging en tot verwerping of althans kritische hekeling van de waarden waarin de Amerikaan gelooft. Hij droomt er enigszins van de anderen aan hem gelijk te maken. Een voorbeeld daarvan vindt men in The Assistant (1957) van B. Malamund. Morris Bober wordt geen Amerikaan, maar de niet-Jood Frank Alpine laat zich besnijden, d.w.z. stelt zich een symbolische daad waarbij hij de Joodse waarden als superieur erkent. Dat is echter de omgekeerde wereld, een krampachtige, onhoudbare zelfbevestiging. Een tweede verschuiving is er een naar het centrum van de samenleving toe. Deze zou uiteindelijk moeten uitlopen op een harmonische verbinding tussen twee tradities en culturen. Maar voor men zo ver komt, is er de voortdurende slingerbeweging tussen twee polen: in hoeverre kan men trouw blijven aan zichzelf en toch Amerikaan worden? Dit is het probleem van Philip Roth. De twee groepen, Amerikanen en Joden-in-Amerika, leven in zijn werk naast, maar niet vaak met elkaar. Van de Amerikaanse samenleving schildert hij een grotesk, tragi-komisch portret. Hij wil echter meer dan onze lach opwekken. In zijn opinie is de Amerikaanse samenleving niet meer door het individu te overzien en te begrijpen. Wat de enkeling en de schrijver doen kunnen, is er nog slechts aspecten van registreren en deze worden grotesk of tragi-komisch omdat ze uit hun verband zijn gerukt. De hoofdkenmerken van deze onoverzichtelijke samenleving zijn conformisme en materialisme. Dit conformisme wordt in de hand gewerkt door wetten die erop gericht lijken de middelmatigheid te beschermen, en door een gentleman's agreement dat hetzelfde doel nastreeft. Het materialisme heeft de Amerikaan herleid tot een radertje in een machine die slechts op produktie is gericht. De Jood, met zijn zin voor het lijden, met zijn gaven van hart en gemoed, zou die samenleving kunnen verrijken. Hij staat er als individu echter zo hulpeloos tegenover, dat hij er in verloren moet lopen. Vandaar dat de Joden zich vaak aaneensluiten in een soort getto. Het hele probleem is immers je Jewishness te bewaren: ‘It's a hard thing to be a Jew. But now I understand what Mickey says - it's a harder thing to stay one’Ga naar voetnoot13. Het meest afgewogen en in al zijn facetten doordacht vindt men het probleem terug in het werk van Saul Bellow. Deze zoon van een immigrant heeft in benarde omstandigheden gestudeerd en zich zo in de Amerikaanse samenleving | |
[pagina 649]
| |
ingeschakeld. Hij ziet zich nu voor een dubbel probleem gesteld: dat van de Jood in Amerika - het probleem van Roth en de anderen - en dat van het individu, de intellectueel in de huidige samenleving. Het Joods probleem wordt in zijn werk voortdurend behandeld, maar wellicht nergens zo systematisch - en ook zozeer getheoretiseerd - als in Herzog (1964). Als typisch vertegenwoordiger van de tweede generatie in een immigrantenfamilie heeft Moses Herzog meegedaan aan ‘the Jewish struggle for a solid footing in white Anglo-Saxon Protestant America’ (p. 309). Joodse afstamming en Amerikaanse adoptie wil hij in deze zin verzoenen: de vitale krachten van geloof, hoop en liefde, van deemoedige menselijkheid en sterkte in het lijden (Joodse erfenis) zullen hem ervan weerhouden in het materialistische Amerika zonder meer opgeslorpt te worden en zullen er als een zuurdesem werken. Verzoening kan dus verrijking betekenen. Maar hoe ze te verwezenlijken, blijft een bron van spanningen elke dag. Als intellectueel analyseert Herzog het Amerika van de tweede helft der twintigste eeuw. Zijn diagnose is niet optimistischer dan die van een Mailer. Oude waarden zijn vervallen zonder dat er nieuwe in de plaats gekomen zijn. De Amerikaan heeft zijn basiswaarden en daarmee de fundamenten van zijn beschaving overboord geworpen: godsdienst, eerbied voor de vrijheid, moreel bewustzijn, wet en geweten, en dies meer. De tradities zijn opgebruikt. Er is geen eerbied voor de persoonlijkheid meer, en evenmin een gemeenschap. Kortom, Amerika maakt een crisis van nihilisme door. Voortdurend bezigt Bellow termen als: post-Renaissance, post-humanistic, post-Cartesian, post-Christian America. Maar deze crisis is een groeicrisis: de toekomst ziet Herzog (Bellow) in handen van de massa, die zich nu reeds bewust begint te worden van wat ze als groep bereiken kanGa naar voetnoot14. Hoe donker de toestand ook moge zijn, het individu moet zijn verantwoordelijkheid opnemen. Herzog gelooft in ‘personal responsibility for history, a trait of Western culture’ (p. 128). Zelfbevestiging en -heiliging zijn steeds met anderen betrokken in een verhouding van naastenliefde, zodat de zelfbevestiging van een Mailer geen zin heeft, vermits egocentrisme voor altruïsme wijken moet. Er is iets tragisch in dit verbeten standhouden van het individu dat niet de gemakkelijke weg van het disengagement kiezen wil, maar tevens weet hoe weinig efficiënt het is in een samenleving die tegen hem schijnt samen te spannen. Bij de Joodse auteurs groeide de verantwoordelijkheidszin van het individu voor de maatschappij o.a. uit een confrontatie van twee tradities. Ook andere etnische groepen in de U.S.A. maken een dergelijke confrontatie mee. Onder hen vooral de negers. In Notes of a Native Son (1955) verklaart James Baldwin, degene die zich momenteel als zegsman van de Neger opwerpt, het volgende over de traditie van zijn rasgenoten: ‘I know, in any case, that the most crucial time in my | |
[pagina 650]
| |
own development came when I was forced to recognise that I was a kind of bastard to the West; when I followed the line of my past I did not find myself in Europe but in Africa. And this meant that in some subtle way, in a really profound way, I brought to Shakespeare, Bach, Rembrandt and to the Empire State Building, a special attitude. These were not really my creations, they did not contain my history; I might search in them in vain forever for any reflection of myself. I was an interloper; this was not my heritage. At the same time I had no other heritage which I could possibly hope to use - I had certainly been unfitted for the jungle or the tribe’ (p. 14). Neger noch recente immigrant hebben deel gehad aan het Amerikaanse verleden. Maar in tegenstelling tot het merendeel der immigranten heeft de neger evenmin deel gehad aan de bronnen van de Amerikaanse traditie, die in Europa liggen. En er is nog meer: hij heeft ook van geen enkele andere culturele traditie geërfd, want komt recht uit de jungle en de wilde stam. In Amerika terechtgekomen, wordt de slaaf nogmaals uit traditie en cultuur uitgestoten: ‘I am, then, both visibly and legally the descendant of slaves in a white, Protestant country, and this is what it means to be an American Negro, this is who he is - a kidnapped pagan, who was sold like an animal and treated like one, who was once defined by the American Constitution as “three-fifths” of a man, and who, according to the Dred Scott decision, had no rights that a white man was bound to respect’Ga naar voetnoot15. Ook nu heeft de neger sterkere machten tegen zich dan de immigrant. Het gemakkelijkst ware wellicht tegenover deze samenleving volkomen negatief en gedisaffilieerd te staan. Maar waar kan de neger naar toe? Nergens. Noodgedwongen moet hij zich integreren, en zijn erkenning als gelijke van de anderen afdwingen. Hij kan het gordijn laten zakken over de Amerikaanse droom. Maar als hij opbouwend werk wil verrichten, ‘if we are really to become a nation - if we are really, that is, to achieve our identity, our maturity, as men and women’Ga naar voetnoot16, dan is samenwerking in liefde-uit-noodzaak geboden. Van deze confrontatie tussen de neger en de hoofdzakelijk blanke samenleving komt in de naoorlogse Amerikaanse roman zeer weinig terecht. De zogezegd ‘belangrijke’ negerliteratuur telt slechts twee namen: J. Baldwin en R. Ellison. Baldwin behandelt (in zijn romans) vooral negers onder elkaar; Ellison heeft met zijn Invisible Man (1952) een roman van formaat geschreven, maar slechts één. Ellisons ‘onzichtbare man’ wil zichtbaar worden, d.i. zich opleggen aan de blanken en daardoor werkelijke integratie bereiken. Hij rekent af met wat blanken en negers hem te bieden hebben om zijn erkenning als volwaardig menselijk wezen in de maatschappij af te dwingen. Eerst maakt hij de frustrerende fase door van de ‘goede’ Zuidelijke neger. Dan verwerpt hij het communisme, dat zijn sociaal ressentiment uitbuit. Met de Black Muslims, die naar een primitieve staat buiten Amerika of geïsoleerd erin willen terugkeren, gaat hij evenmin akkoord. Hij wil ook geen hipster à la Mailer worden. Maar het | |
[pagina 651]
| |
grootste gevaar vindt hij in zichzelf: hij was op weg een ‘ja-zegger’ te worden. En ja zeggen is onmogelijk zonder zichzelf en zijn rasgenoten te verraden. Wanneer hij nergens nog een uitweg ziet, trekt hij zich in een kolenkelder terug. - ‘leave me alone’ - om met zichzelf in het reine te komen. Hier eindigt de roman. Dus toch disaffiliatie? Het is echter een open einde en Ellison verwerpt niet de idee dat zijn neger uit die kolenkelder gelouterd terugkeren kan met een inzicht in zijn sociale verantwoordelijkheid en in de middelen tot integratie. Dit is echter raadwerk, dat men slechts doen kan op basis van essays en verklaringen van de auteur over het negerprobleem. | |
De eigenaardige positie van de ZuiderlingTotnogtoe hebben we de reacties van een individu t.o.v. de huidige samenleving mede trachten te verklaren uit de traditie waartoe dit individu behoort. Nergens is de traditie zo sterk als in het Zuiden. Met het historisch bewustzijn van de Zuiderling bedoelt men juist dat hij zijn identiteit niet bepalen, de hem omringende wereld niet begrijpen kan tenzij vanuit een familiale en historische traditie. K.A. Porter verklaart in dit verband: ‘I am the grandchild of a lost War and I have blood-knowledge of what life can be in a defeated country on the bare bones of privation’Ga naar voetnoot17. Familie- en historische banden zijn in haar oeuvre ‘the absolute point of all departure and return’Ga naar voetnoot18. Deze familiale en historische traditie culmineert in de Burgeroorlog, die het cruciale feit in de geschiedenis van het Zuiden is geweest. De Burgeroorlog is al een honderd jaar voorbij, de gevolgen ervan zijn ten dele weggewerkt (we laten dan het Negerprobleem buiten beschouwing), maar van de hele evolutie die het Zuiden sindsdien heeft doorgemaakt, is in de literatuur haast niets te bespeuren. Zij is ergens tussen verleden en heden, op een onbepaald en onbepaalbaar moment, gestopt bij een verstard beeld van vervallen planterswoningen, een agrarische samenleving, in het verleden ingeslapen kleine stadjes, tevreden negers, ziekelijke blanke decadenten op materieel, moreel, sexueel en intellectueel gebied. Kortom, een stereotiep beeld dat teert op de mythe die Faulkner over dit land geschapen heeft, maar dat eigenlijk tot geen enkele periode in zijn ontwikkeling behoort. Kan zulk een literatuur geldige uitspraken doen over de huidige werkelijkheid? M.a.w. vinden we in het werk van een Capote, een Styron en een McCullers een confrontatie tussen ik en samenleving? Deze vraag kan niet met een eenvoudig ja of nee beantwoord worden. Rechtstreekse confrontatie ontbreekt. In plaats daarvan wordt het ik geconfronteerd met een bepaald beeld van een decadente samenleving. Zoals ik reeds zei, is dit beeld grotendeels fictief, maar verschillende elementen ervan zijn in de huidige werkelijkheid terug te vinden. En de schrijvers zien de ‘tijdeloze’ decadentie als een symbool van huidig verval. Zo komen ze langs een achterpoortje weer in de werkelijkheid terug. | |
[pagina 652]
| |
Bij de jonge T. Capote, de auteur van Other Voices, Other Rooms (1948), vindt men weinig meer dan een literair spel met decadentiemotieven, klaarblijkelijk aan het Faulkneriaanse arsenaal ontleend: een gerichtheid naar het verleden - ‘All of the future exists in the past’Ga naar voetnoot19 -, homosexualiteit, impotentie, vervallen planterswoning, enz. De vlucht van de 13-jarige Joel Knox uit de samenleving in de ‘veiligheid’ van dit milieu is een vlucht uit de werkelijkheid omdat deze verantwoordelijkheidszin vergt. In later werk stelt Capote de geordende, materialistische en geestdodende wereld tegenover de wereld van het kind of van hen die hun hele leven lang kind gebleven zijn. Hedendaagse thema's duiken op: verheerlijking van het onschuldige, spontane kind, dat een zuivere intuïtieve aanvoeling van de levenswaarden bezit en nog onbesmet tegenover de gemeenschap staat; vlucht uit de samenleving in het primitieve en de natuur; aanklacht tegen een maatschappij die het individu gewetenloos in een bepaalde vormen wil gieten. Zo past Capote weer in de naoorlogse Amerikaanse traditie. W. Styron is ambitieuzer. Met de decadentie, desintegratie, incest, enz. in Lie Down in Darkness (1951), wil hij meer dan een beeld van het Zuiden geven: ‘I would like to believe that my people would have behaved the way they did anywhere’. Het schuldmotief bij hem is algemeen menselijk: om een samenleving, de Amerikaanse, die met één atoombom honderdduizenden menselijke wezens vernietigen kan en het reeds gedaan heeft. We staan hier dan eens te meer voor een protest van de hulpeloze mens die slachtoffer is van een gemeenschap welke over enorme verdrukkings- en vernietigingsmechanismen beschikt. En niettegenstaande dat is deze hulpeloze mens verantwoordelijk voor de gemeenschap waarin hij leeft en die hij persoonlijk mee beter maken moet. Zo sluit ook Styron aan bij de Amerikaanse naoorlogse romantraditie. C. McCullers tenslotte wordt gefascineerd door het ogenblik waarop de Zuidelijke traditie leeg geworden is en de mens, los en ontworteld, aan zijn eenzaamheid is overgelaten. Haar thema is dat van de moderne mens in een (chronologisch niet nauwkeurig omlijnde) samenleving. De eenzaamheid van haar personages, meestal fysisch of anders gehandicapten, is ondraaglijk. Daarbij slagen ze er niet in uit hun isolement los te breken. Liefde slaat bij McCullers om in haat en pijn, maar er ontbloeit geen bevredigende menselijke verhouding aan. Haar personages ontsnappen aan de confrontatie van een ik met een samenleving, omdat elke vorm van samen-leven verdwenen is. Had Faulkner van deze ziekelijke, uitzichtloze decadentie durven dromen voor zijn land? | |
ConclusiesDe diagnose van de moderne Amerikaanse samenleving stemt grosso modo bij alle naoorlogse romanciers overeen: de affluent society is op een punt gekomen waarop materiële welvaart een vloek is in plaats van een zegen. Het betekent de triomf van materialisme en conformisme. Amerika maakt dan ook een crisis door, die sommigen niet aarzelen als nihilistisch te bestempelen. Het | |
[pagina 653]
| |
religieuze, politieke, psychologische, morele mens- en wereldbeeld is vervallen en er is niets voor in de plaats gekomen. Voeg daarbij dat de U.S.A., die in de strijd tegen nazisme en fascisme zovele mensenlevens geofferd heeft, als moderne staat over dezelfde enorme machtsmiddelen beschikt, waartegen het individu niet opgewassen is, en niet aarzelt deze tot vernietiging van de enkeling aan te wenden. De mogelijkheden tot reactie van de enkeling zijn dan ook zeer beperkt. Een moderne ‘held’ bestaat niet meer, hij is vaak een slachtoffer of een rebel-aan-het-randje-van-de-maatschappij geworden. Toch zijn de individuele reacties van de auteurs zeer uiteenlopend; hierbij speelt o.a. de traditie waaruit ze stammen een grote rol. Enerzijds is er disaffiliatie in naam van een zelfbevestiging die men zonder naastenliefde of sociale verantwoordelijkheid meent te kunnen realiseren. Anderzijds is er het opnemen van een verantwoordelijkheid bij hen die menen dat het ene niet zonder het andere gaat en dat de mens als sociaal wezen vanzelfsprekend sociale verplichtingen heeft. Het praktische nut en de efficiëntie van dit engagement worden evenwel voortdurend in twijfel getrokken. Aanhoudend ook zijn er spanningen tussen de verantwoordelijkheid tegenover de anderen en de trouw aan zichzelf. De meest auteurs zijn meer naar het verleden dan naar de toekomst gericht. Is het omdat de mens die leeft in de schaduw van de bom, nog moeilijk aan een toekomst geloven kan? Is het omdat de toekomst voor de decadent op het verleden gerichte mens een bedreiging en een leegte vormt? Allebei ongetwijfeld. De steeds weerkerende thema's en literaire motieven wijzen op disengagement: men ontvlucht samenleving en werkelijkheid in de natuur, in een primitieve vorm van gemeenschap, in een zeer eclectisch boeddhisme. Het therapeutisch element is daarbij doorslaggevend, en ook dat is decadent. In een gelijksoortige sfeer hoort de steeds weerkerende adolescent thuis: hij is de door de samenleving nog niet besmette, omdat hij er nog niet met handen en voeten aan gebonden is. Bij dit somber beeld dat de roman van de Amerikaanse samenleving biedt, stelt men zich onwillekeurig een drietal vragen. Vooreerst, is werkelijk alles zo slecht en somber in de U.S.A.? Behoort de toekomst er aan Burroughs, Mailer en Kerouac of aan de vele mensen die met Kennedy van een New Frontier droomden? Persoonlijk geloof ik dat de schrijvers, niet steeds volkomen eerlijk, putten uit een literair beeld waarvan het succes gemakkelijk verzekerd is, en dat eenzijdig bepaalde aspecten beklemtoont en overdrijft. Anderzijds kan men Amerika conformisme, materialisme en de misdaad van de Atoombom verwijten, en ook - daarvan ben ik vast overtuigd - maakt het land, zoals trouwens West-Europa, een crisis van waarden door waarvoor ik de term nihilisme niet steeds overdreven vind. Daarmee aansluitend wil ik dan ook een tweede vraag stellen. Moet een schrijver zich vermeien in het opsporen en aandikken van deze ziektekenmerken? Of moet hij met zijn oeuvre een katharsis van de lezer nastreven? Hij ‘moet’ het ene noch het andere, want hij is vrij. Wel kan elke lezer individueel opteren voor het psychopathische hipsterisme van Mailer of voor Bellows persoonlijke | |
[pagina 654]
| |
verantwoordelijkheid voor de geschiedenis. Persoonlijk meen ik dat de Amerikaanse literatuur aan menselijke waarde winnen zou in het tweede geval, maar ik geef toe dat dit een louter subjectieve mening is. Tenslotte, dit is de derde vraag, loopt de Amerikaanse roman niet dood in de thans ingeslagen richting? Burroughs is reeds een levende dode, Salinger is een bloedloos geval, Mailers hipster en ook Kerouacs beatnik zijn in een impasse vastgelopen. Maar zij vertegenwoordigen gelukkig niet de hele hedendaagse letterkunde. Men kan slechts hopen op nieuwe auteurs met de vitaliteit van een Bellow, een Roth, een Ellison en zelfs een Baldwin. Wait and see, and let's hope for the best. |
|