Streven. Jaargang 19
(1965-1966)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 564]
| |
Sovjet-literatuur 1965
| |
[pagina 565]
| |
falen van Rusland onder Stalin, over een ‘wereldbeschouwelijke heroriëntatie’, die ‘het doormaken van een innerlijk drama’ betekent, ‘zoals dat waarschijnlijk iedere serieuze kunstenaar beleefde...’Ga naar voetnoot1. | |
De rechtsverkrachting van de StalintijdHet duidelijkste bewijs dat ook een communistische samenleving ernstig kan falen, ziet men in het onrecht, bedreven tijdens de grote zuiveringen onder Stalin. Hoezeer dit de Sovjet-mens nog steeds obsedeert, blijkt uit het feit, dat men er in de Russische literatuur telkens weer op terug komt; dat men er zichzelf en zijn lezers telkens weer opnieuw mee zoekt te confronteren. In zijn roman Het vierde peleton beschrijft Wadim Sobko de angst en de twijfel die een groep onschuldig veroordeelde politieke delinquenten 's nachts in een gevangenis anno 1940 beklemmen; zozeer beklemmen, dat ‘alleen zij, die alle geloof in het leven verloren hebben of verstikt zijn door de wanhoop, de slaap nog kunnen vatten’. Stuk voor stuk laat de schrijver de hier aanwezige slachtoffers van de Stalin-terreur de revue passeren. Allereerst de jonge, ter dood veroordeelde Artem. ‘Waarom had men hem beschuldigd van spionnage voor de Duitsers? Alleen omdat hij Duits doceerde? Dat was zo zinloos, zo onverwacht, dat hij bij de eerste ondervragingen zelfs moest lachen. Maar dagen, weken, maanden gingen voorbij, en de glimlach verdween van zijn lippen. - Beken! Noem je medeplichtigen! Die woorden klonken dag en nacht in je oren. Voor hem, een lid van de Komsomol en een eerlijk mens, was dit een ontoelaatbare belediging. Bekennen? Wat? En hij zweeg. Hij moest het allerbitterste verduren, en ook dat doorstond hij. Maar de tijd verstreek. Hij had geen kracht meer om deze vervloekte spanning vol te houden, om die harde blikken van zijn ondervragers te blijven zien. In die minuten van volledige twijfel aan zichzelf, aan de menselijke eerlijkheid en rechtvaardigheid, zette hij zijn handtekening onder het protocol’. Hij werd ter dood veroordeeld. ‘Nu verlangde hij nog slechts hartstochtelijk één ding: begrijpen waarom dit alles zo kon geschieden. Van moedeloosheid en wanhoop wilde hij zijn van zeildoek gemaakte kussen verscheuren en uit alle macht door heel de gevangenis schreeuwen: help!’ Tenslotte ‘kwam in hem die verschrikkelijke, voor hemzelf haast onaanvaardbare gedachte op: misschien waren er ook in de andere gevallen fouten gemaakt? Misschien leden ook de anderen onschuldig?’ Van een van deze anderen, de generaal Gorbenko, vernemen we dat hij in hechtenis genomen werd, omdat hij op een vergadering geweigerd had de manco's van het Sovjet-leger te verzwijgen. Als enige van zijn collega's, die geen van allen iets ‘over de nederlagen en de misrekeningen durfden te zeggen, alsof ze het zo hadden afgesproken’, had hij een waarheidsgetrouw beeld zonder opsmuk gegeven van de militaire situatie. Hij had hervormingen in het leger geëist, gewaarschuwd. Het enige gevolg was zijn arrestatie. Dan is er nog de duistere intrigant Waljoek, die van deze kwade tijden gebruik | |
[pagina 566]
| |
gemaakt had om tientallen anderen uit persoonlijke wrok door valse aangiften, anonieme beschuldigingen en insinuaties het leven voorgoed stuk te maken; wiens ‘geheimzinnige, haast mystieke macht over de mensen’ daardoor ‘grenzeloos scheen’ maar die tenslotte ook zelf in de kuil gevallen was die hij eerst voor zoveel anderen had gegravenGa naar voetnoot4. Sobko's roman is geenszins het enige werk uit de Sovjet-literatuur van 1965 waarin dit thema aan de orde wordt gesteld. Voor de hoofdpersoon van Jewgenii Sjatko's verhaal De hitte was de tijd van de grote zuiveringen al evenzeer een periode vol verschrikking: ‘In 1937, toen Iwan Zacharowitsj uit de partij werd gestoten en zich bijna een jaar lang bevond in een toestand van monsterachtige gewichtloosheid, toen veel vroegere vrienden hem bezagen als iemand die de pest had, verborg (zijn vrouw) voortdurend ergens een kleine revolver... Hij kon die gewichtloosheid niet meer uithouden en huilde soms als een kind, de dekens over zich heen getrokken. Zij (zijn vrouw) kon niet geloven, dat hij door het vaderland en de partij was verstoten, en ze raadde hem aan naar Krasno-oezensk te gaan, om er de documenten te halen van de dood van zijn vader; om tegenover de blinde kracht van het wantrouwen de met bloed bezegelde trouw aan de revolutie te bevestigen’Ga naar voetnoot5. Semjon Laskin laat in zijn doktersroman De pijn van anderen zien, hoe ook de medische wereld zich niet kon vrijwaren voor deze alles-infecterende ziekte van wederzijds wantrouwen en verraad. ‘Hij herinnerde zich dikwijls het jaar 1937 en de arrestatie van zijn chef, professor Plawnew. Boris kon deze man niet vergeten, die in één maand tijds een stokoude grijsaard met onrustige, angstige ogen was geworden. Tijdens zijn operaties kwamen er bepaalde lieden kijken. Ze volgden zijn handen; alleen zijn handen, omdat ze niets van de medische wetenschap afwisten, maar uit de handbewegingen wellicht iets meenden te kunnen concluderen. Hij begon onzeker te worden. Er brak een draad. Hij maakte “onnodige bewegingen”. Boris herinnerde zich de drukkende atmosfeer na het arrest: de gedempte stemmen van de collega's, de ondervragingen van de artsen, het angstige zwijgen. Elk gesprek vond thans plaats met open deuren; alleen nog met open deuren, want iedereen kon toen zijn “geheimen” hebben. Hij had tegen de procureur gezegd, dat Plawnew onschuldig was. Hij had wel geen bewijzen, maar hij voelde dat intuïtief. Maar de procureur glimlachte: “hij is een gemene vijand”...’Ga naar voetnoot6. Op welke hogere instanties kan men zich nu nog beroepen? Beroepen op ‘wellicht gemaakte vergissingen’? ‘Denkt u soms, dat ook deze arrestatie weer een vergissing is?’, vraagt een lid van de geheime politie aan iemand in Joerii Germans roman Ik ben voor alles verantwoordelijk, wanneer deze laatste zijn twijfel uitspreekt aan de juistheid van een arrestatie. ‘Dus u concludeert daaruit, dat onze organen zich al maar door vergissen? Zelfs op het hoogste niveau?’Ga naar voetnoot7. Inderdaad, men vergist zich tot op het hoogste niveau. Dat ontdekt | |
[pagina 567]
| |
de genoemde figuur al spoedig. Hij zoekt recht bij steeds hogere instanties, tenslotte bij Beria zelf en uiteindelijk bij Stalin. Maar alles blijkt tevergeefs. Zodat men de laatste redding uit deze obsessie alleen nog maar kan zien in dit ene: weigeren erover na te denken; omdat men zich hier voor een absolute paradox gesteld ziet; omdat men vermoedt, ja zeker weet, dat de waarheid die men dan ontdekken zou, onverdragelijk zou zijnGa naar voetnoot8.
De dood van Stalin in 1953, gevolgd door zijn ontluistering in 1957, betekenden ongetwijfeld een herademing. Wat voordien aan onrecht geschiedde, wordt niet meer herhaald en zal zich ook in de toekomst niet meer herhalen. Dit is een gedachte, waarmee de Sovjet-literatuur haar terugblik op het falen in het verleden nogal eens besluit. Maar evenzeer geeft men soms voorzichtig te kennen, dat de duisternis van dit verleden ook thans nog niet volledig overwonnen is. Aan bepaalde symptomen van de samenleving of aan bepaalde gebeurtenissen uit het eigen bestaan ontdekt men dit voortdurend. Vitalii Sjomin verhaalt in zijn autobiografische roman Met z'n zevenen in één huis, hoe een klein en onbeduidend voorval uit zijn studietijd door de overheid ook thans nog steeds weer opnieuw wordt uitgebuit om hem te wantrouwen en te boycotten. Ook nu nog, na zoveel jaren, moet hij ervaren hoe datgene wat hem ooit al eens zijn carrière kostte, hem bijna opnieuw de nek breekt, wanneer het toevallig ter ore komt van een plaatselijke partijfunctionaris. Voor de zoveelste maal wordt van hem geëist dat hij zijn verleden opbiecht. ‘Ik was verplicht, ze te vertellen over dat stomme voorval op het instituut; hoe ze ons “ontmaskerden”, “brandmerkten” en “mensen met een dubbele bodem” noemden, enkel en alleen omdat wij van elkaar karikaturen hadden getekend en verzen hadden geschreven’. En ook nu is de conclusie van de betreffende partij-functionaris nog altijd even negatief. ‘Nu zie ik duidelijk, dat u inderdaad een a-politiek iemand bent’. Het blijkt een conclusie die voor de schrijver weinig goeds belooft. Alleen de onverwachte interventie van een vriend kan hem ten slotte nog redden van een nieuwe breuk in zijn carrièreGa naar voetnoot9. Een ander geval van psychische dwang komt voor in een verhaal van I. Welembowskaja: In het voetspoor van de liefde. Hier wordt een partijlid ten tonele gevoerd, die in alle opzichten een tyran is voor zijn omgeving, maar een huichelaar tegenover zijn partij-meerderen. Hij verbiedt zijn vrouw en zijn moeder - figuren die opmerkelijk veel aan bepaalde ‘vernederden en vertrapten’ uit Dostojewskij's werk doen denken - om zich met religieuze zaken in te laten en naar de kerk te gaan. Hoezeer deze laatsten dit ook verlangen, zij durven het niet te doen uit angst voor degene die hen voortdurend tyranniseertGa naar voetnoot10. Dat het partij-lidmaatschap in het huidige systeem voor sommigen nog altijd een middel tot onaanvaardbare machtsuitoefening en willekeur is, laat ook Ilja Sjtemler zien in zijn roman Het bal der grootmeesters. Hij wijst openlijk op de huichelachtigheid, die verborgen kan gaan onder het voortdurende | |
[pagina 568]
| |
beroep op de ‘partij-eer’. Hij laat zien, hoe het lidmaatschap van de partij voor sommigen niet meer dan een handig hulpmiddel is om de eigen minderwaardige praktijken het vernis van legaliteit te geven en zelfs voor een bewijs van bijzondere plichtsbetrachting te laten doorgaan. Wanneer iemand een van zijn chefs erop betrapt, dat hij zijn eigen belangen op deze gemene manier tracht te sauveren ten koste van anderen en door middel van leugens, verklaart deze hem: ‘- Ik ben partij-kandidaat. Dit was mijn plicht!... Voor mij is dit een principiële kwestie!’ Waarop de ander onmiddellijk inhaakt: ‘- En je hebt Ternowskij natuurlijk gezegd, dat je hier optreedt als iemand die verteerd wordt door het partij-geweten en niet als een lafaard die zich zoekt te rehabiliteren...? Ik zal je eens iets zeggen. Ik ken je al sinds je kinderjaren, Zenka! Vanaf die leeftijd, waarop nog niet iedereen voldoende sluw is om zijn werkelijke karakter te verbergen. Maar jij had die sluwheid. En zelfs meer: je liet iedereen geloven in je “bijzondere uitverkiezing” of wat dan ook. Mijn moeder stelde me jou ten voorbeeld. En ik achtte je hoog. Oprecht. Zoals je een kameraad kunt hoogachten.... Maar nu herinner ik me, hoe vaak jij de jongens een hak zette. Dat gebeurde, wanneer iemand jou ergens de baas in was. Maar je deed dat zo “vriendelijk”, dat de jongens dat voor vriendschap, voor eerlijkheid of waarvoor ook hielden.... maar niet voor verraad! En wat voor een massa gemeenheden heb je niet uitgehaald onder de dekmantel dat je handelde “in naam van de partij”. Net als nu...’Ga naar voetnoot11. | |
De leugen der socialistische wedijverIn de verkrachting van het recht onder Stalin ziet men één bewijs van het feit, dat ook een communistische samenleving ernstig falen kan. Een ander voorbeeld van dit falen - weliswaar van minder ernstige aard maar daarentegen iets dat tot in het heden voortduurt - ziet men in de socialistische wedijver. Hierover wordt in de huidige Sovjet-literatuur eveneens veel geschreven. Men werpt soms - met een opmerkelijke vrijmoedigheid - een onthullend licht op de vele kwalijke gevolgen, die een al te opgeschroefde socialistische wedijver met zich meebrengt. In zijn hierboven genoemde roman Het bal der grootmeesters beschrijft Ilja Sjtemler de gang van zaken op een fabriek, waar röntgen-apparatuur vervaardigd wordt. Ook hier is men gedwongen, mee te doen aan de socialistische wedijver. Men kan er niet onder uit. Men zal moeten ‘concurreren’ en tenminste op bepaalde gebieden bijzondere successen moeten boeken en hoge produktiecijfers moeten halen. Men neemt ‘bijzondere verplichtingen’ op zich en doet ‘beloften’. Beloften van een grotere produktie, beloften van een ‘snellere produktie’. Beloften echter die men amper kan nakomen en die alleszins een overbelasting betekenen. Iedere maand keert het zelfde verschijnsel terug: een onnatuurlijk jachten, om toch maar vooral niet achter te blijven op het | |
[pagina 569]
| |
schema. ‘Tegen de twintigste van iedere maand’, merkt iemand op, ‘is er nog maar één God: het plan, en nog maar één gebed: werken op volle kracht.... De fabriek lijkt dan op iemand die zich flink probeert te houden, maar in feite een ziek hart heeft’Ga naar voetnoot12. Het onvermijdelijke gevolg van deze gang van zaken is, dat men de kwantiteit van de te leveren produkten volledig laat prevaleren boven hun kwaliteit. ‘Als het aantal apparaten dat geleverd wordt, tenminste maar overeenkomt met hetgeen wij beloofd hebben binnen de gestelde termijn te zullen produceren’; dit is de gedachte, waardoor de afdelingschefs en de directie zich laten leiden. De leugenachtigheid van deze opvatting is aan hun ondergeschikten echter duidelijk genoeg. ‘Is dat nu wel nodig’, vraagt men openlijk, ‘om zo te hijgen en te zwoegen op het einde van de maand, en zelfs op zondagen? Enkel en alleen om ter vergroting van de chaos nog eens een tiental onbetrouwbare instrumenten af te leveren! Wat is nu belangrijker: onbetrouwbare instrumenten op de dertigste, of goede op de tiende van de volgende maand?’ Een ander weet onmiddellijk het antwoord: ‘Zo'n hoeveelheid is nodig voor het jaarplan, maar niet voor de staat!’Ga naar voetnoot13. En het jaarplan is weer nodig om ‘een goed figuur te kunnen slaan’ in de socialistische wedijver en om de nodige premies in de wacht te kunnen slepen. Wanneer Filip, de hoofdfiguur uit Sjtemlers roman, protesteert tegen het feit dat de fabriek apparaten blijft produceren en afleveren die radio-actief besmet zijn en zo een gevaar voor de gebruikers betekenen, wordt hij onmiddellijk als een ‘storende factor’ beschouwd. Daarvan getuigen de volgende fragmenten uit gesprekken, die hij met zijn chefs over de genoemde gang van zaken heeft: ‘- Je schopt het werkplan in de war. Maar de directie zal dit niet toestaan, geloof me! Je zult jezelf alleen maar in de moeilijkheden werken. En bovendien, wat het voornaamste is: je bent nergens verantwoordelijk voor; alles is volgens de projecten. - Het voornaamste? Het voornaamste zijn de mensen, die door deze duivelse stralen verminkt worden.... - Je ziet het verkeerd. Ik ben bang, dat je er spijt van zult krijgen. Het collectief vecht voor het plan, maar jij verzet je zo tegen het collectief! Dat is nu eenmaal de formule! - Er is een foute conclusie getrokken.... - Dat is onze zaak niet! De commissie bestaat uit autoriteiten. - Nou, en?.... Misschien hebben die zich vergist. - Jij bent dus ook zo'n demagoog.... Het apparaat beantwoordt aan de projecten, en daarmee basta!’Ga naar voetnoot14. Een niet minder duidelijk voorbeeld van de kwalijke praktijken waarmee de socialistische wedijver veelal vergezeld gaat, beschrijft Vitalii Sjomin in zijn eerder genoemde romanGa naar voetnoot15. Daar doet iemand het volgende relaas van zijn bevindingen: ‘Bij ons hadden ze de verplichtingen van de socialistische wed- | |
[pagina 570]
| |
ijver op zich genomen. We zouden wedijveren met de galanterieënfabriek van een ander district. Maar weet je, hoe wij die verplichtingen ‘op ons namen’? Ergens bij de directie of bij het fabriekscomité werden die verplichtingen opgesteld en daarna werden wij in de fabriekshal bijeengeroepen om er over te stemmen. ‘Wie is ervoor?’ ‘Wie is ertegen?’ ‘Niemand?’ Ik riep: ‘Ik ben ertegen!’ Ze konden het bijna niet geloven; ze dachten, dat ze het verkeerd verstaan hadden. ‘Is er iemand tegen?’ En ik weer: ‘Ik ben ertegen. U heeft daar geschreven: de kostprijs verlagen en de arbeidsprestatie met 25% verhogen.... Maar hoe kan dat? Wij hebben geen machines. We werken met onze handen. Hoe wilt U dan de produktie verhogen?’.... De volgende dag riepen ze me op het partij-bureau: ‘U heeft gezegd, dat de communisten van de fabriek niet “onze mensen” zijn? Pas op voor dergelijke woorden! Je mag van geluk spreken, dat de tijden momenteel anders zijn. We zullen opvoedkundige maatregelen tegen je moeten nemen!’ Bij een andere gelegenheid wordt, op dezelfde fabriek en op eenzelfde soort vergadering, op ‘vrijwillige basis’ geld van de arbeiders te leen gevraagd ter investering in staats-bouwprojecten. ‘Ik zei: 25% kan ik geven, maar geen kopeke meer. Ik ben niet tegen die leningen. Ik begrijp het: het geld komt niet in iemands portemonnaie, maar is bestemd voor de bouw van nieuwe fabrieken en ziekenhuizen. Ik begrijp het allemaal. En hoewel het moeilijk is, zal ik 25% geven. Maar ze zeiden me: “teken in voor 100%!” De gehele dag hebben ze me vastgehouden op het partij-bureau en bij de fabrieksdirecteur. “Teken in!” Ik zei: “kunt U lezen en schrijven? Neem dan een potlood en reken zelf maar uit! Waar dwingen jullie me toe!?” “Bij ons”, zeiden ze toen, “moeten allen voor 100% tekenen, en jij bederft nu de goede figuur die we moeten slaan!”’. Het is dan ook niet verwonderlijk, dat in zo'n situatie de bezorgdheid om de mens ver achter blijft bij de bezorgdheid om de resultaten van het produktieplan. ‘Onlangs hadden we een fabrieksvergadering. De fabriek werd slecht geventileerd en slecht verwarmd. Het tochtte; kapotte ramen werden een maand lang niet gerepareerd. We zeiden het tegen de chef van de afdeling. Maar die had er niet de minste aandacht voor. We besloten toen, de directeur naar de vergadering te laten roepen. Hij kwam, luisterde twee minuten en zei toen: ‘waarom hebben jullie me geroepen? Ik dacht, dat jullie besprekingen over iets belangrijks zouden gaan, bijvoorbeeld hoe we voor ons vaderland meer kunnen produceren. Maar jullie houdt me van mijn werk af. Werk maar liever beter!’ Eerst komt hier de produktie, dan pas de mens. Dit moet ook iemand ervaren in het verhaal van Anna Mass: De bruiloft van Ljoebka, die naar aanleiding van een voor hem fatale beslissing protesteert: ‘- Waarom hebben jullie het mij zelf niet gevraagd?... Ik wil, dat men het mij eerst vraagt, voordat men mijn belangen met de voeten treedt. Ik ben toch een mens?! - Voor jezelf ben je een mens. Maar weet je wat je voor je chef bent? Een arbeids-investering. Hij bezuinigt op jou, begrepen?... En aan het einde van het seizoen krijgt hij, door het zo uitgespaarde geld, zijn premie.... | |
[pagina 571]
| |
- Maar dat is bedrog! - Waarom bedrog? Het is: een economisch beleid voeren in de arbeidsinvestering. Hier is geen enkel bedrog...’Ga naar voetnoot16. Maar niet alleen voor de enkeling, ook voor de gemeenschap, waarop men zich steeds beroept, blijkt het systeem van de socialistische wedijver uiteindelijk in plaats van voordelen slechts nadelen te hebben. Dit maakt E. Gerasimow zijn lezers duidelijk bij monde van een van de personen die hij in zijn verhaal Woeste oevers ten tonele voert. Het gaat hier om de al te gehaaste fabrikage van een menigte ondeugdelijk materiaal, dat steeds eerst gerepareerd moet worden voordat het in de praktijk kan worden gebruikt. ‘Hij begon erover te spreken, hoe duur al die zogenaamd kleine, te repareren onvolkomenheden de staat komen te staan; en dit terwijl deze afwerking enkel en alleen uitgesteld wordt om “voortijdig het plan uit te voeren” of om een ander object, dat (voor de socialistische wedijver) veel voordeliger is, “voortijdig, zelfs indien daarvoor geen enkele noodzaak bestaat, uit te voeren”... En Grigorii Andrejewitsj legde me nog lange tijd uit, dat dit in feite betekende: op één plaats zuilvorming en chaos veroorzaken, terwijl de andere produktie-gebieden verwaarloosd worden. En dat dit op zijn beurt betekende: dat alle grafieken waarop het plan steunt, en alle economische berekeningen waarop het gefundeerd is, ineenstorten en op niets uitlopen.... en dit, terwijl men hier niet rekent met enkele roebels, maar met miljoenen’. Om aan deze situatie een einde te maken, vervolgt Grigorii Andrejewitsj, - en wat hij nu gaat zeggen raakt het essentiële punt - zal men op de eerste plaats op moeten houden, alles uitsluitend van hoger hand te regelen. Men zal moeten trachten tot een wezenlijk democratisch beleid te komen; al was het alleen al omdat men niet meer, zoals vroeger misschien, te maken heeft met een onontwikkelde massa maar met alleszins geschoolde mensen: ‘Men zal de controle moeten verscherpen over de lieden die hier zo met miljoenen omspringen. En niet alleen de controle van boven af, maar ook de controle van onder af, van waaruit al onze verliezen veel duidelijker zichtbaar zijn, te meer daar de arbeidende klasse bij ons thans alles uitstekend begrijpt’. In dit verband ontmaskert Grigorii Andrejewitsj ook de leugenachtigheid van de vele, tot een grotere produktie oproepende holle frazen in toespraken tot de arbeiders en in de Sovjet-pers. ‘We “vechten allemaal”, we “veroveren”, we “gaan tot de aanval over”, soms “over het gehele front”, soms “op bepaalde gebieden”. Nu eens “bestormen we iets”, dan weer “staan we ergens op de bres”. Maar wanneer werken we dan eigenlijk?.... Deze stortvloed van hoogdravende woorden, die de arbeid voortdurend in een oorlogssfeer trekt, is alleen maar schadelijk. In een oorlog houdt men soms geen rekening met verliezen, en in de oorlog is dat verkeerd. Maar nog erger is dit bij het werk...’Ga naar voetnoot17. De schrijver van deze regels ontdekt echter een nog veel kwalijker gevolg van de socialistische wedijver met haar eenzijdig op arbeidsprestaties gerichte belangstelling. Hij wordt, in zichzelf en in anderen, een gebrek aan menselijkheid | |
[pagina 572]
| |
gewaar, een ongeïnteresseerdheid in wat waarachtig menselijk is. De socialistische wedijver, bemerkt hij, heeft hem en zoveel anderen onverschillig en gevoelloos gemaakt voor wat in feite veel meer de menselijke existentie uitmaakt; ze heeft, ontdekt hij, een fatale omkering der waarden tot gevolg gehad. ‘Niets zag ik of hoorde ik om mij heen. Wat kon mij toen nog raken, laat staan in opschudding brengen, als het geen betrekking had op het “meest belangrijke”: op die grote vorderingen en voortijdige leveringen en records, waarover ik schreef en in vergelijking waarmee al het andere in het leven mij waardeloos scheen.... Maar nu, nu stoot je ineens op iets; je hoort iets en je komt erdoor in opschudding. En je kunt er de gehele nacht niet van slapen; je denkt erover na, je herinnert het je en je bent geschokt, alsof jij alleen verantwoordelijk bent voor alles. En datgene wat (in het kader van de socialistische wedijver) misschien een “kleinigheid” was, schijnt je thans weer het voornaamste van het leven!’Ga naar voetnoot18. Hoezeer het menselijke vermalen kan worden in de over haar toeren draaiende machine van de socialistische wedijver, laat op aangrijpende wijze Wladimir Tendrjakow, een van de belangrijkste hedendaagse Sovjetschrijvers, zien in zijn verhaal Geluk leeft kort als een eendagsvliegGa naar voetnoot19. Het is een, van ernstige bezorgdheid om de bedreigde menselijke waarden getuigend verhaal over een meisje, Nastja, dat het niet erg met het geluk heeft getroffen en zich al jong gevangen ziet in een eenzaam, zinloos schijnend en perspectiefloos bestaan. ‘- Ik kan me net zo goed ophangen, want wat voor een leven staat me eigenlijk te wachten...? - God helpe je.... - Kennelijk is jouw god niet met mij, maar met anderen. Zeg eens: waaróm ben ik zo vervloekt? Om welke zonden? Kijk eens om je heen: wie van de meisjes is zo vernederd als ik?... Waarvoor leef ik dan? Waarvoor? Voor wie? Voor mezelf? Neen.... voor de varkens! Dat is mijn lot!’ De enige ontsnappingsmogelijkheid ontdekt ze inderdaad in een vlucht in haar werk op de plaatselijke kolchoze: een varkensfokkerij. Daar reageert ze haar liefde en haar energie af op de verzorging van de dieren. Steun van de partijleiding heeft ze niet te verwachten. Men doet niets voor haar, scheept haar af met vage beloften en geeft haar, zodra er iets mis gaat, direct van alles de schuld. Totdat haar werk vruchten begint af te werpen. Dan wordt ze onmiddellijk ingeschakeld in de socialistische wedijver. Men ziet in haar een geschikt middel om ‘eer te behalen’ en om de ‘produktie te verhogen’. Naarmate ze bekender en beroemder wordt om haar arbeidsprestaties, wordt er echter steeds minder met haar als mens rekening gehouden. Ze wordt geheel opgeofferd aan het systeem. Men ‘arrangeert’ haar huwelijk, dringt haar de veel jongere, in het geheel niet bij haar passende Kostja op, om wien ze eigenlijk niets geeft, en organiseert de bruiloft die enkel bedoeld is als een manifestatie van de socialistische wedijver. ‘Over deze kolchoze-bruiloft moet heel het | |
[pagina 573]
| |
district, heel het rayon spreken!’ Dat Nastja zelf op het feest ‘geheel krom zit van de angst en van wilde verwarring, en ieder ogenblik flauw kan vallen’, deert niemand. Er worden redevoeringen gehouden; niet over haar, zelfs geen enkele maal, maar over de produktie, over de socialistische wedijver en over de politiek. De voorzitter van de kolchoze opent de rij. Hij zet uiteen ‘hoeveel kilogram meer van dit, en hoeveel meer van dat werd geproduceerd’. De partij-secretaris van het district spreekt erover, hoe ‘de kaders groeien en het economische en culturele niveau omhoog gaat’. De tweede secretaris spreekt over de ‘internationale politieke situatie’ en over de ‘brutaliteit van de imperialisten’. Op Nastja wordt alleen maar gedronken. Na het feest begint voor haar weer onmiddellijk de jacht van de socialistische wedijver. Ze wordt gedwongen te concurreren tegen een collega elders, waarbij gevoelens van wederzijdse jaloezie, wrok en tenslotte haat steeds sterker worden. Ze wordt gedwongen ‘vrijwillig’ nieuwe verplichtingen op zich te nemen, op vergaderingen te spreken, überhaupt dingen te doen die haar van nature volkomen vreemd zijn en die haar dan ook de grootste moeite kosten. Maar ze durft niet te weigeren, ze doet wat haar wordt voorgeschreven. Wanneer er onverwachts iets mis gaat en er een ernstige sterfte onder de veestapel optreedt, durft ze dit niet openbaar te maken. Ze voelt dat ze niet meer terug kan. Ze verzwijgt de ware toedracht, knoeit met de cijfers en blijft, onder een steeds grotere psychische dwang, vechten voor haar eerste plaats. Meer en meer raakt ze verstrikt in de eenmaal begonnen leugen, daarin voorgegaan door de voorzitter, die tegen geen leugens opziet als het om de eerste plaats van de kolchoze in de socialistische wedijver gaat. ‘Geweten...? Wat is geweten? waarom zou ze gewetensvoller zijn dan hij?’ Onrust, angst voor ontdekking, wroeging, nieuwe leugens; dit gaat in steeds sterker mate haar leven bepalen. Soms denkt ze 's nachts na over de enige nacht van werkelijk geluk die ze ooit gekend heeft, samen met haar eerste jongen Wenka, die haar echter al gauw, als zoveel anderen na hem, in de steek zou laten. Het is een herinnering die haar het bedrog dat het leven tegenover haar pleegde, als dubbel zo verraderlijk doet beseffen. Ze herinnert zich de eendagsvliegen welke die nacht om hen heenzweefden en waarmee ze zichzelf nu vergelijkt: ‘Zij vlogen uit om haar bruiloft te vieren. Ze vlogen uit om één minuut gelukkig te zijn en dan te sterven.... Over de inktzwarte, gladde rivier glijdt het bootje door de storm.... de roeiriemen kraken, de ogen van Wenka schitteren. De eendagsvliegen vallen neer, hun één-dag-durende leven is geëindigd.... De dode eendagsvliegen vallen neer. Maar Nastja geloofde in haar lange leven; ze geloofde, dat haar leven gelukkig zou zijn. Tot die nacht had niemand haar nog ooit bedrogen’. Wanneer alles onverwacht aan het licht dreigt te komen ziet ze in haar radeloze angst nog maar twee mogelijkheden: ofwel zichzelf vernietigen - zelfmoord dus - ofwel haar levenswerk vernietigen, haar enige bestaanszin. ‘Gedachten razen door haar hoofd.... Er is geen uitweg.... Ze is terechtgekomen in een magische cirkel.... Er is geen uitweg.... Waarvoor dan nog leven, als alles ineenstort? Ze zal zich voorzichtig losmaken van de slapende Kostja, naar buiten gaan.... Daar hangt een touw.... en zich verhangen | |
[pagina 574]
| |
.... misschien nog éénmaal naar het huis kijken, naar de hemel.... Voor de laatste maal naar de aarde, waarop voor haar geen plaats is.... Voor de laatste maal aan die ene nacht denken, haar enige nacht van geluk.... voor de laatste maal...’. Zichzelf vernietigen of haar levenswerk. Ze kiest, na een verschrikkelijke tweestrijd, tenslotte het laatste en steekt als een waanzinnige alles in brand, alles wat tegen haar levensleugen zou kunnen getuigen. Eerst het bloed van haar lievelingsdier en het doodsgegil van de andere dieren in het vuur roept haar tot haarzelf. Er volgt een plotselinge ommekeer. De ondragelijke psychische spanning van jaren breekt los in een vertwijfelde noodschreeuw: ‘Help, help!’ Het is deze noodkreet, waarmee Tendrjakow zijn roman plotseling beëindigt. Deze smeekbede, gericht tot allen die het leven van de goedwillende en alleen maar naar gewoon menselijk geluk zoekende Nastja zo verminkt hebben in hun uitsluitend op arbeidsprestaties gerichte systeem. ‘Mensen, mensen, helpt toch Nastasja!’ | |
ConclusieHet spreekt vanzelf, dat een bezinning op de gevallen waarin de communistische samenleving van de Sovjet-Unie gefaald heeft, noodzakelijkerwijze ruimte moet scheppen voor een gereserveerder houding ten opzichte van de aanspraken der zich min of meer als onfeilbaar aandienende partij. Wanneer haar systeem niet de feilloze garantie blijkt te zijn voor een harmonische ontwikkeling van mens en maatschappij, is het met meer dan vanzelfsprekend, dat men steeds meer zoekt los te komen uit de greep die dit systeem nog altijd op zoveel gebieden van het leven heeft. Er is nog een tweede, niet minder belangrijk gevolg van het inzicht, dat geen enkel systeem op zich borg staat voor een harmonische ontwikkeling van mens en maatschappij. De oorzaken van het slagen of falen worden niet langer buiten de mens, in dit systeem of in de door dit systeem geschapen sociaal-economische condities gezocht, waarop men zich dan kan beroepen of waarachter men zich dan kan verschuilen (‘je bent nergens verantwoordelijk voor, want alles is volgens de projecten’), doch allereerst in de mens zelf. Alleen al het vervangen van zekerheden door een problematisch-stellen betekent hier een grote winst. Zoals bijvoorbeeld in Sobko's roman Het vierde peleton, waar iemand, vragend naar het waarom van alle onder Stalin bedreven onrecht, uitroept: ‘Waarom zijn er nog zoveel ellendelingen op de wereld? Wij trekken op naar het communisme, maar waarom bestaat er dan nog zo'n gemeenheid?’Ga naar voetnoot20. Of zoals iemand in Iwan Standjoeks roman Mensen zijn geen engelen vraagt: ‘Hoe kan men de partij en de staat toch vrijwaren voor dergelijke mislukkelingen?.... Hoe kan men toch in het gerede komen met die wispelturige geest van de mens?’Ga naar voetnoot21. Soms gaat men verder en concludeert men, zoals we reeds de schrijver Gerasimow zagen doen, rechtstreeks tot de, uit de eigen vrijheid voortkomende, persoonlijke verantwoordelijkheid van iedere mens af- | |
[pagina 575]
| |
zonderlijk. Dit is ook het geval in Joerii Germans roman die de veelzeggende titel draagt Ik ben voor alles verantwoordelijkeGa naar voetnoot22 Daar spreekt iemand openlijk de dostojewskiaanse gedachte uit, dat ‘allen schuldig zijn aan alles’ en dat ieder zonder uitzondering werkelijk ‘verantwoordelijk is voor alles’, hoe moeilijk het wellicht ook is om dit ten volle te beseffen. Hij citeert daarbij de, als geen ander de menselijke vrijheid bezingende, voorrevolutionaire Russische dichter Alexander Poesjkin (1799-1847), waar deze schrijft: ‘Je bent zelf je hoogste rechter
strenger dan allen vermag alleen jijzelf
je werk te beoordelen’.
Beide hier genoemde gevolgen van een bezinning op het falen van de communistische samenleving zijn hoopgevend. Beide zijn het symptomen van een voortschrijdende vrijwording uit de dogmatische denkkaders van de officiële partij-ideologie, symptomen van een zuiverder interesse in de mens - als - mens, en bovendien bewijzen van een gestadige groei naar een grotere openheid in de Sovjet-literatuur. Dit houdt wezenlijke beloften in. |
|