Streven. Jaargang 19
(1965-1966)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 408]
| |
De vrouw ongewenst in 't kerkelijk ambt?
| |
[pagina 409]
| |
bestaan voor de aanvaarding van het priesterschap van de vrouw dan voor de afschaffing van het celibaat. De specifieke noden waarvoor de vrouw kan worden ingezet, worden zo groot, dat de innovatie van de vrouw in het ambt wel eens veel vlugger zou kunnen komen dan men doorgaans denkt. Het wordt tijd dat men er de opinie op voorbereidt. | |
Polemiek in AmerikaTijdens een recent verblijf in de Verenigde Staten was ik in de gelegenheid, iets op te vangen van de deining welke ontstaan was naar aanleiding van twee artikelen, gewijd aan het priesterschap der vrouw, in het tijdschrift Commonweal (Jan. 15, 1965): The Priesthood and Women. Tradition is not an insuperable obstacle en The forgotten sex. A built-in bias. De artikelen waren geschreven door twee vrouwen die theologie studeerden aan de universiteit van Fribourg in Zwitserland: Gertrud Heinzelmann en Mary Daly, een Zwitserse en een Amerikaanse. Zij verdedigden het priesterschap der vrouw vanuit een theologisch en historisch standpunt, en deden dit met een opvallende deskundigheid. De eerste waagde zich zelfs aan een meer psychologische ontmaskering van de contra-argumenten die door de man gewoonlijk gehanteerd worden om zijn machtspositie in de Kerk te handhaven. De stijl was nogal scherp en hierdoor werd de reactie van vele lezers precies het tegenovergestelde van hetgeen de schrijfster bereiken wilde. De tweede schrijfster trachtte aan te tonen, dat het lastig wordt, de anti-feministische traditie van de Kerk nog langer vol te houden. Een paar uittreksels om de toon van de artikels te doen aanvoelen: ‘Wie als christen denkt, komt tot het besef, dat het feit dat diep-religieus geïnteresseerde vrouwen uit centrale kerkelijke functies uitgesloten worden, een grove onrechtvaardigheid is, in strijd met de Blijde Boodschap, die leert dat ieder mens Gods beeld in zich draagt en kind is van God’ (Gertrud Heinzelmann)Ga naar voetnoot1. - ‘In een tijd waarin er in vele landen een schreeuwende nood aan priesters heerst, kan de uitsluiting van de vrouw uit het kerkelijk ambt tragische gevolgen hebben’ (Mary Daly)Ga naar voetnoot2. Zij citeert Father José Idigoras S.J. van de universiteit van Lima, die in een studie over Paulus' houding tegenover de vrouw de nadruk legde op het feit dat de diakonessen de handoplegging door de bisschop, met de aanroeping van de H. Geest, op dezelfde wijze ontvingen als de diakens. Via eigen lessen en lezingen op verschillende plaatsen in de U.S.A. kreeg ik de gelegenheid me in het debat te mengen. Ik benaderde de kwestie tegen de | |
[pagina 410]
| |
achtergrond van bepaalde noden in de zielzorg van deze tijd, noden die ik van dichtbij mocht leren kennen. In een uitvoerig artikel nam het weekblad Pittsburgh Catholic (20 mei, 1965) deze zienswijze over. Na het verschijnen van dit artikel heb ik talrijke gesprekken gehad in zeer uiteenlopende sociale milieus en in verschillende steden, vooral in Pittsburgh (Pennsylvania) en in steden van de Midwest en in San Francisco, zelfs in een katholiek Byzantijns seminarie, na twee lezingen over het onderwerp. Velen hebben me gezegd, dat zij de kwestie steeds weinig interessant hadden gevonden tot zij nu geconfronteerd werden met moeilijkheden in de zielzorg welke door de man-priester bezwaarlijk kunnen verholpen worden of waarbij hij, ook ingevolge het schromelijk priestertekort, niet aanwezig kan zijn. Het was bemoedigend te kunnen vaststellen, hoe de mentaliteit van nadenkende gelovige Amerikanen aan het kenteren ging ten voordele van de vrouw in het kerkelijk ambt. Doch de tegenstand liet ook niet op zich wachten. In oktober schreef Mgr. Charles Owen Rice, een zeer bekend priester in de States, die zich verdienstelijk heeft gemaakt als sociaal werker en polemist, in het reeds genoemde weekblad, Pittsburgh Catholic (21 oct., 1965), 'n striemend en bepaald grievend artikel. Hij verdedigde de suprematie van de man en diens onweerlegbare uitverkiezing voor het priesterschap. Hij bracht er zelfs de Koran bij te pas. ‘Wat is er verkeerd in de situatie zoals zij nu is? De vrouwen zijn tevreden en wensen geen gelijkheid in de Kerk. Noch geestelijk noch op een andere wijze wensen zij beheerd te worden door haar sexegenoten. Er zijn natuurlijk uitzonderingen, maar de meesten onder de lieve schepselen zijn gelukkig met wat ze zijn. In de Koran, een boek dat wij schromelijk onderschatten, wijdt Mohammed een heel hoofdstuk aan de vrouw. Hij plaatst het tussen het hoofdstuk over de Koe en dat over de Tafel. Hij zegt: “Mannen hebben gezag over vrouwen, omdat Allah de enen superieur gemaakt heeft ten overstaan van de anderen”. En hij voegt daaraan toe: “Goede vrouwen zijn gehoorzaam” ’Ga naar voetnoot3. Onder de titel From Canada to Germany - Women defended werden daarop week na week de brieven gepubliceerd welke het weekblad te verwerken kreeg. En de kritiek was niet mals. De algemene verontwaardiging over het optreden en over de gedachten van Mgr. Rice was van zulke aard, dat sommigen de indruk kregen, dat een verontschuldiging van zijnentwege of van de Amerikaanse Kerk in het betrokken diocees op haar plaats zou zijn. Maar voor zover ik weet, is dit nog niet gebeurd. Vooral een brief van Thomas L. Thompson (universiteit van Tübingen, Duitsland) loog er niet om. Hij noemde het artikel van Mgr. Rice ‘de zoveelste sterke verklaring van de clergé, dat de Kerk minder dan de wereld, minder dan menselijk moet blijven’. En hij vervolgde: | |
[pagina 411]
| |
‘Indien deze stem gehoor vindt bij de priesters (want zij zijn het tenslotte, jammer genoeg, die over deze kwestie zullen beslissen), dan ben ik bang dat de Amerikaanse celibataire katholieke geestelijkheid zichzelf in de totaal absurde positie gaat bevinden van het laatste phallisch symbool van Amerikaanse mannelijke suprematie’Ga naar voetnoot4. Hoe pijnlijk het artikel van Mgr. Rice ook was voor de vrouw - ook omwille van de grenzeloze mannelijke pretentie, die men geenszins van een priester zou verwachten - toch is het hoopgevend te zien dat er zoveel verstandige mensen het aandurven, ook een monseigneur duchtig tegen te spreken. Bij ons is het niet te verwachten, dat kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders en sociale werkers de gedachten van Mgr. Rice op dezelfde manier zouden uitdrukken. Maar ik ben er wel van overtuigd dat zijn negatieve mening omtrent de vrouw ook die is van vele bisschoppen en priesters en van vele leken in Europa. De massa van de katholieke gelovigen is geenszins gunstig gestemd tegenover de mogelijkheid van de vrouw in het kerkelijk ambt. En gezien de gevestigde traditie is dat begrijpelijk. | |
Priestertekort en specifieke nodenEn nochtans, zoveel blijft ongedaan in het apostolaat van de Kerk, omdat het tekort aan priesters steeds nijpender wordt. Missieposten worden niet gesticht, andere worden afgeschaft, omdat er niet genoeg priesters zijn. Vele priestersmissionarissen moeten dikwijls lang wachten op vrouwelijke hulp, en als die dan komt, kan zij nooit de priester vervangen: ook die vrouwelijke hulp eist hem op. In niet-christelijke landen van Afrika en Azië durven kleine vrouwen-communauteiten een beroep te doen op de enige priester in een uitgestrekt gebied om het voorrecht te behouden van de Eucharistische Aanwezigheid. En zeer bevolkte onderwijsinrichtingen in christelijke landen eisen voor de wekelijkse of veertiendaagse biechtdag soms een tiental priesters op. Is dit redelijk als men denkt aan de massa's die het zonder priester moeten stellen? Duizenden gedoopte mensen sterven zonder sacramenten, anderen ontvangen ze uiteindelijk niet bij bewustzijn, terwijl de verzorgende vrouw, die altijd aanwezig is, het vertrouwen van de zieken geniet. In de oosterse landen, waar de bevolkingsexplosie het grootst is, wordt de vrouw zeer moeilijk benaderd door de vreemde man. Dit was één van de redenen waarom Dr. Anna Dengel haar congregatie van medische missiezusters stichtte. Is er genoeg realisme in de Kerk voor deze typisch oosterse nood? Het is niet goed, dat de missionaris listen moet gebruiken om zijn ambt te kunnen uitoefenen onder de vrouwen. Zelfs in onze westerse landen is het niet altijd passend, dat men voor de geestelijke hulp aan vrouwen uitsluitend bij een man terecht kan. Voor vrouwen | |
[pagina 412]
| |
met een zwaar verleden of met psychische stoornissen is de weg naar de spreekkamer van de priester of naar de biechtstoel soms te moeilijk. Sommige lezers vinden deze overwegingen misschien buitenissig. Men moet deze realiteit ontmoet hebben om ze met haar tragische aspecten te kennen. Soms duurt het maanden eer een vrouw met een bezwaard gemoed tot de laatste verlossende bekentenis komt. Moet zij daarna dan nog eens netjes de inventaris opmaken met 't oog op een berouwvolle biecht? In die omstandigheden tracht de helpende vrouw haar toelating te verkrijgen om met een priester te spreken en zijn instemming te vinden voor concrete hulp bij de noodzakelijke belijdenis, die door de betrokkene zelf niet meer kan worden opgebracht. Onnodig hier te vertellen, in welke hachelijke moeilijkheden men zich dan kan bevinden. Nadat de ‘patiënte’ Gods barmhartigheid ervoer in de persoon van de vrouw die haar met begrijpende liefde en ook met blijken van tederheid bejegende, is het dikwijls al te bar, de absolutie bij iemand anders te moeten zoeken. Vooral het feit dat er geen vergiffenis mogelijk is zonder confrontatie met de man-priester, is voor vele vrouwen bijna onoverkomelijk. Ik vraag me soms af: beseffen de kerkelijke overheden de draagwijdte van de zielzorg in de vrouwenwereld? Kennen zij de moeilijkheden rond de biecht van meisjes in de groeijaren, vooral wanneer zij bij die gelegenheid op een vraagstelling stuiten die haar totaal van streek brengt? Vele priesters weten niet eens, door welke vragen en uitdrukkingen deze meisjes geschokt worden. Kennen zij de reële situatie van meisjes die verslaafd zijn aan ontmoedigende gewoonten waarover ze met geen man willen of durven praten? Zijn de zieleleiders in de grootstad voldoende op de hoogte van de concrete houding tegenover de biecht van een vrouw die haar kost verdiende met zich ter beschikking te stellen voor alle schakeringen van mannelijke sexuele nood, en die een publiek met ‘standing’ had? En zo zijn er talloze voorbeelden om de vrouwelijke hulp in de directe zielzorg meer aannemelijk te maken. Wie meent dat het eenvoudig is, als man meisjes en vrouwen in de zielzorg te benaderen, vergist zich. Wie veronderstelt dat het seminarie de priester daar dan toch wel op voorbereidt, weet weinig van de traditionele priesteropleiding. Misschien komt er beterschap op dit punt, maar dan moet toch nog gezegd worden, dat de confrontatie met de realiteit voor de jonge seminarist, zonder enige levenservaring, altijd heel moeilijk zal blijven. Een vrouw die in zielenood verkeert of in moreel leed, wordt doorgaans beter begrepen en geholpen door een andere vrouw die opgewassen is tegen zulk een ontmoeting. Tragische vrouwelijke nood moet niet alleen met eerbied, doch ook met concrete blijken van tederheid omringd worden. Zij moeten behandeld worden in een gemoedelijke sfeer, met attenties die de vrouw aanspreken; dus een heel andere sfeer dan die van een pastorie of van een mannenklooster; en het donkere hokje van de biechtstoel blijkt totaal ongeschikt te zijn. De celibataire man-priester staat in zulke gevallen voor een al te delicate taak. Wij weten het, Gods genade doet wonderen, ook langs de klassieke priesterlijke contactname. De liefde van Christus werkt soms sterker in de heel bescheiden, diepgelovige priester dan in diegene die voor zijn apostolaat psychologisch | |
[pagina 413]
| |
meer verantwoorde wegen bewandelen wil. Doch deze typisch vrouwelijke noden vergen de beste aandacht van de Kerk. Nog één voorbeeld om voorgaande beschouwingen ietwat concreter te onderlijnen. Een jong priester bezocht de vrouwenafdeling van een gevangenis. De aalmoezenier ter plaatse gaf hem, naast andere wenken, ook de zeer nadrukkelijke raad: ‘En vooral, raak ze niet aan!’ Hij had waarschijnlijk zijn redenen voor die waarschuwing. Maar wanneer we aan het geheel van zulke zielzorg-stijl denken ten overstaan van vrouwen die maanden, jaren, levenslang boeten voor een vergrijp dat ook gevolgen had voor de familiale relaties van deze vrouwen, dan worden we huiverig voor het effect van het priesterlijk optreden. De vrouwelijke begeleiding van de directe zielzorg in de gevangenissen is misschien menselijker, maar de verzorgsters, dikwijls kloosterzusters in onze christelijke landen, zijn zelf meestal opgevoed in een stijl die alle tederheid gevaarlijk acht. Het is niet genoeg bekend, welke tragische afmetingen de ontzettende nood aan tederheid die zich ophoopt in het hart van de ongelukkige vrouw, kan aannemen. Zo deze nood niet enigszins gelenigd wordt door concrete blijken van vriendschap, doet de gemoedsverharding haar slopend werk en volgt de verwording van de persoonlijkheid, en elke kans op geestelijke groei wordt vernietigd. | |
Vrouwelijke diakensWe komen nog even terug op het steeds erger wordend tekort aan priesters en op de noodzakelijkheid hier een oplossing voor te vinden. Het handhaven van het priestercelibaat, hoe waardevol ook, zal in de komende jaren het aantal priesterroepingen nog doen verminderen. Er bestaat geen hoop dat de priesterroepingen zullen groeien in een ritme dat de stijging van het mensenaantal over heel de wereld enigszins volgen kan. Mannelijke diakens zullen een gewaardeerde hulp worden in de vernieuwde Kerk. Waarom geen vrouwelijke? Vrouwen worden thans ingenieur, dokter, advocaat, minister, professor aan een universiteit. Zij treden op in het openbaar, leiden debatten, publiceren, staan aan het hoofd van grote ondernemingen. Maar zij hebben geen medezeggenschap in het beleid van de Kerk, zelfs niet voor kwesties die door de vrouw beter kunnen beoordeeld worden dan door de man. De kwestie is in de Verenigde Staten van Amerika, ook in Duitsland en Nederland, misschien ook elders, reeds vaak te berde gebracht. Maar is er tot nog toe iets aan gedaan? In de vernieuwing van de liturgie wordt de vrouw mooi op afstand gehouden. Geen gewijde tekst wordt door haar in de kerk voorgelezen. Of gebeurt dit wel op sommige plaatsen? Kleine meisjes vragen, waarom alleen jongens aan het altaar mogen dienen. Grote meisjes hebben daar een verklaring voor: ‘Wij zijn gevaarlijk voor de priesters’ of ‘zij houden niet van ons’. Deze negatieve indrukken doen de religieuze opvoeding van de vrouwelijke jeugd geen goed. En de volwassen vrouw moet het maar nemen dat een knaap zonder voldoende begrip de brieven van St.-Paulus voorleest of dat een volwassen man die schools leerde lezen, de gewijde teksten naar inhoud en vorm verknoeit. Zij mag het niet beter doen, ook niet als ze lerares is, of wanneer ze cursussen gevolgd heeft | |
[pagina 414]
| |
in de theologie en opgeleid is voor de verkondiging van het Woord. De talentvolle vrouw blijft momenteel vooral aangewezen op de studie van de profane wetenschap, want in een kerkelijke richting vindt ze geen baan, tenzij als catechiste (daar is ze al blij mee). Bij gebrek aan een doorgedreven theologische specialisatie op hoog niveau door de vrouw die dit aankan en er zich toe geroepen voelt, blijven de opvoedingswereld en de zielzorg gespeend van een typische verrijking. De synthese van geloof en wetenschap in de intellectuele vrouwenwereld wordt er door bemoeilijkt. Het moet ons dan ook niet verwonderen, dat de geloofsafval onder de gestudeerde vrouwen toeneemt en dat de godsdienstige onverschilligheid in deze milieus angstwekkende proporties aanneemt. Af en toe vernemen we een hoopgevend bericht betreffende een uitgesproken kerkelijke erkenning van de vrouw. In Mainz, Duitsland, wordt een katholiek theologisch instituut, het Bischöfliches Seminar für Seelsorge-Helferinnen, geleid door een vrouw, de theologe Reinarzt, en in vele Duitse steden hebben vrouwen een eigen taak in de zielzorg. Ook Nederland heeft nu enkele zielzorgassistenten, wier vorming aan een vrouw werd toevertrouwd. In de praktijk bestond deze vrouwelijke hulp reeds op vele plaatsen, maar ze was tot nog toe anoniem en moest het stellen zonder speciale vooropleiding. In vele parochies zijn het kloosterzusters die de zaken opknappen die moeilijker door de priesters behartigd worden. Enkele Dochters van Liefde in Zuid-Amerikaanse missieposten hebben de toelating gekregen om de H. Communie uit te reiken. Misschien worden reeds in meerdere landen de beschikbare vrouwenkrachten meer doelmatig door de Kerk gebruikt. Maar waarom hielden de bisschoppen, in Rome vergaderd, de waarde van deze vrouwelijke hulp, speciaal in het kerkelijk ambt, zo angstvallig buiten beschouwing? Nadenkende katholieke vrouwen vinden dit in het raam van dit vooruitstrevende Concilie onbegrijpelijk. En het is voor haar een grote ontgoocheling dat de goede christelijke gemeenschap er zich zo gemakkelijk bij neerlegt. Er zijn misschien heel sterke opportuniteits-redenen om deze houding te verdedigen. Maar waarom worden ze niet uitgesproken, als ze steekhoudend zijn? Gaat deze toestand als vanzelfsprekend bestendigd worden? Indien ik goed ben ingelicht, hebben tijdens de vier Conciliezittingen slechts zestien Vaders gevraagd, dat er meer aandacht zou geschonken worden aan de vrouw in de veranderde maatschappij. De waardering van de Kerk voor de vrouw blijft echter meer theoretisch dan praktisch. Hoewel zij de helft van het Godsvolk uitmaken, moeten zij zich tevreden stellen met een tweede-rangsplaats. Vele vrouwen vragen zich af, of de schone godsvrucht tot O.-L.-Vrouw, door priesters en bisschoppen met zoveel innigheid betuigd, ook geen compensatieverschijnsel inhoudt? Het ligt toch voor de hand, dat deze devotie ook meer en meer gestalte zou wensen te geven aan Maria in de gedoopte vrouw. Misschien zal de Synode van de Bisschoppen zich hierover willen bezinnen. Of zullen de katholieke vrouwen van de toekomst het aan de niet katholieke kerken te danken hebben, dat er verandering komt in de ongunstige mentaliteit ten overstaan van de vrouw in het kerkelijk ambt? Want er is veel minder oppositie bij de andersdenkende broeders dan bij de geloofsgenoten. Natuurlijk, wanneer | |
[pagina 415]
| |
men de vrouw in het kerkelijk ambt ziet naar het concrete beeld van de huidige parochiepriester, wordt de eventuele vernieuwing moeilijk aanvaardbaar. Doch tegen de achtergrond van reële noden in het apostolaat van de Kerk, op die terreinen waar de vrouw bijzonder thuishoort en waar ze meer effectief kan werken dan de man, wordt het wenselijk haar een gewijde functie toe te vertrouwen. | |
Mentale omkeerWat zou het niet betekenen voor de vernieuwing van het vrouwelijk kloosterleven, indien de echte consecratie voor een kerkelijk ambt daar mogelijk werd? Zonder de leken uit te sluiten durven we toch te zeggen, dat vele kloosterzusters hiervoor in aanmerking komen. Dit zou een andere vernieuwing zijn dan die van het kloosterkleed. Het is begrijpelijk dat de frisse en bloeiende Amerikaanse vrouwencongregaties niet haastig zijn met de wijziging in haar uiterlijke verschijning. Zij wensen een andere manifestatie te geven van haar vrouwelijke en kerkelijke waarde en van haar aanpassing aan de moderne tijd. De Noord-Amerikaanse kloosterzusters kunnen zich deze houding veroorloven, omdat de Kerk in de Verenigde Staten niet denkbaar is zonder haar. De geestdrift die de gedachte aan een vrouwelijk diakonaat en priesterschap daar wekken kan, wordt gedragen door de wens het apostolaat steeds efficiënter te maken, zowel in eigen land als in de missies. Aan het eind van deze onvergelijkbaar interessante Conciliejaren is het voor vele verstandige, apostolische en in dienst van de Kerk hard werkende vrouwen, zowel in Europa als in Amerika en in de missielanden, een zware dobber, op dit stuk niets in vervulling te zien gaan. Deskundige vrouwen, vooral op de terreinen van de opvoeding, de heropvoeding, de ziekenzorg, de schoonheidszorg, en verschillende gebieden van artistieke, wetenschappelijke en technische scholing speciaal behartigd door de vrouw, ook vrouwelijke kloosteroversten en andere dames met zware verantwoordelijkheden in de hedendaagse samenleving, hebben soms geleden onder het onbegrip van kerkelijke overheden, tengevolge van een al te mannelijk zicht op feiten en toestanden, ook vaak onder misbruik van macht. Deze intelligente vrouwen staan dikwijls verbijsterd te kijken bij iets wat voor haar op een verwaande uitoefening van het gezag begint te lijken. Ik wil hier niet te concreet op ingaan, maar het wordt hoogst wenselijk dat de competentie van de vrouw, in haar eigen domein, de volle erkenning krijgt. Ook in deze tijd ervaren waardevolle vrouwen soms een gebrek aan de meest elementaire hoffelijkheid van de kant van geestelijke overheden. Dat zou niet mogen zijn. Intussen weet de katholieke vrouw, in deze tweede helft van de XXste eeuw, dat de genade van het doopsel met dezelfde kracht van de H. Geest in haar werkt als in de man die priester wordt. Zij zou dan ook graag onderstreept zien, dat het doopsel van de vrouw in niets verschilt van dat van de man, dat het voor haar ook alle sacramenten toegankelijk maakt, geen enkel uitgezonderd. Een kerkrechtelijke beslissing blijft echter eerbiedwaardig, ook wanneer ze de vrouw en het apostolaat berooft van mogelijkheden tot creatieve bijdragen en | |
[pagina 416]
| |
wanneer de persoonlijke geestelijke groei van de vrouw hierdoor gehinderd wordt. Toch moet het gezegd worden, dat de moderne vrouw zoiets minder gemakkelijk aanvaardt dan die uit het verleden. Het mannelijk Concilie, hoe boeiend ook, heeft het vertrouwen van de intellectuele vrouw op de proef gesteld. De geestdrift om wat het Concilie wèl was, werd steeds getemperd door wat het niet was voor de vrouw. Doch de allure, ook de besluiten en de suggesties, wettigen de hoop op meer begrip in de toekomst. De zeer vlugge evolutie in de mentaliteit en in de situatie van de moderne vrouwenwereld vergt een begeleidende kerkelijke emancipatie en aanpassing. Wie aandachtig toekijkt, ziet teveel tekenen aan de wand, om nog langer gerust te blijven in het geloofsleven van de katholieke intellectuele vrouw. Rekening houdend met de vervlakking in haar religieuze houding en met de eigengereide ‘morele oplossingen’ door zovelen aan haar liefdes- en huwelijksproblematiek gegeven, kan de vraag gesteld worden, of we in de geschiedenis van deze tijd geen tweede massale geloofsafval tegemoet gaan? Destijds waren het de arbeiders die de Kerk de rug toekeerden. Nu zou het een deel van de vrouwenwereld kunnen worden, omdat al te velen zich onbegrepen voelen in de huidige kerkelijke sfeer. |
|