Streven. Jaargang 19
(1965-1966)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 401]
| |
[1966, nummer 5]
Leuven na de splitsing
| |
[pagina 402]
| |
opgericht. Haar hoofddoel is de bevordering van het onderwijs in het Nederlands aan de Leuvense universiteit. Tot 1934 duurt het vooraleer de meeste vakken gesplitst zijn. In 1964-65 telt Leuven 9.256 Nederlandssprekenden op 17.287 studenten. Intussen heeft in het hele Belgische staatsbestel de algemene trend naar een grotere autonomie van de twee volksgemeenschappen een ietwat vastere vorm gekregen. De taalgrens wordt vastgelegd: de tweetalige universiteit bevindt zich in een stad die wettelijk ééntalig is. Van Franssprekende zijde groeit verzet tegen de toepassing van deze taalwetgeving in de Leuvense agglomeratie en worden allerhande ‘faciliteiten’ op scholair en administratief gebied buiten de universiteit gevraagd of gewoon genomen. Manifesten van Franssprekende studenten en professoren (deze laatsten gegroepeerd in de Acapsul) willen in de jaren 1962-63 in Leuven een tweetalig regime verkrijgen zoals in de Brusselse agglomeratie. Anders is de Franstalige afdeling van de universiteit niet langer leefbaar. Een grote en representatieve groep van het Franstalig academisch corps publiceert een (fraai gedrukt) witboek, waarin geschermd wordt met de ‘eenheid van het land’, met het ‘nationale karakter’ en de ‘universaliteit’ van de Alma Mater, met de ‘ontmoeting van de twee culturen’. De slotzinnen van dit manifest luiden: ‘Enfin il faut évoquer le trouble profond que susciterait, dans toute la catholicité, le déchirement de la première Université catholique du monde à cause des exigences d'un totalitarisme linguistique dont personne, hors de Belgique, ne comprend les raisons.... Sera-t-il permis qu'un tel scandale se produise au sein de l'Eglise?’Ga naar voetnoot1. De Vlamingen weten wat zulk een pathetisch beroep op katholiciteit en Kerk in de Belgische context betekent. De Vereniging der Leuvense Professoren, opgericht in het kader van de Vlaamse Leergangen, repliceert met een uitvoerig (gestencild) memorandum: ‘Dit memorandum is - zoals het behoort - ingegeven door een tweevoudige bekommernis: het belang van de Universiteit en het belang van de Vlaamse gemeenschap.... In het huidig overspannen klimaat van actie en reactie wensen wij te getuigen dat we het vraagstuk van de Franse afdeling in een wettelijk volkomen eentalige universiteitsstad met openheid willen onderzoeken. Niettemin zal men begrijpen dat wij het probleem niet alleen kunnen beschouwen volgens de maatstaf van de collegiale solidariteit. Wij hebben ook plichten tegenover het volk waartoe wij behoren. Welnu, in deze kwestie staat voor de Vlaamse gemeenschap meer op het spel dan een oppervlakkig toeschouwer zou kunnen menen.... Wij zouden de reële moeilijkheden kunnen wegmoffelen met enige hoogstaande, doch algemene beschouwingen omtrent de ontmoeting van twee culturen of de eisen van de christelijke caritas. Dat zou echter geen positieve bijdrage zijn tot de oplossing van het probleem. Het is beter, duidelijk te schrijven hoe de zaken staan, wat kan en niet kan, in plaats van onze Waalse landgenoten valse illusies te laten koesteren’. | |
[pagina 403]
| |
In april 1962 neemt het episcopaat stelling: ‘De Nederlandstalige en Franstalige faculteiten moeten, elk volgens hun eigen aard en karakter, hun volledige ontplooiing bereiken en aan de studenten op wetenschappelijk, godsdienstig en sociaal gebied een volwaardige vorming bieden’. In oktober 1963 worden de faculteiten van rechtsgeleerdheid, geneeskunde, wijsbegeerte en letteren en van de wetenschappen gesplitst. De faculteiten van toegepaste wetenschappen en van economische en sociale wetenschappen volgen later. De professoren behoren voortaan tot een van de beide secties, naargelang de taal van hun voornaamste leeropdracht (de taalrol). De spanningen omtrent de integriteit van het Vlaamse taalgebied te Leuven en in de éne, tweeledige universiteit blijven echter voortduren. In de Franstalige afdeling worden op alle niveaus van de personeelsdienst ostentatief Nederlands-onkundige elementen aangeworven; in belangrijke unitaire diensten, zoals de universiteitsbibliotheek, gebeurt hetzelfde; zowel in de gesplitste als in de unitaire diensten worden in feite Franstalige elementen op de Nederlandse taalrol ingeschreven; in de klinieken en andere universitaire diensten wordt de taalwet veelvuldig overtredenGa naar voetnoot2, enz. enz. De feitelijke discriminatie tussen Franssprekend en Vlaams personeel blijft voortduren. De Vlamingen hebben zoveel minder assistenten dan de Franssprekenden, dat met de benoeming van ineens 65 nieuwe assistenten in de Vlaamse sectie op 1 oktober 1965 de verhouding nu 50/50 geworden is, nog te weinig in verhouding tot het aantal studenten. Voor de kernfysica, de mechanica en de elektronica hebben de Franssprekenden in sommige gevallen 90% meer laboratoriumruimte dan de Nederlandse sectie; in het landbouwinstituut heeft de Nederlandse sectie 30%, de Franse 70% van de beschikbare ruimte. Op 3 november 1965 verschijnt in het studentenblad L'Ergot een interview met Prof. Woitrin, de Franstalige secretaris-generaal en algemeen beheerder van de universiteit. Daarin wordt gepleit voor een uitbreiding van Leuven in de richting van Brussel (Woluwe) enerzijds, van Waver (juist over de taalgrens in Wallonië) anderzijds. De driehoek Leuven-Woluwe-Waver zal binnen twintig jaar opgenomen zijn in Groot-Brussel en deze driehoeksexpansie ‘moet nu geïntegreerd worden in een algemeen aanlegplan van het gebied van het zeer grote Brussel van de toekomst’. In een aantal Franstalige milieus wordt deze visie sympathiek onthaald (van de 8.031 Franssprekende studenten waren er in februari 1965 slechts 2.983 uit Wallonië afkomstig; 2.296 kwamen uit Groot-Brussel; in sommige faculteiten bereikt het aantal studenten uit de Brusselse agglomeratie 85%). De Vlamingen daarentegen beschouwen deze verklaringen als een ultieme provocatie. Rechtstreeks en openlijk wordt er op aangestuurd om heel Vlaams Brabant tweetalig te maken zoals het huidige Brussel, en gezien de positie van de man die deze verklaringen aflegt blijkt hieruit de wil om de | |
[pagina 404]
| |
expansie en de reorganisatie van de universiteit - die ook zonder taalproblemen dringend nodig zijn - in deze richting te oriënteren. Een tweede keer reageert de vereniging Vlaamse Leergangen met een bewonderenswaardige rust en vastberadenheid, en deze keer radicaler: ‘(Wij zijn) de mening toegedaan dat onverwijld maatregelen moeten genomen worden om de Franstalige afdeling van de Universiteit naar Wallonië over te plaatsen.... Wat betreft de Nederlandstalige afdeling, zijn we van oordeel dat in de huidige structuur van de Universiteit de wetenschappelijke ontplooiing van deze sectie niet voldoende is gewaarborgd, daar ze niet over de nodige autonomie beschikt. Daarom menen we dat binnen het kader van de éne Katholieke Universiteit de Nederlandstalige afdeling onverwijld tot autonoom-werkende afdeling moet uitgebouwd’. Door de afdeling-Leuven van de Vereniging van Vlaamse Professoren wordt een ongeveer gelijkluidende motie aan het academisch en wetenschappelijk personeel van de Vlaamse sectie ter ondertekening voorgelegd. Enkele artikelen in De Standaard, waaronder een interview met prof. Van Hee, decaan van de rechtsfaculteitGa naar voetnoot3, geven bij een aantal aarzelende professoren (de druk van boven is altijd zo groot geweest) de doorslag: in enkele weken tekenen meer dan 93% van de leden van Lovan (Leuvense organisatie van Vlaamse assistenten en navorsers) en ongeveer 70% van de professoren. Op 21 december kiest het Belgische episcopaat positie: ‘Wij hechten eraan nogmaals te bevestigen.... dat wij met onwrikbare wil de eenheid van onze universiteit zullen behouden en meteen de maximale ontplooiing verzekeren van haar twee taalgemeenschappen, met voor beide volledig dezelfde rechten en plichten’. Het probleem van ‘de structuratie van de instelling, en meer bepaald van de organen van besluitvorming’ wordt erkend. Een commissie wordt opgericht die de concrete modaliteiten van de structuratie zal uitwerken. Deze | |
[pagina 405]
| |
commissie zal rekening moeten houden met de volgende factoren: ‘de eigen doelstellingen van de Katholieke Universiteit, haar taak in de huidige wereld, haar groeiend internationaal karakter, de noodwendigheden van onderwijs en wetenschappelijke arbeid, en tevens haar dienstbaarheid aan de beide cultuurgemeenschappen van het land’. Zij zal o.m. onderzoeken ‘welke diensten of instituten te Leuven moeten gevestigd blijven en welke concrete vormen de territoriale uitbreiding verder kan aannemen; hierbij zal met alle factoren, ook met de taalfactor, rekening gehouden worden’. De Verklaring van de bisschoppen wekt ontstemming in het Vlaamse land, door haar vaagheid en onduidelijkheid. Insiders voelen zich echter gerustgesteld. Wie tussen de regels kan lezen, zeggen zij, beseft wel dat bisschoppen niet ineens alles kunnen zeggen. En inderdaad, op 24 december geeft de Rector, Mgr. Descamps, mondeling enkele preciseringen: de twee secties zullen voortaan volledig autonoom werken; de gewone begrotingen worden gescheiden; indien de Vlaamse faculteit van geneeskunde voor de doktoraten naar de Brusselse agglomeratie wil, zal deze kwestie door de bisschoppen welwillend onderzocht worden; voor eventueel nieuwe inplantingen is de keuze gevallen op Waver; de beloofde commissie zal onmiddellijk aan het werk gaan. Na nog enkele dagen van scepticisme ten opzichte van deze commissie wordt op 8 januari 1966 de samenstelling ervan bekendgemaakt. De voorzitters zijn Prof. E. Leemans en Prof. X. Aubert. Het feit dat de eerste gedurende acht jaar professor geweest is aan de Katholieke Universiteit te Nijmegen, wettigt de hoop dat voor de reorganisatie van Leuven ook naar Nijmegen en andere Nederlandse universiteiten zal gekeken wordenGa naar voetnoot4. | |
Na de splitsingIn de verklaring van de bisschoppen is de dienstbaarheid aan de twee cultuurgemeenschappen van het land of de taalfactor slechts ‘één der factoren’ van het probleem. Ook voor de Vlaamse professoren is dat zo. Als zij spreken van de herstructurering van de universiteit noemen zij steeds in één adem de aanpassing aan de noden van de Vlaamse en Waalse gemeenschappen én de aanpassing aan de behoeften van een moderne katholieke universiteit. Zij vragen dan ook een grondige hervorming van de structuur van de universiteit in haar geheel. Zij weten dat de splitsing een delicate opdracht zal zijn en dat ze niet van vandaag op morgen gerealiseerd kan worden, maar nog veel meer beseffen zij dat, wanneer de volledige autonomie eenmaal verworven is en zelfs wanneer de autonome Vlaamse universiteit een structuur heeft gekregen die aan hun wensen beantwoordt, het probleem nog lang niet opgelost is. Zelf zullen zij dan een dynamisch en synthetisch antwoord moeten vinden op de vragen: wat verstaan wij onder een universiteit, wat verstaan wij onder een Vlaamse universiteit en wat onder een katholieke Vlaamse universiteit? Indien het oude beeld van de | |
[pagina 406]
| |
Alma Mater de nieuwe Vlaamse universiteit zal blijven bepalen, zullen noch de wetenschap, noch Vlaanderen, noch de Kerk er veel baat bij vinden. De wetenschap (research en onderwijs) staat in hun bekommernissen voorop. Als zij klagen over verouderde structuren in de besluitvorming en gebrek aan medezeggenschap, dan is dit in de eerste plaats omdat zij ervaren hoezeer zij daardoor in hun wetenschappelijke arbeid gehinderd worden. De organisatie van de wetenschappelijke arbeid en het wetenschappelijk onderwijs is in deze tijd een business geworden. Zij moet modern, efficiënt geregeld worden. Dat kan niet meer door één man gebeuren, ook niet door een oligarchische groep van vijf. Als wetenschapscentrum zal het nieuwe Leuven meer selectief dienen te worden. Ook wat de professoren betreft. Pendel-professoren, professoren-politici en professoren-zakenlui ondermijnen nu niet enkel de research, doch maken ook het meest elementaire contact met studenten onmogelijk. Verbeelding zal er nodig zijn om nieuwe opleidingstechnieken uit te denken in plaats van het zuiver ex cathedra onderricht, om de internationale uitwisseling van professoren te bevorderen, om de studenten van alle faculteiten in staat te stellen gastcolleges in vreemde talen te volgen. Binnen iedere faculteit zullen de prioriteiten in de specialisatie geprogrammeerd moeten worden in gezamenlijk overleg, zodat geleidelijk de nu soms ontbrekende team-geest tot stand kan komen. Zo zullen de structurele en psychologische voorwaarden worden geschapen waaruit groot wetenschappelijk groepswerk voort kan komen. Als Vlaamse universiteit (in 1964-65 telde Leuven-Vlaams 50,7% van alle Nederlandstalige studenten van België) zal Leuven aan duizenden Vlamingen zonder intellectuele en culturele traditie geassimileerde wetenschap en cultuur mee moeten geven op een meer aangepaste wijze dan dit in de vroegere eenheidsstructuur kon gebeuren. In tegenstelling met de Franstalige afdeling is de studentenbevolking van de Nederlandstalige sectie geografisch en sociaal veel meer gespreid. De invloed van de recente democratisering laat zich hier veel meer voelen. Meer dan de Franstaligen hebben de Vlamingen in het eigen Leuvens milieu behoefte aan hoogstaande Nederlandse en internationale cultuurvoorzieningen. Ook tegenover de grotere volksgemeenschap heeft Leuven, als grootste Vlaamse universiteit, voortaan een nieuwe leidinggevende rol te spelen. Van haar wordt een beslissende invloed verwacht op de wetenschappelijke en economische evolutie van Vlaanderen en op zijn culturele ontwikkeling. Zij zal nieuwe, wetenschappelijk verantwoorde ontwikkelingsperspectieven moeten openleggen, o.m. door de verdere uitbouw van haar sociaal-economische faculteit. Zij zal zich niet mogen laten obsederen door de mythe van haar ‘internationale uitstraling’, maar trachten zo degelijk te werken, dat zij internationaal mee kan spreken. Als katholieke universiteit tenslotte staat Leuven voor een herbezinning op haar bijzondere roeping. Hierbij zal het niet volstaan de leiding te deklerikaliseren (hoe dringend dit ook nodig wordt), noch de groeiende groep van min of meer ontkerstenden in de universitaire gemeenschap realistischer en zinvoller te benaderen (hoe verheugend de bloei van de nieuwe vormen van studenten- | |
[pagina 407]
| |
zielzorg ook reeds is). Het zal evenmin volstaan de terecht beroemde theologische faculteit nog te versterkenGa naar voetnoot5. Leuven zal het risico moeten durven lopen, een voortdurend open dialoog tussen de theologische faculteit en de andere faculteiten positief te bevorderen. Hier is misschien de meest diepgaande omschakeling nodig in de mentaliteit, ook van de lekenprofessoren. Zonder angst voor de ‘orthodoxie’ zullen hier eventueel gewaagde formules van interdisciplinaire approach aangedurfd moeten worden, bijvoorbeeld tussen de psychologie, resp. de geneeskunde en de moraal; tussen de sociologie en de ecclesiologie; tussen de moderne filosofie en de dogmatiek, zoals Leuven dat steeds gedaan heeft voor de filologie en de exegese. Dan zal Leuven niet een universiteit zijn met ‘katholieke oplossingen’ voor de steeds ingewikkelder wordende vraagstukken van de moderne samenleving, doch een in positieve zin geseculariseerde universiteit van katholieke professoren en studenten die, gedragen door de grondoriëntatie van het geloof, in dialoog met allen meezoeken naar de waarheid en meewerken aan de vermenselijking van de wereld. De volgende tien jaren zullen voor de Vlaamse Katholieke Universiteit Leuven beslissend zijn. Zij zal moeten bewijzen dat zij dank zij haar autonomie een originele bijdrage kan leveren zowel aan de wetenschap als aan de Kerk, zowel aan Vlaanderen als aan de wereld. En alleen door dit te bewijzen kan zij haar bestaan zelf rechtvaardigen. |
|