Streven. Jaargang 19
(1965-1966)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 342]
| |
Techniek en cultuur
| |
[pagina 343]
| |
vroeger heette dat de pelgrimstocht door het tranendal en de groei naar volwassenheid; de althans door sommigen gewenste groei naar de oecumene, of de europese politieke integratie en kiest U zelf de voorbeelden maar die U beter aanspreken. Maar leven is evenzeer de geelrijpende rogge voor mijn deur, de tocht van de paling uit de Sargassozee naar de kalme wateren van ons vaderland en het vrucht zetten in de boomgaarden. Hoe zeer waar ook, toch voelt U zich bij de beschouwing van de beide voorbeeldreeksen eigenlijk bedrogen, omdat het onderscheid tussen leven in het algemeen en specifiek menselijk leven verduisterd wordt. In beide series treffen wij aan: groei, ontwikkeling, verwerkelijking van wat er eerst niet was, maar wat er kon komen - moest komen. Maar alleen in de eerste groep voorbeelden uit het menselijke leven: de vrijheid, de keuze, de zelfgenomen beslissing na voorafgaand beraad, de reflectie. De reflectie, het ons nadien terugbuigen over een eerder genomen besluit, dit handhaven of verwerpen, omdat het ons wel of niet waardevol voorkomt. Dat doen wij overigens iedere dag: 50 jaar geleden vonden wij het zinvol om een eerste wereldoorlog te beginnen, vandaag om aardgas aan Duitsland te verkopen, belastingen te verlagen, kunstenaars te subsidiëren, Pietje zijn zakgeld in te houden omdat hij een ruit heeft bevoetbald, en met de trein naar Den Haag te reizen omdat men bij Oudenrijn zo vaak in de knoop raakt, enz. In grote en kleine zaken, particulier en collectief, in gezin en staat etc. komen wij terug op ons besluit of voeren wij dit uit: spreken wij over ons handelen een oordeel uit, en wel een waarde-oordeel: ‘moet je doen; laat maar; 't geeft niets; de moeite waard; waar is het goed voor?’ Waar is het goed voor? wel goed, niet goed? Welke maatstaf gebruiken we om tot deze uitspraak over wel goed of niet goed te komen? Dat is heel simpel: dat zijn wijzelf; het is wel of niet goed voor mij, ons gezin, ons dorp, onze school, ons bedrijf, ons land, ons Europa, onze wereld. Dat voornaamwoord ‘ons’ is niet herhaald uit overwegingen van letterkundig ritme of iets soortgelijks, maar omdat ik en wij allen in ons land en ons Europa en in onze wereld voortdurend bij die besluiten betrokken zijn, omdat wij in deze wereld moeten leven: groeien, ons ontplooien, mens worden en mens zijn. Daarom leren wij onze kinderen Grieks op het gymnasium, kopen we een tweede auto en een koelkast, werken wij tot de overlijdens-annonces in de krant niet meer op een pagina kunnen, gaan wij op vakantie naar Griekenland en Israël; duizend voorbeelden zo goed als één. En waarom dat allemaal, waarom? Omdat wij vinden dat het goed voor ons is. ‘Dat doet je goed, daar word je weer mens van’; of ‘Dat zal hem geen kwaad doen, daar wordt hij een man van’. De maatstaf bij de reflectie is ons mens zijn, onze menselijke ontplooiing.
Nu is dit allemaal heel mooi, maar het dekt alleen niet volledig de werkelijkheid; het bovengeschetste is een model, een vereenvoudigde voorstelling van de gang van zaken; een gekozen vereenvoudiging om wat inzicht in de gecompliceerde situatie van ons menselijk handelen te krijgen. Wanneer aan al ons handelen een expliciete reflectie ten grondslag lag zouden wij spoedig in een | |
[pagina 344]
| |
Rijks Psychiatrische Inrichting opgenomen zijn, dan wel tot praktisch volledige daadloosheid gereduceerd. Vaak handelen wij - vriendelijk uitgedrukt - vanuit een bepaald leefpatroon, dan wel uit sleur - onvriendelijk gezegd. Op het fietsje naar school, om half zeven warm eten met aardappeltjes, 's zondags naar de kerk, 's maandags naar de televisiefilm kijken, vakantie houden, woning inrichten, ons commentaar op de dingen van de dag: van gezin tot roodChina, opvoeding van de kinderen, enz. De reflectie is dan vaak verre. Tot zij plotseling weer doorbreekt als een wegend bezien: niet zo zeer van de daden apart als juist van de leefpatronen waarin de talloze separate daden pasten. Wij hebben allemaal wel het idee dat onze tijd zich nu uitvoerig bezighoudt met de reflectie over leefpatronen; illustratiemateriaal is thans overbodig. Maar dit is nog niet het eind van de pret. Wordt het fraaie model van het weloverwogen op bezinning rustende handelen minstens gecompliceerd en wellicht soms ontluisterd door sleur, patroon-handelen; een andere complicerende factor in onze spontaneïteit: ‘We kunnen het gewoon niet laten; het laat me niet met rust; ik zal het weten al moet de onderste steen boven komen’. Is de septuagint-vertaling van het Oude Testament nu echt door 70 alexandrijnse joden gemaakt? We klimmen de Eiger op langs alle wanden; is de natuur van het licht undulair of corpusculair,.... in een woord er is geen uitdaging - op welk gebied dan ook - die wij onbeantwoord hebben gelaten, geen prikkel waarop wij niet gereageerd hebben. Wij konden echt niet anders; wij zijn echt niet anders dan de klassieke stier en de bekende rode lap: de renaissance van de klassieke talen, de autonomie van het wijsgerig denken, onder water varen, stoom en elektriciteit bestuderen, idem gebruiken, industrialisatie, noodzakelijke urbanisatie, psychologie, sociologie, mechanisatie, non-figuratieve kunst, telecommunicatie - en wederom: gaat U maar door. En moet U dan ook niet vaak denken aan de zo welbekende aanstormende stier, waarvan de graad van reflectie toch nog steeds bescheiden genoemd moet worden?
Ik hoor langzamerhand een zeker gedruis ontstaan; dit artikel zou over techniek en cultuur gaan - over cultuur is nog geen woord gezegd en vele regels vroeger zijn wij in ons gesprek tot de overeenstemming gekomen, dat de techniek die wij moeilijk kunnen missen, ons gelijkertijd als een bedreiging voorkomt. En sindsdien converseerden we opgewekt over reflectie en sleur, leefpatronen en spontaneïteit als facetten van menselijk leven en handelen. En U voelt aan dat de tweederangs goochelaar nu de konijntjes - die hij er eerst zelf zichtbaar en onhandig ingestopt heeft - uit de hoed gaat halen: de konijntjes techniek en cultuur uit de hoed van het leven. Banale vergelijking, akkoord; desalniettemin cultuur en techniek zijn integrerende, onmisbare, onvervangbare facetten van menselijk leven. Want wat is cultuur anders dan dynamische kristallisatie van ons menselijk leven. Noodzakelijk dynamisch omdat leven bewegen is; en toch is cultuur vaak zo statisch dat de dood er nog levend bij lijkt - zorgvuldig in stand gehouden schijn-cultuur. | |
[pagina 345]
| |
Cultuur is dat dynamisch complex van menselijke verworvenheden dat ons wordt aangereikt door de diverse gemeenschappen waarin wij leven, op basis van welke verworvenheden het ons mogelijk wordt gemaakt tot grotere wasdom uit te groeien. Verworvenheden van gebrekkig en toch wezenlijk volwaardig menselijk handelen, de menselijke mogelijkheden kennend en peilend, deze tot nadere verwerkelijking brengend: arbeidsverdeling, communicatie, beeldschrift, alfabet, bestuur, zang.... enz. Verworvenheden waaraan reflectie ten grondslag lag - of er later onder was geschoven als een verantwoording; verworvenheden die gedachten en opvattingen van mensbeeld weerspiegelen; concepties omtrent gewenst, ideaal en verwerpelijk. Complexen van verworvenheden, die perspectieven openden die ons nu nog stil laten toezien, van wat eerst niet was en kort daarna kwam: Perzië, Egypte, Assyrië, Athene, Rome, Oxford, Bolog-na, Parijs. Gemeenschappen: stammen, steden, staten, streken, hebben voortdurend, doch niet altijd noch noodzakelijkerwijs, cultuur in de volle zin van het woord geschapen, omdat menselijk leven - waarvan de cultuur de tijdgebonden vormgeving is - sterker is dan wat ook. De ontroerende tentoonstelling, enige jaren geleden gehouden in het gemeente-museum te Arnhem van neolitisch aardewerk in Nederlandse bodem gevonden, was er om dit te bewijzen, naast ontelbare andere voorbeelden uit alle tijdperken van ons menselijk bestaan. En steeds opnieuw doch wederom niet altijd noch noodzakelijkerwijs - brachten deze gemeenschappen techniek voort. Maar techniek heeft toch niets met cultuur uit te staan? Inderdaad, die relatie behoeft niet, maar kan zeer zeker wel bestaan. Zo zeer zelfs dat wij grote en grootse perioden benoemen naar hun.... technisch kenmerk: steentijd, bronstijd, ijzertijd. Daarbij denkt U toch niet uitsluitend aan het gebruiken van bepaalde materialen: obsidiaan bijv., of het kunnen vervaardigen van zekere artefacten, een aardewerk kruik; integendeel in de eerste plaats aan een bepaald cultureel niveau, aan vormen van menselijk leven in al zijn uitingen en hun samenhang: rechtshandhaving, wetgeving, belastingsystemen, openbare diensten, mysteriespelen, oogstfeesten, metallurgie - een onuitputtelijke reeks. Een complex verworvenheden waar deze technische verworvenheden harmonisch in pasten. Als cultuur de verworvenheden omvat waarin mensgroei mogelijk is, dan is techniek ook een wezenlijk facet van cultuur. ‘Is dan volgens mij, auteur uit een technisch milieu, alle techniek tevens cultuur?’ Dat heb ik niet gezegd en niet bedoeld ook. Niet alle daden van groeperingen van mensen halen het niveau van menselijk handelen. In voorafgaande alinea's verbonden wij dit kwaliteitskenmerk aan de voorwaarde van reflectie en mensontplooiing. Maar dan is het evident dat ontwikkelen en bedrijven van techniek evenzeer het niveau van volwaardig menselijk handelen kan halen als andere menselijke activiteiten. Techniek kan cultuur zijn - maar behoeft dat niet te zijn, zoals ieder handelen van mensen cultuurschragend en creërend kan zijn maar het lang niet altijd is. U kunt toch niet schrijven als U geen schrijfmateriaal hebt: kleitabletten, papyrusrollen, potscherven, perkament, lompenpapier, krantenpapier. Is maken | |
[pagina 346]
| |
van schrijfmateriaal geen volwaardig menselijk handelen? - ja vaak wel, maar vaak ook niet; is schrijven cultuur, - ja vaak wel, maar beslist dikwijls ook niet. En dit voorbeeld is op analoge wijze aan te vullen met een zeer lange reeks: keramische techniek, vezeltechniek, techniek van vervoer, communicatie, administratie.... zonder eind. Techniek kan cultuur zijn, een facet ervan, een wezenlijk onderdeel ervan en tevens een basisvoorwaarde. De kansen op cultuur gelegen in de telecommunicatie vooronderstellen de techniek van de elektronica, die weer vele andere technieken nodig heeft. En zo kunt U doorgaan met reeds aangehaalde en niet geciteerde voorbeelden.
Er is dus geen echt probleem: techniek is cultuur; techniek is een facet van onze cultuur en er tevens een basisvoorwaarde van. Helaas neen - techniek kan cultuur zijn: de situatie is conditioneel. Want als er geen probleem was, dan hadden noch wij noch zo vele anderen behoefte gevoeld over dit onderwerp te spreken: dan had U de voorbeeldenreeks: steentijd, bronstijd.... reeds lang voortgezet met termen als ambachtstijd, industrietijd, staaltijd, lichtmetaaltijd, automatisatietijd, rakettijd, atoomtijd. En dan aarzelen wij; ja, die tijdperken bestaan wel, maar de vraag is of wij deze technische aanduidingen willen gebruiken voor het aangeven van culturele niveaus. Laten wij wel zijn, de bronstijd is zo ver van ons vandaan - in vele maatsystemen gemeten - dat de kennis van niet-vaklieden er toch maar nauwelijks adaequaat van genoemd kan worden. En de vaagheid in de tijd verhult menig scherp en onaangenaam facet. Maar wij spraken ook over cultuur als wezenlijk volwaardig maar evenzeer wezenlijk gebrekkig menselijk handelen. En met al deze restricties en nevenbeschouwingen in het hoofd naar eigen tijd kijkend blijft er aarzeling en onzekerheid.
Als ons moeitevol gesprek niet rijp is voor de schroothoop, moet het antwoord op onze onzekere vragen althans enigermate in de voorgaande pagina's vervat liggen. Dat er de laatste eeuwen in het westen sprake is geweest van handelen - wie zou het willen of kunnen ontkennen. Maar de vraag is of dit handelen het niveau van menselijk handelen heeft bereikt, of het voldoet aan de standaard van de reflectie, of de uitspraak van het waarde-oordeel meer positief of negatief is. Dan wel dat ons handelen verstrikt is geraakt in de bedreigingen van sleur en verstarde patronen, dan wel op drift is geraakt, gegrepen door de beweging van een te weinig getoomde spontaneïteit: de dolle stier, de rode lap; het op hol geslagen paard, nu blind voortdravend.... waar naar toe? U weet het antwoord - in eerste aanleg - net zo goed als ik; wij zijn geen van allen vreemdelingen in het Avondland en de meeste ivoren torens zijn al lang afgebroken. Ten aanzien van de natuurwetenschappelijke en technische ontwikkeling zijn de laatste eeuwen gekenmerkt door een verbazende activiteit; wij konden het - wij als groep, als gemeenschap, in stad en staat en waar ook - wij konden het gewoon niet laten, en waarom zouden wij ook? Spontane daadkracht op zich genomen is goed en groots in de mens, maar op zich blind, ongericht; tenzij de mens zelf aan deze kracht na rijp beraad richting en doel | |
[pagina 347]
| |
geeft. En hiermee is het grote woord gezegd: de daad wel; de reflectie, ho maar - c.q. achter de feiten aanhollend, wellicht nog onterender. Vult U als voorbeeld zelf de jaartallen maar in achter: de eerste toepassing van de stoommachine, de verschijning van Das Kapital, de encycliek Rerum Novarum, om de specimina dichter bij huis te vergeten. En denkt U nu niet dat dit een grapje is uit een voltooid verleden tijd. Voor het heden kunt U zich bedienen van een willekeurige lijst steekwoorden: massaproduktie, raketvoortstuwing, toenemende bedrijfsomvang, 600 of meer A- en H-bommen verspreid over de wereld in voorraad, toelevering etc. Daarom aarzelde U om de reeks steentijd enz. te voltooien met de term techniektijd omdat de techniek van de laatste eeuwen - die cultuur had kunnen en moeten zijn - niet steeds het niveau van volwaardig menselijk handelen heeft bereikt, door ons aller gebrek aan reflectie. Hetzij dat wij meegesleept werden door ons zelf, hetzij dat wij de vitaliteit niet konden opbrengen, vastzittend aan eigen gedachtenraam.
Zo tragisch als deze conclusie is, zo duidelijk is de remedie, zo moeizaam zal het herstel zijn. Tragisch omdat mogelijk mensengeluk niet is gerealiseerd. Wraakroepend wellicht ‘want voor God gaat geen traan verloren’, werd reeds in de twintiger jaren geschreven. Duidelijk, want er is voor mensen maar één remedie: de reflectie, het immer voortdurend beraad. Moeizaam - zijn wij in staat en bereid datgene te presteren waar generaties, waar eeuwen niet op voldoende wijze toe kwamen? Twee wereldoorlogen, de kernsplijting en kernfusie, netto wereldbevolkingstoename van 3 miljard in 40 jaar, groeiend bewustzijn door de ongelofelijke ontplooiing van de telecommunicatie hebben ons wel duidelijk gemaakt dat het niet erg lang meer uitgesteld kan worden - pompen of verzuipen: een meer in de historie voorgekomen situatie. Derhalve pompen wij, nu, U en ik. Dat voortdurend, nooit eindigend beraad. Dat dynamisch complex van verworvenheden waardoor menszijn mogelijk wordt. Aanvaarden dat de techniek niet een hobby is van knutselaars of monomanen. Vertrouwd gaan raken met de gedachte dat deze techniek een even wezenlijk als onmisbaar facet, onderdeel van onze cultuur is. Ons gaan bezinnen welke mogelijkheden deze techniek ons biedt. Ons realiseren dat de grenzen van dit kunnen naar wat wij thans kunnen bevroeden onvoorstelbaar ver liggen: ruimtevaart, agrarische en minerale grondstoffenvoorziening, mogelijkheden in biologische, medische en farmaceutische wetenschap, mechanisatie, automatisatie, produktiviteit. Niet er op neerziende als op het gepruts van mijn zoontje met zijn meccanodoos, maar accepteren als volwaardige menselijke creativiteit in onze cultuur. Er mee bezig zijn, ervan op de hoogte komen, erover praten waar U kan, er de mens in ontmoeten. Techniek is van onze cultuur, als wij er allen naar rato van onze situatie levend bij betrokken willen zijn, er ons zelf bij betrekken. Dit is één kant van ons spel om de techniek te plaatsen als cultuur, zoals dit zo broodnodig is. De andere kant van het spel is onze bezinning op de vraag hoe deze techniek tot onze mensgroei bijdraagt. Voor het eerst in de geschiedenis van de mensheid kan er aan gedacht worden een ‘free from hunger campaign’ op mondiaal | |
[pagina 348]
| |
niveau te voeren - n'importe hoever wij in deze eerste actie komen. Voor het eerst in de geschiedenis van de mensheid zal de verschaffing van het noodzakelijk geachte goederen- en dienstenpakket niet langer een voor velen volledig uitputtende arbeid zijn. Anders gezegd: de ons per hoofd ter beschikking staande energie enerzijds gecombineerd met proceskunde, mechanisatie en automatisatie verlenen ons werken een ongekende produktiviteit. Hele velden van menselijke creativiteit die tot op heden ongeëxploreerd moesten blijven liggen, komen geleidelijk in ons blikveld. Dienstbaarheid die altijd reeds een kenmerk was van werkelijk mensenbestaan zal nog veel duidelijker accent krijgen in het samen produceren en samenleven in noodzakelijkerwijs gecompliceerder structuren en grotere agglomeraten van wonen en werken. De veranderingen in Europa zijn al moeilijk voorstelbaar - wat dit alles voor Afrika, India, China, Zuid-Amerika in een angstwekkend tempo moet gaan betekenen zal ons op dit moment nog wel ontgaan, maar ook niet lang meer. Een mondiaal bewustzijn en verantwoordelijkheid wordt zowel door de telecommunicatie als door een latente atoom-calamiteit in de hand gewerkt. Wij zullen in de nabije toekomst meer nieuwe woningen moeten gaan bouwen dan tot nu toe in de hele wereldgeschiedenis bij elkaar. Zet U het zelf maar voort, a.u.b.
Zo stelt de cultuur van een technisch tijdperk ons voor geweldige, geheel nieuwe vraagstukken - van propositie en dimensie - zoals zij ons tevens ook mogelijkheden aanreikt die wij, mensen van 1965, nog slechts onvolledig doorzien. In deze situatie neemt ieder - op dynamische wijze - zijn plaats in: in het wetenschappelijk onderwijs, uitgezonden door de UNO naar een z.g. ontwikkelingsland, de planoloog, de dichter, de buschauffeur, de chemicus, de mediaevist, de arabicus, de rekenmachine-programmeur etc. In een nimmer eindigende bezinning; in discussie met eigen hart en dat van anderen. Is deze situatie zonder risico? Wie zou dat durven beweren? Maar is ze zonder perspectief? Goddank nee. En is het moedig vervullen van deze taak niet een nusynoniem van liefde? |
|