| |
| |
| |
Het politieke dogma
H.W. Tromp
Een zekere Barnet en een al even onbekende Raskin hebben onlangs een boek geschreven. Het heet: After Twenty Years: alternatives to the cold war in Europe (Random House, New York, 1965). Een wetenschappelijke verhandeling lijkt het niet. Daarvoor is het te goed geschreven. Maar het boek bevat een theorie die op veel politieke theorieën alvast vóór heeft, dat zij consistent is. Die theorie is te goed gedocumenteerd, te goed doordacht en te belangwekkend om het geheel als journalistiek geschrijf terzijde te leggen. Bovendien gaat het om de meest fundamentele vragen van de huidige politiek.
- De Amerikaanse politiek heeft zich twintig jaar lang laten leiden door een nachtmerrie en een droom. De nachtmerrie was die van het dreigende Sowjetrijk in Europa, dat door militaire invasies, chantage of een sluwe politiek macht en ideologie zou kunnen uitbreiden over het hele continent. De droom was die van een Atlantische eenheid. Beide zijn voorbij. Er zijn geen feiten om die theorieën nog enige grond te geven, als die er al ooit zijn geweest. -
Een dergelijk uitgangspunt is duidelijk. Er blijven enkele vragen. Eén antwoord is, het boek nu dicht te slaan. Zijn de onbekende heren Raskin en Barnet niet wéér twee extremisten, marginale figuren zonder enige verantwoordelijkheid, die uit waarschijnlijk psychopathologische gronden genoodzaakt zijn ten allen tijde afwijkende meningen te verkondigen? Dergelijke bruuske stellingen zijn al te gek. Er staat toch, dat zowel de Verenigde Staten als Westeuropa twintig jaar lang hun politiek hebben gebaseerd op volkomen onjuiste premissen. De loyaliteit van auteurs die dergelijke onbewezen opmerkingen tot uitgangspunt nemen voor een boek, dient wel eens nader te worden bezien.
Bovendien zijn er andere studies, die waarschijnlijk meer de moeite waard zijn. Daar is Kissingers laatste boek, The troubled partnership. Daar is Prof. Charles Lerche met The cold war.... and after. Een zekere Sidney Lens presenteert een werk waaraan eminente geleerden als Erich Fromm en Fred Warner Neal hun medewerking nebben verleend; het heet: The futile crusade. Anti-communism as american credo. Maar The troubled partnership gaat over de Nato. De koude oorlog is voorbij. De kruistocht heeft niets opgeleverd.
Misschien is het toch beter eens verder te bladeren in Raskin en Barnet.
| |
| |
Het gaat om het volgende.
Er is een theorie. Die theorie heeft als hoofdthese, dat het communistische blok de gehele wereld onder zijn invloed wil brengen. Deze stelling wordt met bewijzen gestaafd. Enige summiere aanduidingen van het bewijsmateriaal (dat voldoende bekend is): de oorlog met Finland, de bezetting van Oost-Polen in 1939, en de latere annexatie van dit gebied samen met het noordelijk deel van Oost-Pruisen. De inlijving van de Baltische Staten. De usurpatie van Hongarije, Roemenië en Bulgarije. Joegoslavië, Albanië. De Griekse burgeroorlog. Het bezethouden van het noordelijk deel van Perzië, kort na de oorlog. De staatsgreep in Tsjechoslowakije. De oprichting van de ‘Deutsche Demokratische Republik’ op het grondgebied van de Russische bezettingszone van Duitsland. De greep naar Berlijn, ingeleid met de blokkade. Het neerslaan van de Oost-duitse opstand in 1953 en van de Hongaarse revolutie in 1956. De muur door Berlijn in 1961; de - mislukte - stationering van raketten op Cuba in 1962. China. De bezetting van Tibet. De Koreaanse oorlog. Quemoy en Matsu. De aanval op India.
De opsomming is niet uitputtend, bovendien kunnen vrijwel dagelijks nieuwe bewijsstukken aan de lijst worden toegevoegd. Over Vietnam is nog geen woord gevallen, evenmin is gerept van Laos, Cambodja, Indonesië, Afrika en Latijns-Amerika. Als een theorie bewezen is, is het ook niet nodig dagelijks nieuwe bewijzen aan te voeren. Er is immers al voldoende materiaal om een diagnose te stellen. In dit geval heeft het er meer van, dat de destijds gestelde diagnose nog steeds juist is en dat er geen reden is de alom aanvaarde therapie die tot nu toe succesvol is gebleken, te verlaten.
Bovendien wordt de theorie niet alleen door de feiten gesteund. Er bestaat een communistische ‘ideologie’, een beginselverklaring, die als doelstelling uitbreiding van de leer over de gehele wereld openlijk proclameert. Er is niet eens zoveel behoefte aan een ‘objectieve’ analyse van de waargenomen feiten en ontwikkelingen. Deze openlijk en herhaaldelijk uitgesproken bedoelingen rechtvaardigen op zich al het politieke beleid, zoals dat door het Westen in de laatste twintig jaar is gevoerd.
Nu kan over elementen van dat politieke beleid - zeker in een democratie - uitvoerig worden gedebatteerd. Het had natuurlijk altijd beter, doeltreffender of economischer gekund. Maar op het ogenblik dat beslissingen moeten worden genomen, is vaak niet alle noodzakelijke informatie beschikbaar. Een ‘contingency-planning’, een voorbereiding op het ergste, is in het algemeen geen slechte politiek gebleken.
Het is begrijpelijk, dat elke aanval op een zo evidente en zo voortdurend juist gebleken theorie dan een lichte wrevel opwekt. Een volgende stap is gewoonlijk om na te gaan, uit welke hoek de aanval komt. Ze komen immers meestal uit dezelfde hoek: een rode, roze, in ieder geval gekleurde.
Raskin en Barnet maakten deel uit van de staf van de Amerikaanse President, werkten op het State Department, de ‘Arms Control and Disarmament Agency’, vervulden functies bij de staf van de ‘National Security Council’, en fungeren
| |
| |
nu als regeringsadviseurs (Barnet bij het ministerie van Defensie). Beide zijn directeuren van het ‘Institute of Policy Studies’ in Washington.
Er zijn goede redenen om het poütieke dogma van de laatste twintig jaar opnieuw te bezien. Er bestaan scheuren in de allianties. Er zijn problemen die binnen de oude concepten niet kunnen worden opgelost. Er zijn nieuwe problemen, die in de oude benadering in het geheel niet passen - en dus óók niet kunnen worden opgelost. Dat daarnaast de actuele situatie een pijnbank is voor ethici die hem moeten rechtvaardigen, en tot politieke anomie leidt voor wie probeert te begrijpen, is nog maar een bijkomstig argument. (Voor wie het concept ‘democratie’ ter harte gaat, zal het echter minder bijkomstig zijn). Het gehele politieke bedrijf is ondoorzichtig, verward, tegenstrijdig, en wellicht gevaarlijk. Nu bestaat er een wetenschappelijke methode die met enig succes in de afgelopen eeuwen is gehanteerd in het doorlichten, analyseren en oplossen van technische (biologische, medische) problemen. Het zou misschien verhelderend kunnen werken, deze methodologie eens te betrekken op sociale en politieke problemen - met name op de actuele politiek.
Het begrippenschema waarmee een willekeurig probleem te lijf kan worden gegaan, is in een eenvoudige vorm terug te brengen tot een probleemstelling, een hypothese (het mogelijke antwoord op het probleem. Een samenhangend en innerlijk niet tegenstrijdig geheel van hypothesen dat een stuk werkelijkheid tracht te verklaren heet theorie), en tenslotte, het onderzoek. Het exact formuleren van elk van de drie delen van deze triptiek is een van de grote moeilijkheden van elk sociaalwetenschappelijk onderzoek. Woorden brengen begrippen over - maar niet exact. Zij wekken associaties op - maar niet dezelfde. Operationaliseren van begrippen b.v. in mathematische abstracties, in code (gaatjes in ponskaarten), is dan ook een vroom streven én een stuk werkelijkheid van het sociaalwetenschappelijk onderzoek.
Ten eerste de probleemstelling: er is een communistische dreiging. Dat is een stelling: zonder onderzoek is het een (veronderstelling, een hypothese. Het kan ook als probleemstelling worden geformuleerd. Dan heet het: ‘is er een communistische dreiging’. Een belangwekkende vraag - zeker rond 1945 -, maar die vraag moet wel worden geplaatst in een iets ruimere context. De dreiging van de Spaanse griep bestaat ongetwijfeld, maar wordt overschaduwd door andere gevaren. In dit geval moet de probleemstelling dus iets ruimer worden geformuleerd. Is er een dreiging? Worden wij bedreigd? Als de indruk bestaat dat zulks het geval is, volgt het antwoord: ja - en dat is een hypothetisch antwoord. Nu dient het onderzoek te volgen.
Bijvoorbeeld. In welke factoren valt die dreiging uiteen? Hypotheses: communistische ideologie, militaire dreiging, machtsstreven, economische factoren, racistische tegenstellingen, culturele en andere tegenstrijdigheden, historische rancunes. In welke richting werken deze factoren? Racisme werkt in de richting van het bevorderen van tegenstellingen, de communistische ideologie wil tegenstellingen opheffen. M.a.w. werkten alle achterhaalbare factoren in één richting, parallel lopend of convergerend, of niet? Het zijn allemaal vragen die al bij een
| |
| |
voorzichtige oriëntering moeten worden gesteld, zo mogelijk als voorwaarde voor een begin van politiek handelen. Een historicus zal dergelijke vragen zeker ooit stellen - honderd jaar later, als hij tracht te verklaren hoe het allemaal zo gekomen is. Voor het bedrijven van een politiek is het dan te laat.
Het merkwaardige is, dat in de loop van die twintig jaar dergelijke vragen wél zijn gesteld en, vaak na grondig onderzoek, ook zijn beantwoord. Maar hun uitkomsten hebben het totaalbeeld van de heersende politieke theorie niet veranderd. In het algemeen geldt immers dat wanneer onderzoekingen resultaten opleveren die niet in een theorie passen, één van de twee fout moet zijn. Herziening van een theorie ligt misschien wat gemakkelijker, als het gaat om fundamenteel wetenschappelijk onderzoek. Er zijn geen gevestigde belangen bij de handhaving van een theorie. Pas wanneer zich een ‘school’ heeft gevormd komen er wat moeilijkheden. In politieke aangelegenheden is wijziging, laat staan fundamentele herziening van politieke theorieën vrijwel onmogelijk. Zeker in een democratie wordt van iedereen verwacht - het is een bijna dwingende verplichting - dat hij zich committeert, en er is geen tijd voor rustig, koud, objectief en onbevooroordeeld onderzoek.
Vaak is er zelfs geen mogelijkheid om tot een enigszins genuanceerde probleemstelling te komen. Nog is een theorie niet opgesteld, of zij is welhaast onaantastbaar. Een theorie is immers een verklaring van de werkelijkheid - de politieke werkelijkheid. De structuur waarin het politieke handelen plaatsvindt, laat weinig ruimte voor herroepen van verklaringen, het fundamenteel herzien ervan en het daarmee annonceren van een zeker falen.
Pas een totaal fiasco van een politieke theorie en het op grond van die theorie uitgewerkte praktische beleid, kan leiden tot herziening van de premissen - als het dan nog kan, of als het nog enige zin heeft. In veel sectoren van het sociale en economische beleid behoeft het allang niet meer zover te komen: stakingen zijn b.v. in Nederland langzamerhand een onbekend verschijnsel geworden. Op het gebied van de internationale betrekkingen is echter nog weinig plaats voor een herziening van de probleemstelling, een hernieuwde factoranalyse, een nieuwe theorie, een empirisch - en van dag tot dag bijgehouden - onderzoek. Het fiasco van een politiek in de internationale betrekkingen heet echter niet ‘staking’. Het heet ‘oorlog’. Clausewitz mocht 150 jaar geleden oorlog nog definiëren als voortzetting van de politiek met andere middelen. In 1965 kan de definitie misschien beter luiden: oorlog betekent de erkenning van het falen van een politiek, om de gestelde doelen te bereiken.
Zo blijkt - na twintig jaar - dat de theorie van de Russisch-communistische agressie in wetenschappelijke zin een slechte theorie is. Zij geeft iets van de werkelijkheid weer, maar niet de gehele politieke werkelijkheid die zij tracht te verklaren. Een theorie is pas houdbaar, als er na grondig onderzoek géén feiten aan het licht zijn gekomen die ermee in strijd zijn. Déze theorie geeft uitsluitend de feiten die erin passen - of, nog erger, interpreteert feiten aldus, dat ze de theorie ondersteunen. Dat is geen bewijs.
De zo overtuigend lijkende bewijsvoering is niet in staat bepaalde feiten te
| |
| |
verklaren, terwijl over het geheel genomen toevoegingen bij elke interpretatie noodzakelijk zijn. Zo is waar, dat Hongarije, Roemenië en Bulgarije binnen de communistische invloedssfeer werden gebracht. Maar er moet voor een enigszins juiste evaluering aan worden toegevoegd dat deze naties samen met Duitsland tegen Rusland hebben gevochten, en dat de uitbreiding van de Russische invloedssfeer over deze landen een vrij logische consequentie was van de He wereldoorlog. Voorts is belangrijk te weten, dat deze invloedssferen werden afgebakend op de conferenties te Teheran, Yalta en Potsdam. Wat tenslotte nog als houdbaar element van het ‘bewijsstuk’ overblijft, is de onvoorziene vestiging van communistische regimes aldaar, met geweld van wapens. Dat iets anders moeilijk kon worden verwacht, terwijl dat zeker nog niet als onderdeel van een wereldverovering behoeft te worden gezien, wordt meestal niet in de beschouwing betrokken. Een ander voorbeeld: de Tsjechische staatsgreep. Van militaire agressie was geen sprake. 38% van de bevolking had communistisch gestemd - en binnen onze invloedssfeer zijn staatsgrepen zonder enige instemming van de bevolking niet onbekend. De Russische bezettingszone van Duitsland wordt inderdaad tot een communistische staat omgebouwd - maar niet dan nadat de samenwerking in een viermachtenbestuur is mislukt, en dat niet alleen door de schuld van de Russen. De vorming van de Bizone o.a. heeft naderhand de verdragen en overeenkomsten voor beide partijen in juridisch opzicht wel erg betwistbaar gemaakt. Dat achter de blokkade van Berlijn behalve ideologische en agressieve bedoelingen wel eens uiterst triviale economische en politieke redenen konden staan, past niet goed in de geijkte theorie. Dat het voortdurende Berlijn-offensief ook verklaard kan worden uit organisatorische en economische redenen, is weinig bekend. Pas wanneer men zich voorstelt hoe het Westen zou reageren op een Russisch-communistische
enclave, 200 km buiten het IJzeren Gordijn, compleet met radio en televisiezenders, een militaire bezetting, spionage en propaganda-organen enz., kan enig begrip voor een andere dan ideologische motivering worden opgebracht. De muur in 1961 bezegelt overigens voorlopig het einde van de Oostelijke poging om nog ooit West-Berlijn in handen te krijgen.
Dat de Griekse opstand op een mislukking uitloopt, heeft veel te maken met Westerse steun, maar ook wel wat met Stalins opvattingen over verdragsverplichtingen (zie Djilas' gesprekken met Stalin). China bezet Tibet, vroeger al eens deel van het Chinese rijk China bezet Hongkong niét, en verdrijft de Portugezen niét uit Macao (India doet dat wel in Goa). China heeft grens-geschillen met India - over een grens die destijds nogal eenzijdig door de Engelsen is vastgesteld, voorzover ze dat al ooit hebben gedaan. (China heeft ook grensgeschillen, om soortgelijke reden, met Rusland). Tot december 1965 zijn er geen Chinese troepen in Vietnam, Laos, Thailand, Cambodja, terwijl deze landen al jarenlang economische en militaire steun krijgen van de Verenigde Staten. Er staan 170.000 Amerikanen in Vietnam, 22.000 Zuidkoreanen, bovendien Australiërs en Nieuw-Zeelanders. De theorie stelt echter dat China een agressieve natie is (China is door de V.N. als agressor veroordeeld, in Korea).
| |
| |
Hetzelfde geldt voor de Sowjet-Unie. Beide theorieën hebben een dogmatisch karakter. Wie eraan twijfelt, is een ketter.
Daarnaast wordt de waarde van de ideologie als basis voor de communistische expansiedrang waarschijnlijk al evenmin op zijn juiste waarde geschat. Dat élke religie, élk ideologisch stelsel per definitie aanspraak moet maken op verbreiding van het heil over de gehele wereld, is een overweging die een plaats verdient bij het nawegen van het gewicht van de communistische ideologie. Dat de historie van alle ideologische en religieuze stelsels nogal wat te maken heeft met de culturele en maatschappelijke context waaruit ze voortkomen, wordt al even nauwgezet over het hoofd gezien. Oosterse religies delen in het algemeen de pretentie van elke religie, het enige en ware geloof te zijn, maar een expansie met gebruik van militaire middelen is daar niet in die mate aan verbonden geweest. De psychologie kent het begrip projectie. Islam en Christendom hebben wél machtsmiddelen gebruikt. Wordt hier wellicht het eigen verleden op een andere ideologie geprojecteerd? Tenslotte zijn Islam en Christendom vaak wel met geweld van wapens verbreid - maar dat een religie zich niet met geweld van wapens laat tegenhouden, is uit hun eigen historie ook gebleken.
De bewijsvoering is in wetenschappelijk opzicht géén bewijsvoering. De theorie lijkt onjuist: als zij juist is, dan niet op deze gronden. Welke theorie de werkelijkheid waar het hier om gaat, dan wel zou kunnen verklaren, is daarmee niet gezegd. Een totale omdraaiing van de bewijsvoering is in wetenschappelijk opzicht natuurlijk al evenmin houdbaar. Ook al lijkt het soms alsof een dergelijke omkering, in de zin dus van een ‘Westelijk expansionisme’, over een betere argumentatie beschikt. Maar argumenten zijn geen bewijzen. Waar het hier om gaat is, de relativiteit van politieke theorieën te benadrukken. Dat is belangrijk. Op grond van een dergelijke theorie wérd en wórdt beslist over leven of dood, oorlog of vrede, armoede of rijkdom, dictatuur of democratie.
Twee redenen dus voor een kritische overdenking van de fundamentele kwesties waarop het politieke beleid is gebaseerd. Eén vanuit de wetenschappelijke methodiek: de theorie waarop het politieke beleid tot nu toe was gebaseerd, is niét bewezen en mogelijk fundamenteel onjuist. De tweede reden: duidelijk is dat de concrete problemen van 1965 binnen het oude ‘framework’ niet kunnen worden opgelost, en dat een fiasco dreigt.
Raskin en Barnet's boek stelt de eerste reden nauwelijks aan de orde. Terecht. Het heeft geen zin verwijten te maken. Het heeft wél zin, een nieuwe diagnose te stellen, en op grond daarvan tot een constructievere politiek te komen. De Duitse hereniging, de proliferatie van kernwapens, de langzamerhand bijna onvermijdelijk grote oorlog tussen China en de Verenigde Staten, de veiligheid van Europa, de economische stabiliteit en groei, de rassenproblematiek, de groeiende tegenstellingen tussen de rijke en arme wereld - het zijn problemen die in het oude concept van ‘koude’ oorlog tussen communisme en democratie geen plaats, en geen oplossing vinden.
|
|